ECLI:NL:OGEAM:2020:86

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
SXM202000607
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens dringende reden en veranderde omstandigheden met vergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen een werkgever, [de Bank], en een werknemer. De werkgever had de werknemer op staande voet ontslagen wegens vermeende verduistering van USD 20,00. De werknemer ontkende deze beschuldiging en voerde aan dat hij onterecht was ontslagen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden van ontslag. De video-opnames die als bewijs werden gepresenteerd, gaven geen sluitend bewijs dat de werknemer het geld had verduisterd. Het Gerecht heeft ook rekening gehouden met de veranderde omstandigheden, waaronder de impact van de Covid-19 crisis op de werkgelegenheid en de onberispelijke staat van dienst van de werknemer. Uiteindelijk heeft het Gerecht besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar heeft het de werkgever ook veroordeeld tot het betalen van een vergoeding aan de werknemer, vastgesteld op NAf. 85.000,00 bruto. De werkgever werd daarnaast in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202000607
Beschikking d.d. 23 september 2020
inzake
de vennootschap naar vreemd recht
[de Bank],gevestigd in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,
tegen
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verweerder,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. J.G. SNOW.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 26 juni 2020,
brief namens de werknemer met producties van 11 augustus 2020,
pleitnota namens de werkgever,
verweerschrift tevens pleitnota van de werknemer.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2020. Mr. Brandon is via videolink verschenen. Namens de werkgever zelf was er geen vertegenwoordiger. De werknemer en zijn gemachtigde zijn verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer (geboren op 14 juli …) is sinds 17 december 2007 in loondienst werkzaam en verdient momenteel een salaris van NAf. 4.247,17 bruto per maand. Hij is assistant customer service manager.
2.2.
Bij brief van 1 oktober 2019 is de werknemer door de werkgever geschorst met behoud van loon.
2.3.
Bij brief van 11 mei 2020 is de werknemer op staande voet ontslagen. De dringende reden wordt als volgt omschreven:
“The Wallet Processing Officers (WPOs) are responsible for receipt of Night Depository bags, validation of the details and amount of deposits, application of appropriate floats, balancing and storage of cash originating from Night Depository. All Officers handling cash are expected to operate with the utmost integrity. They are required to familiarize themselves with [de werkgever]’s Integrity Policies.
During the investigation of November 6 and 19, 2020, you stated that you did not remove the US$ 20 from the Night Wallet Bag of customer …….. Bar & Grill however from the video images your hand was placed inside the bag to search for the deposit slip and then placed your hand inside your pocket.
Given the foregoing, the Bank considers your action as unethical, improper and constitutes gross misconduct and a serious breach of the Code of Conduct and your Employment Agreement. The Bank therefore finds it impossible to continue to hold you out as a credible customer facing and cash-handling supervisor employee. In this regard, the Bank is left with no other recourse but to terminate your services effective, today, May 12th, 2020.”
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 3 juli 2020 van dit Gerecht (SXM202000502) heeft het Gerecht de werkgever veroordeeld om het loon na het ontslag op staande voet door te betalen en hem weder te werk te stellen. Dat laatste heeft de Bank niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
De werkgever verzoekt het Gerecht om bij beschikking de volgende beslissingen te nemen:
a. de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor zover deze nog bestaat – wegens gewichtige redenen – met onmiddellijke ingang c.q. op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning van een ontslagvergoeding aan de werknemer,
b. de werknemer te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De werknemer verzoekt het Gerecht om het verzoek af te wijzen, dan wel toe te wijzen met toekenning van een vergoeding aan de werknemer gebaseerd op de kantonrechtersformule met correctiefactor 2.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Dringende reden

4.1.
Het verzoek is primair gebaseerd op een dringende reden. Dezelfde die uit de ontslagbrief blijkt. Het enige bewijs is een video-opname van de werknemer terwijl hij enveloppes met geld opent om de door de bankklanten ingevulde staten met bankbiljetten en munten eruit te halen. Hij leest die staten hardop voor en een collega voert in wat hij opleest. Het is niet de taak van de werknemer om zelf het geld eruit te halen en te tellen. Dat gebeurt vervolgens door andere medewerkers die in een andere kamer werken. Volgens de werkgever is op de video-opname te zien dat de werknemer een biljet van USD 20,00 in zijn hand neemt, die hand balt tot een halve vuist en daarna met die hand naar zijn broekzak gaat en er vervolgens zijn mobiele telefoon uithaalt waarbij zijn hand niet langer in een halve vuist is gebald.
4.2.
De andere documentatie die de werkgever in het geding brengt zijn verslagen van verhoren door de werknemer die categorisch ontkent dat hij het geld heeft weggenomen. Ook zijn er stukken die uitleggen wat er volgens de werkgever op de video-opname is te zien. Ter zitting heeft de rechter gevraagd of de door de bankklant ingevulde staat betrouwbaar is. Dat is door de werknemer ontkend; daar komen vaak fouten in voor en vandaar de procedure bij de bank om dat goed te controleren. De werkgever, die ter zitting niet door een van haar medewerkers was vertegenwoordigd, heeft deze uitlating van de werknemer niet, dan wel onvoldoende weersproken, zodat het Gerecht uit gaat van het gelijk van de werknemer op dit punt.
4.3.
De rechter heeft de opnames achter zijn bureau 5 keer bekeken. De eerste keren zonder het dossier goed te hebben gelezen. Dan is niet zichtbaar dat de werknemer USD 20,00 wegneemt. Daarna heeft de rechter nog 3 keer gekeken maar met de inhoud van het dossier in het hoofd. De waarneming is dat het inderdaad mogelijk is dat de werkgever gelijk heeft maar zekerheid kan de rechter daarover niet geven.
4.4.
Dat betekent dus dat de dringende reden feitelijk niet is komen vast te staan en het verzoek dus niet kan worden toegewezen op deze grond.
De veranderde omstandigheden
4.5.
Aan het verzoek, gebaseerd op veranderde omstandigheden, wordt door de werkgever dezelfde feiten ten grondslag gelegd als aan de dringende reden. Dit wordt aangevuld met de grond dat het voor de werkgever vaststaat dat de werknemer de USD 20,00 heeft weggenomen en dat daardoor geen vertrouwensbasis meer bestaat om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De werknemer betwist dat; hij wijst op zijn onberispelijke dienstverband en dat het voor hem zo goed als onmogelijk is om een baan elders op hetzelfde niveau te vinden (rondpraten op Sint Maarten) terwijl de economie inmiddels wegens de Covid-19 crisis is ingestort.
4.6.
Het Gerecht heeft begrip voor deze zienswijze van de werknemer. Echter, als de werkgever de werknemer niet meer vertrouwt en absoluut niet meer verder met hem wil zal een afwijzende beschikking niet helpen om dit vertrouwen weer te herstellen. Zie ook de weigering van de werkgever om de werknemer naar aanleiding van het kort geding vonnis weer in zijn functie te herstellen. Daarom zal het Gerecht, rekening houdende met alle omstandigheden van het geval, de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens veranderde omstandigheden.
Vergoeding
4.7.
Omdat niet is komen vast te staan dat de werknemer de USD 20,00 heeft weggenomen, tegen de achtergrond van het onberispelijke dienstverband, moet aan de werknemer billijkheidshalve een vergoeding worden toegekend. Het Gerecht ziet reden om de correctiefactor op 2 vast te stellen zoals door de werknemer voorgesteld. Anders dan de werkgever aanvoert houdt het Gerecht er geen rekening mee dat de werknemer al die tijd is doorbetaald. Dat is immers een verplichting die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst en het kort geding vonnis. Bovendien is het de vrije keuze geweest van de werkgever om geen gebruik te maken van de arbeidsinzet van de werknemer en komt dat voor haar risico. Tot slot geldt dat, zoals de werknemer terecht aanvoert, hij al die tijd in spanning heeft gezeten en dat de werkgever wel heel lang heeft gewacht met het geven van het ontslag op staande voet en, daarna, de indiening van dit verzoekschrift.
Intrekkingstermijn
4.8.
Op grond van de wet wordt aan de werkgever een intrekkingstermijn gegeven.
Proceskosten
4.9.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt de werkgever in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
geeft aan de werkgever een termijn tot
woensdag 30 september 2020 om 14.00 uurom het verzoek in te trekken, en
als het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst, voor zover deze al niet door het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd, met ingang van 1 oktober 2020,
kent aan de werknemer een vergoeding toen van NAf. 85.000,00 bruto en veroordeelt de werkgever het netto-equivalent hiervan aan de werknemer uit te betalen zodra bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is beslist dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven of zodra partijen daarover een schikking hebben bereikt,
en, ongeacht of het verzoek wordt ingetrokken,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de zijde van de werknemer begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 23 september 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.