Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties, ontvangen op 20 november 2019,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek met producties,
- de akte uitlating producties.
2.De feiten
in execution of” het uitgiftebesluit, bepaalt dat de Eilandsverordening op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan het Eilandgebied de Bovenwinds Eilanden, AB 1954 no. 1 (thans vervat in de Landsverordening op de uitgifte van eigendommen) van toepassing is. De erfpachtakte bepaalt over de canon het volgende:
Goedkeuring te verlenen aan het verzoek (…) om tot wijziging van de bestemming, naar het hebben en behouden van twee pieren met daarop commerciële gebouwen, over te gaan onder de voorwaarde dat:
the investment capital offered by investors for the project have since been withdrawn, as a considerable amount of time has lapsed (approx. 48 months)
During the past two years there was no indication that this request was being considered or handled in any form or fashion, reason why no information could be provided to investors to keep the interest in the project going.
3.Het geschil
4.De beoordeling
telkens na het verstrijken van een termijn van tien jaren” kan worden herzien, waaruit volgens haar volgt dat verhoging slechts mogelijk is na een tijdvak van tien jaren – dus eerst in 2000 en vervolgens in 2010, 2020, et cetera. Het Land brengt daar tegenin dat zij op ieder moment na 2000 de canon mocht verhogen omdat de erfpachtakte bepaalt dat de canon “
can be revised by decree (…) after expiration of a period of ten (10) years” en dat als enige mogelijke beperking daarbij geldt dat verhoging eens per tien jaar (ongeacht het moment waarop) is toegestaan.
telkens na het verstrijken van een termijn van tien jaren” niet anders kan worden opgevat dan dat sprake is van vooraf vastgestelde tijdvakken en daarmee vooraf vastgestelde herzieningsmomenten, te weten
telkens natien jaren en niet op daartussen gelegen momenten. De Engelstalige erfpachtakte, die volgens haar eigen tekst is opgesteld “
in execution of” het Nederlandstalige uitgiftebesluit, maakt evenwel geen melding van dergelijke tijdvakken maar bepaalt slechts dat de canon niet gedurende de eerste tien jaren kan worden herzien. De vraag is dus hoe de herzieningsclausule van de erfpachtakte, moet worden uitgelegd. Voor de beoordeling daarvan moet niet alleen acht worden geslagen op de taalkundige betekenis van de bewoordingen, maar ook op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden mochten toekennen en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verlangen. In dat kader wordt opgemerkt dat uit de tekst van de erfpachtakte niet blijkt dat welbewust van het daaraan ten grondslag liggende uitgiftebesluit wordt afgeweken of dat daarmee een andere regeling is beoogd. Veelzeggender is namelijk dat het Land als voorwaarde voor de bestemmingswijziging heeft gesteld dat “
de jaarlijkse canon om de vijf jaren kan worden herzien”. Deze formulering duidt evenals het uitgiftebesluit op vooraf vastgestelde herzieningsmomenten en geeft weer dat het Land daarmee een beperking van de voorgaande regeling heeft beoogd, namelijk tijdvakken van vijf in plaats van tien jaren. Daaruit blijkt dat ook het Land de regeling van de erfpachtakte zo heeft begrepen dat herziening alleen mogelijk is na verloop van de gestelde termijnen en niet op daartussen gelegen momenten. De conclusie luidt daarom dat partijen in 1990 hebben beoogd en zijn overeengekomen dat herziening steeds mogelijk was na het verstrijken van tien jaren en dat in 2008 het moment voor herziening van de canon nog niet was aangebroken, zodat het Land in beginsel de verhoging in strijd met de erfpachtakte heeft doorgevoerd.
ten minstevereist dat dit op zorgvuldige en transparante wijze geschiedt. In dit geval heeft het Land eenzijdig bepaald dat de canon wordt verzesvoudigd zonder dit van enige onderbouwing of berekening te voorzien. Hierdoor is voor [eiseres] niet verifieerbaar aan de hand van welke factoren en cijfers de verhoging is gebaseerd, of daarbij de belangen van [eiseres] zijn meegewogen en of de herziening evenwichtig en redelijk is. Bovendien heeft [eiseres] op 14 augustus 2008 medegedeeld niet akkoord te gaan met de door het Land gestelde voorwaarden, althans haar verzoek tot bestemmingswijziging in te trekken met verwijzing naar de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in de twee jaren die sinds haar verzoek waren verstreken (zie onder 2.4). Op dit bericht van [eiseres] heeft het Land in het geheel niet gereageerd; kennelijk is het er vanuit gegaan dat ook zonder aanvaarding van [eiseres] - of sterker nog: na protest van [eiseres] - de verhoogde canon onverkort zou gelden. Onder deze omstandigheden is het Gerecht hoe dan ook van oordeel dat het Land heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die het jegens [eiseres] heeft te betrachten en dat de als voorwaarde gestelde herziening onredelijk moet worden geacht. Nog daargelaten of [eiseres] – die immers eveneens beschikt over zekere contractsvrijheid - de herziening had moeten accepteren als die wel redelijk was geweest, kon dat van haar in deze situatie in ieder geval niet worden gevergd. Dat het Land ook op daarna volgende rappels van [eiseres] niet heeft gereageerd en zonder enige communicatie is overgegaan tot inning van de eenzijdig opgelegde canon, onderstreept wat het Gerecht betreft die onzorgvuldigheid.
NAf. 3.125,00(2,5 punt x tarief 1.250,00) +