ECLI:NL:OGEAM:2021:13

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
SXM202000820
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens dringende reden na malversaties door bankmedewerkster

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap naar vreemd recht, de werkgeefster, en een werkneemster die in dienst was als Customer Service Representative. De werkneemster was op 9 juli 2007 in dienst getreden en had een bruto maandsalaris van NAf. 3.071,67. De werkgeefster verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden, die voortvloeide uit malversaties met contante gelden. De werkneemster was geschorst met behoud van salaris op 12 maart 2020, terwijl een onderzoek naar haar handelen werd uitgevoerd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2020 en de voortzetting op 13 januari 2021, werd vastgesteld dat de werkneemster een bedrag van NAf. 300,00 uit de kassalade had gehaald en dit had gebruikt om een rekening van een klant te debiteren, terwijl deze klant het bedrag niet had ontvangen. De werkneemster erkende een fout te hebben gemaakt, maar het Gerecht oordeelde dat haar handelen verwijtbaar was en dat er sprake was van ontvreemding. Het Gerecht concludeerde dat de werkneemster niet in staat was om de terechte vragen van de werkgeefster adequaat te beantwoorden.

Het Gerecht oordeelde dat de dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanwezig was, ondanks het feit dat de werkneemster een lange en onberispelijke dienstverband had. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden en de werkneemster werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgeefster op NAf. 450,00 aan griffierecht, NAf. 232,50 aan oproepingskosten en NAf. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde werden begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202000820
Beschikking d.d. 3 februari 2021 (bij vervroeging)
inzake
de vennootschap naar vreemd recht [de werkgeefster],
gevestigd in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werkgeefster,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,
tegen
[de werkneemster],wonende in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkneemster,
gemachtigde: mr. J.G. SNOW,

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties, ontvangen op 3 september 2020,
  • extra producties van de werkneemster,
  • producties van de werkgeefster,
  • verweerschrift van de werkneemster,
  • pleitnota van de werkgeefster,
  • tussenbeschikking van 10 november 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 november 2020 en is, zoals is bepaald in de tussenbeschikking, voortgezet op 13 januari 2021. Partijen en gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De werkneemster (geboren op …. 1986) is met ingang van 9 juli 2007 in dienst getreden. Haar functie is Customer Service Representative bij de bank van de werkgeefster. Haar bruto maandsalaris bedraagt NAf. 3.071,67.
2.2.
Bij brief van 12 maart 2020 is de werkneemster met behoud van salaris geschorst
“… pending the completion of our investigation into your possible involvement in an unauthorized removal of cash form the customer’s account, Mr….”.
2.3.
Bij brief van 31 augustus 2020 schrijft de werkgeefster aan de werkneemster dat het onderzoek is afgerond. Verder:
“Based on the afore and the policy of the bank, the labor relationship cannot be continued with you. Given the completion of the investigation, the suspension issued to facilitate has herewith ended. You are however placed on non-active duty pending the outcome of the request filed by the bank to dissolve the labor relationship with you for urgent reasons.”

3.Het geschil

3.1.
De werkgeefster verzoekt het Gerecht,
primair, de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden, bestaande uit een dringende reden.
Subsidiairverzoekt zij het Gerecht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewijzigde omstandigheden.
3.2.
De werkneemster vraagt het Gerecht om het verzoek van de werkgeefster af te wijzen, althans toe te wijzen maar dan met een redelijke vergoeding.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Het werk van de werkneemster bij de bank komt erop neer dat zij aan de balie klanten helpt met hun financiële transacties; vaak contante gelden. Door verschillende camera’s worden haar handelingen waargenomen en vastgelegd. In de tussenbeschikking is bepaald dat op zitting deze videobeelden moeten worden bekeken. Dat is gebeurd op de zitting van 13 januari 2021.
4.2.
Op 4 maart 2020 ontving de werkgeefster een bericht van een klant, de heer [A]. Hij meldde dat hij de dag daarvoor contant geld had opgenomen, te weten USD 15.000,00 en NAf. 4.500,00. De werkneemster had hem geholpen. Hij merkte op het digitale bankafschrift ook een andere debitering op van NAf. 300,00 die hij niet kan thuisbrengen.
4.3.
De werkgeefster is dit gaan onderzoeken. Blijkens haar rapport is, naar aanleiding van het bekijken van de videobeelden, het volgende geconstateerd:
  • “Mr. [A] was initially given three vouchers to sign and then a fourth voucher
  • While [de werkneemster] waited on the bulk cash to pay Mr. [A] she placed 6 x 50 guilders in an envelope and placed the envelope under her keyboard
  • [de werkneemster] paid Mr. [A] 90x50 guilders = 4500
  • [de werkneemster] paid Mr. [A] a significant amount of USD
  • It was noted that while [de werkneemster] counted the monies to pay Mr. [A] she used the counting machine and Mr. [A] paid attention to the machine
  • It was also noted that [de werkneemster] only gave Mr. [A] three receipts
  • It was observed that while processing Mr. [A]’s vouchers a voucher was torn and thrown into the bin.”
4.4.
De werkneemster erkent het volgende blijkens het rapport:
“I know I made an error I took 6 x 50 guilders from the drawer, I didn’t believe I was doing anything wrong I just thought that as he would give me the money I could just replace this later. That is on me. The customer usually comes when he says he is coming.”Met de “customer” verwijst de werkneemster naar een andere klant. Die zou haar hebben laten weten dat hij eraan komt om een bedrag in contanten op te nemen en haar daarvoor een tip van USD 150,00 zou geven. En als hij geen dollars zou hebben dan zou hij het in guldens betalen. Deze klant heeft dit later bevestigd aan de werkgeefster. Hij heeft aangeboden het bedrag van NAf. 300,00 zelf te betalen zodat de rekening van [A] daarmee zou kunnen worden gecrediteerd en deze zaak uit de wereld zou kunnen worden geholpen.
4.5.
Het Gerecht overweegt het volgende. Duidelijk is geworden dat de werkneemster een bedrag van NAf. 300,00 uit haar kassalade heeft gehaald, in de enveloppe heeft gestopt en voor dit bedrag de rekening van [A] heeft gedebiteerd terwijl [A] dit bedrag niet heeft ontvangen toen hij het geld kwam opnemen. De werkneemster erkent dat dit fout was; gemaakt door alle drukte die dag aan haar balie. Het verwijt dat de werkgeefster haar maakt gaat verder, namelijk dat zij dit voor eigen gewin heeft gedaan. Dit wordt door de werkgeefster onderbouwd door te verwijzen naar de van elkaar verschillende verklaringen die door de werkneemster zijn afgelegd en naar haar
zero tolerancebeleid. Ook vindt de werkgeefster het vreemd dat de bankrekening van [A] is gedebiteerd terwijl dat had moeten gebeuren ten aanzien van de bankrekening van de klant die haar de tip had beloofd en die nooit is komen opdagen. Tot slot geldt dat, als [A] niet zou hebben geklaagd daags na de opnames van de contante gelden, de ontvreemding van de NAf. 300,00 nooit aan het licht zou zijn gekomen.
4.6.
Naar het oordeel van het Gerecht heeft de werkneemster deze terechte vragen van de werkgeefster niet in voldoende mate kunnen beantwoorden. Niet goed is uitgelegd door de werkneemster waarom zij de NAf. 300,00 onder het toetsenbord heeft gelegd terwijl zij, min of meer gelijktijdig, de bankrekening van [A] voor dit bedrag debiteerde. Ook de vraagstelling van [A] achteraf is sprekend; hij vraagt aan de werkgeefster waar de debitering van NAf. 300,00 op ziet. Hij zegt niet dat hij het opgenomen bedrag niet heeft ontvangen. Daaruit leidt het Gerecht af dat hij niet gevraagd heeft om de opname van NAf. 300,00 en dat is dan weer in lijn met de verscheurde voucher. Door een voucher van NAf. 300,00 op te stellen immers klopt het boekhoudkundig; de voucher staat tegenover de debitering op de bankrekening van [A]. Tot slot geldt dat de andere klant die dag niet is gekomen en de werkneemster toen niet de NAf. 300,00 terug in de kassalade heeft gelegd.
4.7.
Het Gerecht oordeelt dan ook dat sprake is van ontvreemding door de werkneemster; de klant van de werkgeefster is NAf. 300,00 afhandig gemaakt. Als het geen ontvreemding zou zijn dan luidt het oordeel dat de werkneemster zeer verwijtbaar heeft gehandeld door een rekening van de verkeerde klant te debiteren voor de tip die zij mogelijk zou krijgen van de andere klant maar die zij nooit feitelijk heeft ontvangen. Beide gronden zijn dermate verwijtbaar, zeker tegen de achtergrond van het door de werkgeefster aannemelijk gemaakte
zero tolerancebeleid, dat sprake is van een dringende reden die maakt dat van de werkgeefster niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Hieraan doet niet af dat de werkneemster al zeer geruime tijd in dienst is en een verder onberispelijk dienstverband heeft. Dat de werkneemster hiermee zal worden geconfronteerd met een inkomensval ziet het Gerecht onder ogen maar rechtvaardigt geen ander oordeel.
4.8.
De arbeidsovereenkomst zal daarom per heden wegens een dringende reden worden ontbonden.
4.9.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werkneemster in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
ontbindt de arbeidsovereenkomst per heden,
veroordeelt de werkneemster in de proceskosten, aan de zijde van de werkgeefster begroot op NAf. 450,00 aan griffierecht, NAf. 232,50 aan oproepingskosten en NAf. 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 3 februari 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.