ECLI:NL:OGEAM:2021:127

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
SXM202101388
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vestiging extra hypotheek op voormalige echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak verzoekt de man het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de vestiging van een extra hypotheek op de voormalige echtelijke woning. De man en vrouw zijn op 26 september 2005 in Trinidad en Tobago in het huwelijk getreden en hebben twee minderjarige kinderen. De echtscheiding is uitgesproken op 22 februari 2021, maar de gemeenschap van goederen is nog niet verdeeld. De man woont met een van de kinderen in de voormalige echtelijke woning en betaalt alle kosten, terwijl de vrouw in het Verenigd Koninkrijk woont met het andere kind.

De man heeft de Bank verzocht om een herstructurering van de hypothecaire leningen, maar de vrouw weigert haar medewerking te verlenen aan de vestiging van een vijfde hypotheek. De man stelt dat er een spoedeisend belang is, omdat de Bank dreigt de woning te veilen. Het Gerecht overweegt dat er geen taxatierapporten zijn overgelegd en dat de extra hypotheek niet dient als zekerheid voor een lening om de woning in stand te houden. Bovendien is er geen begin gemaakt met de verdeling van de gemeenschap, wat betekent dat de vrouw benadeeld kan worden bij de verdeling.

Uiteindelijk wijst het Gerecht de vorderingen van de man af en veroordeelt hem in de proceskosten. Het vonnis benadrukt dat de belangenafweging niet in het voordeel van de man uitvalt, gezien de omstandigheden van de zaak en het ontbreken van een boedelbeschrijving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101388
Vonnis in kort geding d.d. 3 december 2021
inzake
[de man],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,
tegen
[de vrouw],
wonende in het Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. J.G. BLOEM.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 16 november 2021,
conclusie van antwoord met producties,
pleitnota namens de man,
pleitnota namens de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2021, in aanwezigheid van de man en de gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is gezegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 26 september 2005 in Trinidad en Tobago in het huwelijk getreden. Zij zijn toen in gemeenschap van goederen gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee, nu nog minderjarige, kinderen geboren. Bij beschikking van dit Gerecht van 22 februari 2021 (SXM202001196) is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is in de registers van de burgerlijke stand van Sint Maarten ingeschreven op 22 maart 2021. In de beschikking is de scheiding en deling van de gemeenschap van goederen bevolen. Deze is krachtens artikel 1:99 lid 1 onder b BW op 8 december 2020 (toen het verzoek tot echtscheiding werd ingediend) van rechtswege ontbonden. De gemeenschap is nog niet verdeeld. De man woont met een van de kinderen in de voormalige echtelijke woning op Sint Maarten. De man betaalt alle kosten verband houdende met de echtelijke woning. De vrouw woont met het andere kind in het Verenigd Koninkrijk.
2.2.
Bij e-mail van 30 augustus 2021 bericht de man onder andere het volgende aan de vrouw:
“I am hoping you would agree to a swift settlement and offer $6000 to you to cooperate with the settlement of the partition and division and I will then be fully responsible for all the debts, loans and taxes outstanding providing I keep the house in Dawn Beach, which will eventually only go [drie personen] equally.”
2.3.
Blijkens een brief van 12 oktober 2021 bericht de Republic Bank (St. Maarten) NV het volgende aan de man:
  • a) er is een achterstand in de betalingen van de door de Bank verstrekte hypothecaire leningen en andere bancaire producten, te weten vier hypothecaire geldleningen, Mastercard, Scotialine en een Small Business Loan,
  • b) er is dus sprake van verzuim in de nakoming van de betalings-verbintenissen,
  • c)
  • d)
2.4.
De man heeft de Bank om uitstel verzocht en daarmee heeft de Bank ingestemd.
2.5.
De notaris heeft een concept hypotheekakte opgesteld. Daarin wordt de man aangeduid als schuldenaar en partijen gezamenlijk als de hypotheekgever. Het doel van de concept akte is om een vijfde hypotheek te vestigen voor USD 30.200,00 aan hoofdsom en met opslag voor rente en kosten voor totaal USD 42.280,00.
2.6.
In de concept hypotheekakte komt het volgende beding voor:
“Acknowledgement of risk
The appearer sub 1. [1] declared that it has been pointed out to him by the Bank, which risks are attached to the present granting of rights of mortgage and pledge, and that he realizes that non-fulfillment of their obligations towards the Bank can have as a consequence that the Bank will make use of its rights originating from this deed.”
2.7.
Bij e-mail van 20 oktober 2021 van de gemachtigde van de man wordt de vrouw gesommeerd haar medewerking te verlenen aan de vestiging van de vijfde hypotheek op de voormalige echtelijke woning. De vrouw echter weigert haar medewerking te verlenen.

3.Het geschil

3.1.
De man verzoekt dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen neemt:
de vrouw te veroordelen om binnen 2 dagen na het vonnis een notariële akte en de nodige andere documenten te ondertekenen in verband met de herstructurering van de leningen van partijen bij de Bank, inclusief de vestiging van een vijfde hypotheek op de onroerende zaak (kadastrale inschrijving SXM UPQ 190/1990), dan wel de man of een door de notaris aan te wijzen persoon te machtigen deze documenten te ondertekenen,
de man te machtigen, als de vrouw aan het onder a gevorderde niet tijdig voldoet, deze documenten in haar plaats te ondertekenen,
de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw verzoekt het Gerecht de vorderingen van de man af te wijzen en hem in de proceskosten te veroordelen.
3.3.
Op de argumenten gaat het Gerecht hierna in, voor zover zij relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen omdat de Bank dreigt de door hem en een kind van partijen bewoonde voormalige echtelijke woning te veilen. Daarom moet op de woning zo snel mogelijk een vijfde hypotheek worden belast.
4.2.
Het Gerecht overweegt dat hieruit het spoedeisend belang bij de vorderingen van de man voldoende is gebleken. De man is dan ook in zoverre ontvankelijk in zijn vorderingen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Er zijn geen taxatierapporten van de woning overgelegd. Omdat de Bank als zekerheid voor de uitstaande betalingen een vijfde hypotheek op de woning accepteert gaat het Gerecht ervan uit dat er sprake is van overwaarde van de woning.
4.4.
Desgevraagd hebben partijen bevestigd dat het om een negatieve boedel gaat; de schulden overtreffen de baten. Verder geldt dat partijen nog geen begin hebben gemaakt met de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap omdat zij niet
“on speaking terms”zijn.
4.5.
Uit de door de vrouw overgelegde stukken en toelichting op de zitting volgt dat zij de man niet vertrouwt; hij zou meerdere bedrijven hebben waaruit hij (meer) inkomsten heeft (dan hij opgeeft) en zij heeft ten laste van hem bewijsbeslag, na verkregen verlof van dit Gerecht, laten leggen om dit te onderzoeken. Ook zijn er de nodige aanwijzingen dat de man investeringen kan doen (koop van aandelen op de beurs e.d.) waaruit zij afleidt dat de man niet zo slecht bij kas zit als hij voorspiegelt. De vrouw wijst er verder op dat de kennelijke overwaarde in de woning verdwijnt als de man, die allerlei zakelijke activiteiten heeft, zijn verplichtingen jegens de Bank niet nakomt of failliet wordt verklaard. Daarom kan van haar niet worden gevergd in te stemmen met een vijfde hypotheek. Zij wijst in dit verband op haar (grond)recht op eigendom dat op met de voorgenomen hypotheekverlening zou worden geschonden. Een en ander wordt door de man weersproken.
4.6.
Het Gerecht overweegt het volgende. Geen van partijen heeft de beschikking van het Gerecht van 22 februari 2021 opgevolgd en werk gemaakt van de verdeling van de gemeenschap. Evenmin zijn zij naar een notaris gestapt of is hierover een verdelingsprocedure bij dit Gerecht aanhangig gemaakt. Daarom is artikel 3:174 lid 2 BW [2] toepasselijk. Dat ziet op het beheer van de gemeenschap in afwachting van de verdeling. Op grond hiervan kan het Gerecht op verzoek van een deelgenoot de woning met een recht van hypotheek laten bezwaren tot zekerheid voor de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld die reeds bestaat of waarvan het aangaan geboden is voor het behoud van de woning.
4.7.
Naar voorlopig oordeel geldt het volgende. Op grond van de beschikking van 22 februari 2021 rust op ieder van partijen de verplichting om de huwelijksgemeenschap te verdelen. Op het eerste gezicht verhoudt zich het vestigen van een vijfde hypotheek op de overwaarde van de woning daarmee niet. Dat is immers geen actie die leidt tot verdeling van de gemeenschap. Ter zitting heeft de rechter daarom gesuggereerd om de woning te koop te zetten en de opbrengst aan te wenden voor de schulden van de gemeenschap. Dat was voor de man geen optie.
4.8.
Verder wordt overwogen dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 3:174 lid 2 BW. In de eerste plaats omdat duidelijk is dat de extra hypotheek niet dient als zekerheid voor een lening om de woning in stand te houden. Ook ontbreekt een specificatie van de schulden waarvoor de vijfde hypotheek zou moeten worden gevestigd; aannemelijk is wel dat deze tijdens het huwelijk zijn ontstaan maar omdat een specificatie ontbreekt kan niet worden vastgesteld welk gedeelte na de ontbinding van de gemeenschap op 8 december 2020 is ontstaan. Daar komt bij dat de leningsovereenkomsten en de andere overeenkomsten (Mastercard, Scotialine en een Small Business Loan) niet zijn overgelegd zodat het Gerecht niet kan vaststellen of die ook mede op naam van de vrouw rechtsgeldig zijn afgesloten. Evenmin overigens zijn de concept overeenkomsten met de Bank overgelegd die de vrouw zou moeten ondertekenen in het kader van de consolidatie van de bankschulden. [3]
4.9.
Verder geldt, naar voorlopig oordeel, dat het vestigen van een vijfde hypotheek de vrouw kan benadelen bij de verdeling van de gemeenschap. Mogelijk is het voor de vrouw veel gunstiger om de woning zo snel mogelijk te verkopen en de overwaarde, die er volgens de man en de Bank is, te verrekenen met de schulden van de boedel. Omdat een boedelbeschrijving en taxatierapporten ontbreken kan het Gerecht zich op dit punt geen voorlopig oordeel vormen.
4.10.
Tot slot geldt dat een belangenafweging niet uitvalt in het voordeel van de man. Hij wijst op behoud van vermogen en dat hij met een van de minderjarige kinderen er woont. Dat laatste is een belang dat door de echtscheidingsrechter reeds is afgewogen bij haar beslissing te bepalen dat de woonplaats van de kinderen bij de man is. Het is echter niet een belang waarmee nu rekening kan worden gehouden omdat de vorderingen moeten worden bezien vanuit het perspectief van verdeling van de gemeenschap. Of er sprake is van behoud van vermogen door het vestigen van een hypotheek op de woning kan het Gerecht niet beoordelen omdat, zoals gezegd, een boedelbeschrijving ontbreekt.
4.11.
Het komt erop neer dat het Gerecht de vorderingen van de man afwijst.
Proceskosten
4.12.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de man in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 3 december 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Blijkens de akte zijn dit partijen gezamenlijk.
2.Partijen beroepen zich overigens niet op deze wetsbepaling.
3.Het Gerecht kan er dan ook niet vanuit gaan dat de Bank heeft voldaan aan haar informatieplicht jegens de vrouw als bedoeld in de concept-hypotheekakte (zie 2.5. van dit vonnis).