Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Het procesverloop
2.De feiten
“outstanding salaries and overtime”.[de werknemer] ondertekent de brief van 9 juli 2018 onder de handgeschreven tekst
“$ 2.760 Dinero Recivido Por”
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft [de werknemer] op 9 januari 2020 een verzoekschrift ingediend tegen [de werkgever] met betrekking tot een loonvordering en andere arbeidsgerelateerde geschillen. De werknemer, die sinds januari 2018 geen loon meer heeft ontvangen, verzoekt het Gerecht om betaling van achterstallig loon, vakantiedagen en een cessantia uitkering. De werkgever betwist de vorderingen en stelt dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2018 is beëindigd omdat de werknemer niet meer op zijn werk is verschenen. Het Gerecht heeft de zaak behandeld op 21 juli 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De feiten van de zaak tonen aan dat de werknemer in 2001 of 2005 in dienst is genomen en dat er een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is overeengekomen. De werknemer heeft in juli 2018 een brief gestuurd waarin hij de werkgever sommeert om achterstallig loon te betalen. De werkgever heeft in augustus 2018 een bedrag van USD 2.760,- betaald, maar dit werd door de werknemer betwist als zijnde onvoldoende en niet ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Het Gerecht oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd en dat de werknemer recht heeft op doorbetaling van loon tijdens zijn arbeidsongeschiktheid. De werkgever heeft niet aangetoond dat de werknemer niet beschikbaar was voor werk. Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat de werknemer recht heeft op betaling van niet genoten vakantiedagen en dat de werkgever in de proceskosten moet worden veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.