ECLI:NL:OGEAM:2021:14

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
SXM202001117
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer bij bank wegens niet toegestane transacties

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, een bank. De werkneemster was sinds 1 november 2004 in dienst als General Teller en had een salaris van NAf. 4.320,00 per maand. De werkgever heeft de werkneemster op staande voet ontslagen omdat zij haar bankrekening had gebruikt voor niet toegestane transacties, ondanks eerdere waarschuwingen. De werkneemster had een eenmanszaak opgericht en ontving betalingen op haar rekening die niet gerelateerd waren aan haar werkzaamheden bij de bank. De werkgever stelde dat dit een conflict van belangen vormde en dat de werkneemster de integriteitsregels had geschonden. De werkneemster betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en vorderde schadevergoeding en de nietigheid van het ontslag. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever terecht had gesteld dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. De werkneemster had niet tijdig gemeld dat haar rekening werd gebruikt voor zakelijke transacties en had de werkgever niet op de hoogte gesteld van de betalingen die zij ontving. Het Gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en wees de vorderingen van de werkneemster af. De werkneemster werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202001117
Beschikking d.d. 3 februari 2021
inzake
[de werkneemster],wonende in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werkneemster,
gemachtigde: mr. R.E. DUNCAN,
tegen
de naamloze vennootschap
[de werkgeefster],gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. J. VEEN.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 17 november 2020,
producties van de werkgever,
verweerschrift van de werkgever,
pleitaantekeningen van de werkneemster.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2021. De werkneemster, bijgestaan door haar echtgenoot, is verschenen. Namens de werkgever is geen vertegenwoordiger ter zitting verschenen. Beide gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Sinds 1 november 2004 bestaat tussen partijen een dienstverband. De werkneemster vervult de functie van General Teller bij de bank van werkgever en verdient een salaris van NAf. 4.320,00 per maand.
2.2.
De werkneemster is ook klant van de werkgever; zij heeft een
salary accounten een
savings account.
2.3.
In artikel 3 van de arbeidsovereenkomst is vermeld:
“Also applicable to this labour agreement are the working conditions for the employees of Maduro & Curiel’s Bank N.V. and its subsidiaries, of which the employee will receive from the employer free of charge a complete copy, as far as in this agreement no deviations have been made from that. (see at the foot of this contract under “Particular stipulations”).”
2.4.
In de Guidelines for Business Conduct (pagina’s 15 en 16) staan onder andere de volgende regels genoemd waaraan de medewerkers van de werkgever zich moeten houden:
Outside Business Interests
It is considered a conflict of interest for an employee and therefor prohibited to conduct business other than Bank business on Bank time and/or utilize Bank equipment and/or facilities to conduct any outside interest/business, unless prior approval has been obtained from the Human Resources Department. Furthermore, the acquisition or any business interest or the participation in any business activity outside the Bank and banking hours, which would create an excessive demand upon the time and attention of the employee and thus deprive the Bank of the employee’s best efforts on the job, is considered a conflict of interest and requires prior approval from the Human Resources Department. Additional employment for companies which compete with the Bank will generally not be approved.
(…)
Employees are not allowed to use their accounts at MCB for other purposes than normal personal and household related transactions. For example: (1) conducting transactions from the employee’s account for and on behalf of other persons or companies on a structural basis is prohibited and (2) using the account for transactions that are related to activities that are contrary to the Bank’s core business and (3) comingling personal funds with business funds (e.g. treating business funds as personal money).
Additional Employment while in the Bank’s Employment
Prior to making any commitment for employment of any kind while in the Bank’s services, gainfully or otherwise, employees must discuss and obtain approval for possible part-time employment or other business activities outside Bank working hours with their Manager/Department Head and obtain approval from local Management.
(…)
The Human Resources Department will take the risks of corruption, e.g. bribery and conflicts of interest, into account in the approval process of an Employee’s request to make any commitments for additional employment of any kind while in the Bank’s service.”
2.5.
In 2015, 2016, 2017 en 2018 verklaart de werkneemster schriftelijk dat zij van deze regels kennis heeft genomen.
2.6.
Een uittreksel uit het handelsregister van 10 december 2020 toont aan dat op 2 mei 2016 de eenmanszaak [A] is opgericht. Deze is eigendom van de werkneemster. Per 15 september 2020 is aangetekend dat de onderneming
“inactive”is.
2.7.
De werkgever heeft geconstateerd dat de volgende bedragen door het Land Sint Maarten op de
salary accountvan de werknemer zijn overgemaakt:
31 januari 2020 NAf. 35.650,00
2 april 2020 NAf. 35.650,00
6 juni 2020 NAf. 33.900,00
3 augustus 2020 NAf. 35.650,00
31 augustus 2020 NAf. 35.650,00
2.8.
Op 3 maart 2020 meldt de werkneemster, door middel van het voorgeschreven formulier, aan de werkgever dat:
“I have business activities outside Bank hours”. In de begeleidende brief schrijft de werkneemster onder andere het volgende hierover:
“The company is primarily managed by my spouse and as such does not demand any use of my time or efforts while I am employee with the company [GEA: bedoeld hiermee is de werkgever].
The company [GEA: bedoeld hiermee is de eenmanszaak] has been active since 2016 and recently in 2019 obtained active contracts for execution of works. As said agreements have been initiated, the responsibility of the company to organize the correct accounts to follow AML regulations and other monetary guidelines aimed at controlling money laundering and tax evasion etc.”
2.9.
Blijkens een notitie onderaan de brief is dit op 8 juni 2020 door de werkgever met de werkneemster besproken en is gezegd dat er geen business account zal worden geopend op haar naam en dat op 12 juni 2020 de werkneemster een beslissing zal nemen
“between work + business”.
2.10.
Bij brief van 8 juli 2020 bericht de werkgever onder andere het volgende aan de werkneemster:
“On March 2, 2020 even before submitting this request to management you proceeded to apply to have an business account opened for the said business at [de werkgever].
The Bank will not honor your request to operate any business, as your current function at the Bank allows for you to credit customers’ accounts. You also have access to business transactions of similar type of businesses subsequently granting you a privileged position towards your competitors, which is a conflict of interest where your business is concerned.
The opening of your Bank account in name of [de eenmanszaak] has therefore been declined.
Please be advised that failure to discontinue your outside business activities no later than Friday, August 7, 2020 will lead to a termination of our employment agreement with you.
We therefore, look forward to hearing from you soonest, hoping that you understand the seriousness of this matter.”
2.11.
Op 14 juli 2020 krijgt de werkneemster een schriftelijke waarschuwing van de werkgever met betrekking tot de hiervoor genoemde bijschrijvingen op de
salary account. De brief eindigt met:
“Finally, we hope that going forward no further incidents of this nature, in which you are involved in, in any way will occur. We therefore reiterate, any further occurrence of such incident, as stated above will result in your immediate dismissal.”
2.12.
Bij brief van 1 september 2020 wordt de werkneemster op staande voet ontslagen. In de brief wordt verwezen naar de bovenvermelde crediteringen op haar
salary accountvan 3 en 31 augustus 2020 en naar de eerdere correspondentie. Als dringende reden wordt genoemd het gebruik van de
salary accountals zakelijke rekening voor de eenmanszaak.
2.13.
Bij brief van 15 september 2020 wordt de nietigheid van het ontslag op staande voet namens de werkneemster ingeroepen.

3.Het geschil

3.1.
De werkneemster vordert dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen neemt:
Primair:
de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nietig te verklaren en de werkgever te veroordelen tot doorbetaling totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd,
de werkgever te veroordelen het ten onrechte ingehouden loon vanaf september 2020 te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhogingen en de wettelijke rente,
Subsidiair:
voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is beëindigd en de nodige voorzieningen te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst,
de werkgever te veroordelen om aan de werknemer schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet, althans een billijk bedrag als schadevergoeding op te leggen,
Primair en subsidiair:
de werkgever te veroordelen buitengerechtelijke incassokosten te betalen,
de werkgever in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de vorderingen van de werknemer af te wijzen, met diens veroordeling in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant blijken voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Het beoordelingskader voor de rechter ziet er als volgt uit. Bij de vraag of sprake is van een dringende reden, dienen alle omstandigheden van het geval, bezien in hun verband en samenhang, te worden afgewogen. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de aard en de ernst van de aan de werkneemster verweten gedraging, maar moeten ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werkneemster de dienstbetrekking heeft vervuld in de afweging worden betrokken. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werkneemster, zoals leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor haar zal hebben. Ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (HR 20 april 2012, LJN:BV9532). Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.
4.2.
De werkneemster voert allereerst aan dat de voormelde Guidelines nietig zijn wegens strijd met artikel 7A:1613i lid 1 onder 2 BW; het betreft een reglement dat niet is neergelegd ter griffie. Het Gerecht is van oordeel dat dit verweer niet opgaat. In de arbeidsovereenkomst wordt immers reeds vermeld dat aanvullende regelingen gelden. Verder is het zo dat de werkneemster in vier opeenvolgende jaren schriftelijk akkoord is gegaan met deze Guidelines. Daarmee is er sprake van dat de Guidelines onderdeel van de arbeidsovereenkomst zijn geworden; zij zijn immers elke keer weer specifiek met de werknemer overeengekomen.
4.3.
De werkneemster voert verder aan dat de Guidelines nietig zijn wegens strijd met artikel 7A:1613j BW. Deze zouden in 2017 voor het laatst op, zo begrijpt het Gerecht, het interne netwerk van de werkgever zijn geplaatst. Ook dit verweer gaat niet op; de werkneemster heeft immers in 2018 nog schriftelijk bevestigd dat zij akkoord gaat met de regels.
4.4.
Verder voert de werkneemster aan dat de werkgever niet het recht heeft om de werkneemster voor te schrijven hoe zij met haar persoonlijke rekening en gelden moet omgaan. Het Gerecht overweegt dat betreffende de bankrekening de werkgever dat recht wel degelijk heeft. In de eerste plaats omdat dit blijkt uit voormelde Guidelines waar de werkneemster mee akkoord is gegaan. Verder omdat, zoals na ondervraging door de rechter ter zitting is komen vast te staan, de werkneemster bevestigt dat een
salary accountniet is bedoeld om andere gelden dan loon en huishoudelijke inkomsten en uitgaven op te administreren. De werkneemster stelt dat de werkgever niet mag voorschrijven hoe de werkneemster met haar eigen geld mag omgaan. Dat klopt natuurlijk, maar de werkgever voert terecht aan dat zij dit ook nooit heeft gedaan. Het gaat haar enkel om het gebruik van de
salary accountvoor een ander doel dan waarvoor deze ten behoeve van de werkneemster is geopend. Dat gebruik is niet overeengekomen en bovendien in strijd met haar integriteitsbeleid als vervat in voormelde regels.
4.5.
Ook het door de werkneemster gedane beroep op artikel 7A:1613q BW gaat gelet op het voorgaande niet op. Er is namelijk geen sprake van een beding op grond waarvan de werkneemster zich verplicht haar loon op een bepaalde wijze te besteden of bij een bepaalde persoon daarvan spullen aan te schaffen.
4.6.
Verder voert de werkneemster in de processtukken het volgende aan. Het Land betaalt NAf. 35.650,00 aan haar onderneming wegens de in opdracht van het Land verrichte schoonmaakwerkzaamheden. Daar heeft de werkneemster personeel voor in dienst; zijzelf werkt niet in de onderneming, althans niet tijdens werktijd van de werkgever. Zij heeft de gelden van de rekening opgenomen; deze is niet gebruikt voor overmakingen. Naar aanleiding van de ondervraging door de rechter op de zitting hebben de werkneemster en haar echtgenoot het volgende verklaard. De onderneming werkte voorheen met cheques. Vanwege de lockdown, als gevolg van de Covid-19 pandemie, is het Land gaan betalen op de
salary account. Dat was niet op instructie van de werkneemster maar is door het Land spontaan gedaan; mogelijk omdat deze bankrekening bij de Ontvanger bekend was. De reden dat de onderneming op naam van de werkneemster staat is dat haar man meerdere ondernemingen heeft en haar wilde helpen financieel onafhankelijk te worden. Geprobeerd is om de werkgever zover te krijgen de
salaryof
savings accountom te zetten naar een en/of rekening en om toestemming te krijgen daarop zakelijke inkomsten te ontvangen, maar daar ging de werkgever niet in mee. Een en ander wordt door de werkgever betwist, al dan niet bij gebrek aan wetenschap.
4.7.
Uitgaand van voormeld toetsingskader stelt het Gerecht het volgende voorop. Een bankinstelling als de werkgever heeft er alle belang bij dat er een uitgeschreven integriteitsbeleid is en dat haar medewerkers zich daaraan houden. Terecht verwijt de werkgever aan de werkneemster dat zij te laat haar ervan in kennis heeft gesteld dat zij de
salary accountgebruikte voor de inkomsten die aan haar eenmanszaak toekomen. Immers, de eerste overschrijving dateert van 31 januari 2020 en pas op 3 maart 2020 meldt de werkneemster dat zij nevenwerkzaamheden heeft. Terecht ook wijst de werkgever erop dat in januari 2020 nog geen sprake was van een lockdown op Sint Maarten. Pas in maart 2020 werd deze ingevoerd. De werkgever laat er in de contacten die daarop mondeling zowel als schriftelijk volgen geen misverstand over bestaan dat zij niet akkoord is met het gebruik van de
salary accountom bedragen ten behoeve van de eenmanszaak te ontvangen. Desalniettemin gaan de betalingen door het Land op deze bankrekening gewoon door. Door de werkneemster en haar echtgenoot is aangevoerd dat zij hun best hebben gedaan om het Land ervan te overtuigen te stoppen met de betaling van deze gelden op de
salary account,maar dat is op geen enkele wijze aangetoond. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat de werkneemster onvoldoende haar afspraken met de werkgever over het gebruik van de
salary accountheeft nageleefd; zij heeft te laat gemeld dat deze wordt gebruikt voor niet-huishoudelijke inkomsten en zij heeft niet bewerkstelligd dat de betalingen door het Land werden gestaakt.
4.8.
Anders dan de werkneemster aanvoert, vormen deze gedragingen wel zodanige dringende redenen voor de werkgever dat van haar redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat de dienstbetrekking zal voortduren. Zoals gezegd is voor een bank de naleving van integriteitsregels van groot belang. Hieraan doet niet af dat de werkneemster een lang, overwegend onberispelijk dienstverband heeft.
4.9.
Het Gerecht moet ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de werkneemster. Daarover heeft zij echter niets gesteld. Terecht voert de werkgever aan dat uit haar onderneming voldoende inkomsten lijken te komen zodat niet dan wel onvoldoende is gebleken van een inkomensval als gevolg van het ontslag op staande voet.
4.10.
Dit betekent dat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Daarop stuiten alle vorderingen van de werkneemster af.
4.11.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werkneemster in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt de werkneemster in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 3 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in aanwezigheid van de griffier.