geeft aan de werkgever een termijn tot
woensdag 30 september 2020 om 14.00 uurom het verzoek in te trekken, en
als het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst, voor zover deze al niet door het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd, met ingang van 1 oktober 2020,
kent aan de werknemer een vergoeding toen van NAf. 85.000,00 bruto en veroordeelt de werkgever het netto-equivalent hiervan aan de werknemer uit te betalen zodra bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is beslist dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven of zodra partijen daarover een schikking hebben bereikt,
en, ongeacht of het verzoek wordt ingetrokken,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de zijde van de werknemer begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 23 september 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.