Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
verzoeker,
gemachtigde: mr. N.C. DE LA ROSA,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,
1.Het procesverloop
2.De feiten
permission to terminate the labour agreement entered into with [de werknemer]”) waaraan onder meer de volgende voorwaarden zijn verbonden:
3.Het geschil
4.De beoordeling
is due to expire”. Die vermelding, vervat in een bijzin, heeft in ieder geval tot doel te verwijzen naar de arbeidsovereenkomst tussen partijen, die van rechtswege op die datum zou eindigen. Uit die formulering volgt niet rechtstreeks dat daarmee wordt beoogd dat de periode tot 22 juli 2020 onherroepelijk geldt als “
the remaining period on his contract”. Dit geldt te meer nu de toestemming aan [de werkgever] “
permission to terminate the labour agreement” geeft, die immers ook zonder beëindiging op 22 juli 2020 zou eindigen, en de toestemming verder bepaalt dat toepassing daarvan in overeenstemming moet zijn met “
the regulations pertaining to giving notice of termination”, wat overbodig zou zijn bij van rechtswege eindiging op 22 juli 2020. Een andere uitleg ligt ook niet voor de hand gelet op de strekking van de toestemmingsprocedure, waarbinnen [de werkgever] juist toestemming verzocht om haar loonbetalingsplicht jegens [de werknemer] vroegtijdig te eindigen vanwege haar financiële situatie. Een tot 22 juli 2020 doorlopende betalingsplicht zou het nut en het doel van de toestemming dus teniet doen. Dat de overwegingen van de ontslagtoestemming onder meer schetsen dat de reden van beëindiging ligt buiten het toedoen van [de werknemer] en dat [de werkgever] niet zoekt naar een beëindiging “
based upon fairness”, zoals [de werknemer] naar voren brengt, kan niet leiden tot een andere uitleg van de voorwaarde. Naar het oordeel van het Gerecht betekent de voorwaarde dus dat [de werknemer] moet worden doorbetaald zolang de overeenkomst voortduurt, die van rechtswege eindigt op 22 juli 2020 maar ook op een eerder gelegen datum kan eindigen.