ECLI:NL:OGEAM:2020:9

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
Lar 11/2020, SXM 202000124
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor tijdelijke tewerkstellingsvergunning

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening in verband met een afgewezen aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning. De aanvraag was afgewezen op 6 november 2019 omdat verzoekster niet de vereiste bewijzen voor vakbekwaamheid had overgelegd. Verzoekster heeft in bezwaar aanvullende stukken ingediend, maar kan de uitkomst van deze procedure niet afwachten vanwege onderbezetting en de vrees dat de beoogde werknemer een andere baan zal vinden.

De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft overwogen dat het spoedeisend belang aanwezig is, maar dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt. Dit is gebaseerd op het feit dat er op dat moment nog geen oordeel kon worden geveld over de kans van slagen van het bezwaar, aangezien de bezwaarprocedure een volledige heroverweging inhoudt.

Het Gerecht heeft geconcludeerd dat, hoewel verzoekster mogelijk het eerdere verzuim heeft hersteld, het nog onduidelijk is of aan alle voorwaarden voor een tewerkstellingsvergunning is voldaan. Daarom is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt op 14 februari 2020, en tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake:
(a)
,
gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.P. SOONS,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, SOCIALE ONTWIKKELING EN ARBEID,
gevestigd te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. Muller.

1.Aanduiding bestreden beschikking

1.1.
De beschikking van verweerder van 6 november 2019 (uitgereikt op 20 november 2019), waarbij de aanvraag van verzoekster voor een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van de heer (b), is afgewezen.

2.Procesverloop

2.1.
Namens verzoekster is op 30 januari 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
2.2.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 februari 2020. Namens partijen zijn beide gemachtigden voornoemd verschenen. Beiden hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

3.Het geschil

3.1.
De volgende feiten staan vast. Verzoekster heeft op 1 oktober 2019 een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van de heer (b) aangevraagd, omdat zij hem wil aanstellen in de functie van Executive Sous Chef. Die aanvraag is op 6 november 2019 afgewezen, omdat verzoekster niet de vereiste bewijzen voor vakbekwaamheid had overgelegd. Van die afwijzing is verzoekster op 13 december 2019 in bezwaar gekomen. Zij heeft op 20 januari 2020 in bezwaar nadere stukken overgelegd om de vakbekwaamheid te bewijzen. Op 25 februari 2020 zal de hoorzitting in bezwaar plaatsvinden.
3.2.
Verzoekster vraagt bij wijze van voorlopige voorziening aan haar een tijdelijke tewerkstellingsvergunning ten behoeve van de heer (b) te verlenen totdat de Minister een beslissing neemt op het bezwaar met bepaling dat als het bezwaar ongegrond wordt verklaard deze voorziening in stand blijft totdat - kort gezegd- uiteindelijk onherroepelijk op de aanvraag is beslist.
3.3.
Verzoekster legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag.
Het is juist dat door verzoekster is verzuimd bij de aanvraag de bewijzen voor vakbekwaamheid over te leggen. Inmiddels heeft verzoekster in bezwaar wel die bewijzen overgelegd. Het eerdere verzuim is daarmee dan ook hersteld. Verzoekster kan echter de uitkomst in de bezwaarprocedure niet afwachten, omdat zij onderbemand is en omdat zij vreest dat de heer (b) in de tussentijd een andere baan zal vinden.
3.4.
Verweerder voert daartegen gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing.
3.5.
Voor zover relevant zal op de standpunten van partijen hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
4.2.
Het spoedeisend belang wordt voldoende aanwezig geacht.
4.3.
Het verzoek komt echter niet voor toewijzing in aanmerking. Reden is dat er in dit stadium van de procedure simpelweg nog geen oordeel geveld kan worden over de vraag of het bezwaar al dan niet een redelijke kans van slagen heeft. De beslissing in primo bevat een afwijzing, reeds omdat door gebrek aan bewijs niet was gebleken van de benodigde vakbekwaamheid. Mogelijk heeft verzoekster dat verzuim in bezwaar inmiddels hersteld, maar of ook aan de andere voorwaarden voor een tewerkstellingsvergunning is voldaan, is nog onduidelijk. Verweerder stelt terecht dat zij in de gelegenheid dient te worden gesteld daartoe het bezwaar eerst inhoudelijk te beoordelen. Daarbij dient door verweerder dus niet alleen te worden onderzocht of de in bezwaar aangeleverde bewijzen van vakbekwaamheid voldoen, maar ook of er in bezwaar, behalve de kwalificaties, nog andere weigeringsgronden aan de orde zijn. De bezwaarprocedure betreft immers een volledige heroverweging.
4.4.
In hetgeen verzoekster verder naar voren heeft gebracht, is geen grond te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat een tewerkstellingsvergunning zal worden verleend, hetgeen voor het treffen van een verstrekkende voorziening, zoals verzocht, evenwel is aangewezen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 14 februari 2020.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.