Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
verzoekster,
gemachtigde: mr. C.J. KOSTER, mr. S.T. LEON,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
1.1. Het verloop van de procedure
2.De feiten
“artikel 1613ca BWNA jo. artikel 103 Wetboek van Koophandel Nederlandse Antillen”. Op 7 september 2013 zijn partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan. De Holding exploiteert op basis van een concessie van het Land Sint Maarten, door middel van een aantal dochtervennootschappen, de zeehavens.
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging door [de Holding] of door [A] wegens redenen die niet aan [A] te wijten zijn althans die in de risicosfeer liggen van [de Holding], zal [A] in aanmerking komen voor een beëindigingsvergoeding welke gelijk zal zijn aan twee (2) maal zijn laatstgenoten maandsalaris plus emolumenten per dienstjaar. (…) Het in dit artikel bepaalde vindt mutatis mutandis toepassing indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van een der partijen door de rechter mocht worden ontbonden. Het in dit artikel bepaalde zal geen toepassing vinden indien de arbeidsovereenkomst door [de Holding] wordt opgezegd wegens een aan [A] toe te rekenen dringende reden op grond van artikel 7A:1615p BW,
“During your recent arrest and incarceration allegations were lodged against your person suggesting involvement in the Port of St. Maarten being defrauded for an amount of 7 million from 2012 to date.”
“The Supervisory Board of Directors has thus taken the decision (…) to suspend you pending investigation.”
(“De rechtsverhouding tussen een bestuurder en de rechtspersoon wordt niet aangemerkt of mede aangemerkt als een arbeidsovereenkomst”). Desalniettemin wordt [A] op staande voet ontslagen wegens:
3.Het geschil
Het verzoek van de Holding
4.De beoordeling
Het verzoek van de Holding
“… in elk geval 10 jaar en vier maanden prima heeft gefunctioneerd …”(pagina 20 verweerschrift).