In deze zaak heeft de werkneemster, die op 1 juli 2019 in dienst trad bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten. De werkneemster verzocht om te verklaren dat haar arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk en onregelmatig was beëindigd, en eiste een schadevergoeding van USD 11.200,-, alsmede vergoeding voor niet genoten vakantiedagen. De werkgever had de arbeidsovereenkomst op 15 november 2019 opgezegd, maar de werkneemster betwistte de geldigheid van deze opzegging. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst onregelmatig had beëindigd, omdat er geen duidelijke en ondubbelzinnige instemming van de werkneemster was voor de wijziging van de arbeidsduur. De arbeidsovereenkomst bleef dus van kracht tot 30 juni 2020. Het Gerecht veroordeelde de werkgever tot betaling van de gevorderde schadeloosstelling en wettelijke rente over de salarissen van november en december 2019, en stelde de proceskosten vast. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.