In deze zaak verzoekt de man het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de vestiging van een extra hypotheek op de voormalige echtelijke woning. De man en vrouw zijn op 26 september 2005 in Trinidad en Tobago in het huwelijk getreden en hebben twee minderjarige kinderen. De echtscheiding is uitgesproken op 22 februari 2021, maar de gemeenschap van goederen is nog niet verdeeld. De man woont met een van de kinderen in de voormalige echtelijke woning en betaalt alle kosten, terwijl de vrouw in het Verenigd Koninkrijk woont met het andere kind.
De man heeft de Bank verzocht om een herstructurering van de hypothecaire leningen, maar de vrouw weigert haar medewerking te verlenen aan de vestiging van een vijfde hypotheek. De man stelt dat er een spoedeisend belang is, omdat de Bank dreigt de woning te veilen. Het Gerecht overweegt dat er geen taxatierapporten zijn overgelegd en dat de extra hypotheek niet dient als zekerheid voor een lening om de woning in stand te houden. Bovendien is er geen begin gemaakt met de verdeling van de gemeenschap, wat betekent dat de vrouw benadeeld kan worden bij de verdeling.
Uiteindelijk wijst het Gerecht de vorderingen van de man af en veroordeelt hem in de proceskosten. Het vonnis benadrukt dat de belangenafweging niet in het voordeel van de man uitvalt, gezien de omstandigheden van de zaak en het ontbreken van een boedelbeschrijving.