Uitspraak
,
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening in verband met een afgewezen aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning. De aanvraag was afgewezen op 6 november 2019 omdat verzoekster niet de vereiste bewijzen voor vakbekwaamheid had overgelegd. Verzoekster heeft in bezwaar aanvullende stukken ingediend, maar kan de uitkomst van deze procedure niet afwachten vanwege onderbezetting en de vrees dat de beoogde werknemer een andere baan zal vinden.
De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft overwogen dat het spoedeisend belang aanwezig is, maar dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt. Dit is gebaseerd op het feit dat er op dat moment nog geen oordeel kon worden geveld over de kans van slagen van het bezwaar, aangezien de bezwaarprocedure een volledige heroverweging inhoudt.
Het Gerecht heeft geconcludeerd dat, hoewel verzoekster mogelijk het eerdere verzuim heeft hersteld, het nog onduidelijk is of aan alle voorwaarden voor een tewerkstellingsvergunning is voldaan. Daarom is het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt op 14 februari 2020, en tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.