ECLI:NL:OGEAM:2020:54

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
SXM202000272
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en burenruzie met spelregels voor eigendomsrechten

In deze zaak, die op 26 juni 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, gaat het om een burenruzie tussen twee partijen, aangeduid als [de buurvrouw] en [de buurman]. De eiseres, [de buurvrouw], heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, [de buurman], vanwege onrechtmatig gebruik van haar parkeerplaatsen. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 25 februari 2020, gevolgd door aanvullende producties en pleitnota's van beide partijen. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling pas op 12 juni 2020 plaats, waarbij [de buurvrouw] aanwezig was, maar [de buurman] niet. Het Gerecht heeft op die zitting bepaald dat de uitspraak op 26 juni 2020 zou volgen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [de buurvrouw] is sinds 22 augustus 2006 eigenaar van een perceel en heeft parkeerplaatsen die door [de buurman] onrechtmatig worden gebruikt. In een eerder vonnis van 12 mei 2020 werd [de buurvrouw] bevolen om [de buurman] toegang te geven tot een parkeerplaats, maar dit leidde tot verdere conflicten. [de buurvrouw] vordert in conventie dat [de buurman] zijn onrechtmatige handelen staakt en dat hij de parkeerplaatsen niet meer gebruikt. In reconventie vordert [de buurman] vergoeding van proceskosten, stellende dat [de buurvrouw] misbruik maakt van procesrecht.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er sprake is van een inbreuk op de eigendomsrechten van [de buurvrouw] en dat er spelregels nodig zijn om de burenruzie te beheersen. Het Gerecht heeft [de buurman] verboden om de andere parkeerplaatsen te gebruiken en hem een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van dit bevel. De vordering in reconventie van [de buurman] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van [de buurvrouw].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202000272
Vonnis in kort geding d.d. 26 juni 2020
inzake
[de buurvrouw],
wonende in Sint Maarten,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
gemachtigden: mrs. P. BRUNS en M. HOFMAN-RUIGROK
tegen

1.

2.

3.

4. [de buurman],

wonende in Sint Maarten,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
gemachtigde: mr. C.R. RUTTE,
Partijen zullen hierna [de buurvrouw] en [de buurman] (in enkelvoud) worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 25 februari 2020;
- brief van 11 juni 2020 van [de buurvrouw] met aanvullende producties,
- brief van 11 juni 2020 van [de buurman] met producties en een reconventionele vordering,
- pleitnota namens [de buurvrouw],
- pleitnota namens [de buurman].
1.2.
Vanwege de perikelen rondom het Corona-virus heeft de mondelinge behandeling pas plaatsgevonden op 12 juni 2020. De gemachtigden en [de buurvrouw] zijn verschenen. [de buurman] is niet in persoon verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Aan het einde van de zitting heeft het Gerecht bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1. [
de buurvrouw] is vanaf 22 augustus 2006 eigenaar van het perceel als omschreven in kadastrale meetbrief …/1980, ook bekend als ….. nr.#12 (of ….).
2.2.
Gedaagden 1 en 2 zijn vanaf 17 november 2017 (gemeenschappelijk) eigenaar van het perceel als omschreven in de kadastrale meetbrief …/1980, ook bekend als …. nr.#11 (of … nr.#11).
2.3. [
de buurvrouw] is eigenaar van enkele parkeerplaatsen gelegen voor de opgang naar de percelen ….. nr.#11 en nr.#12.
2.4.
In een vonnis van dit Gerecht van 12 mei 2020 (SXM202000594) is onder andere de volgende beslissing gegeven:
“beveelt [de buurvrouw] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis haar parkeerplaats behorende bij het perceel kadastraal bekend onder nummer SXM LL …/1980 ongehinderd aan [de buurman], en deelgenoten, voor één voertuig in gebruik te geven en te laten op straffe van een te verbeuren dwangsom van US$ 100,00 voor iedere keer dat [de buurvrouw] dit bevel niet naleeft tot een maximum van US $ 20.000,00;”
De motivering van deze beslissing luidt als volgt:
“Daarnaast doet [de buurman] een beroep op extinctieve verjaring van artikel 3:314 BW juncto 3:306 BW. Dit beroep zal het Gerecht honoreren, waarbij de perioden van niet optreden door [de buurvrouw] en haar voorgangers tegen het onrechtmatige gebruik van [de buurman] (en haar voorgangers) van deze parkeerplaats bij elkaar mogen worden opgeteld. Nu meer dan 20 jaar niet tegen deze onrechtmatige inbreuk door de eigenaar/bezitter van de parkeerplaats is opgetreden, dient de slotsom te zijn dat deze inbreukactie van de huidige eigenaar van het perceel van ….. nr. #12, [de buurvrouw], is verjaard. Zij zal derhalve moeten toestaan dat ook [de buurman] gebruik maakt van de parkeerplaats.”
2.5.
Tegen dit vonnis is door [de buurvrouw] hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1. [
de buurvrouw] vordert in conventie dat het Gerecht bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) [de buurman] te gebieden om hun onrechtmatig handelen en inbreuken op het eigendomsrecht van [de buurvrouw] te staken en te gelasten om zich te onthouden van het onbevoegd en onrechtmatig gebruik maken van het terrein van eiseres, uiterlijk binnen 24 uur na betekening van het vonnis, een en ander op straffe van een dwangsom van US$ 500,- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden nalaten om hieraan te voldoen;
  • ii) [de buurman] te veroordelen om de parkeerplaats van [de buurvrouw] ongehinderd te laten en af te zien van het gebruik van het terrein van [de buurvrouw] als parkeerplaats, alsmede te [de buurman] te bevelen om af te zien van het enig voertuig of voorwerp aldaar te plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom van US$ 2000,- per dag of gedeelte van een dag dat [de buurman] niet voldoen aan deze veroordeling, met een maximum van US$ 100.000,- althans veroordeling tot betaling van dwangsommen ter grootte van een door U.E.A. in goede justitie te bepalen bedrag;
  • iii) Bij wege van voorschot gedaagden hoofdelijk, des de een betalende, de andere zal zijn gekweten, te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan [de buurvrouw] te betalen een schadevergoeding van de voor eiseres geleden schade als gevolg van het onrechtmatig gebruik door [de buurman] van haar parkeerterrein, een en ander ter hoogte van US$ 20.000,-
  • iv) Kosten rechtens.
3.2. [
de buurvrouw] legt aan haar vordering ten grondslag dat de parkeerplaatsen aan haar in eigendom toebehoren. [de buurman] gebruikt deze parkeerplaatsen dan ook zonder recht of titel en dat is jegens [de buurvrouw] onrechtmatig. Bovendien verhindert [de buurman] het ongehinderd gebruik door [de buurvrouw] van deze parkeerplaatsen.
3.3. [
de buurman] vordert in reconventie dat het Gerecht bij kort geding vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [de buurvrouw] veroordeelt in de volledige kosten door [de buurman] gemaakt in het kader van dit kort geding, ten bedrage van US$ 6.126,80 althans (subsidiair) [de buurvrouw] te veroordelen in de proceskosten conform liquidatietarief.
3.4. [
de buurman] legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van misbruik van procesrecht door het laten doorgaan van dit kort geding. [de buurman] is hierdoor onnodig op kosten gejaagd en [de buurvrouw] moet deze aan hem vergoeden.
3.5.
Partijen verzoeken het Gerecht over en weer om de vorderingen van de andere partijen af te wijzen en hem in de proceskosten te veroordelen.

4.De beoordeling

in conventie:
4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen gegeven. Het gaat immers om het voorkomen van hinder in de uitoefening door [de buurvrouw] van haar eigendomsrechten op de parkeerplaatsen.
4.2. [
de buurvrouw] heeft haar vorderingen tegen de kinderen [de buurman] (gedaagden 3 en 4) op de zitting ingetrokken. Het Gerecht zal dat vastleggen in de beslissing.
4.3.
Het Gerecht stelt voorop dat [de buurvrouw] gehouden is om het vonnis van 12 mei 2020 na te komen door een parkeerplaats voor één auto aan [de buurman] in gebruik te geven. Het vonnis van de bodemrechter, ook al is daar hoger beroep tegen ingesteld, is voor de kort geding rechter richtinggevend. Temeer nu door [de buurvrouw] niet wordt aangevoerd dat dit vonnis mank gaat aan een feitelijke of juridische misslag en evenmin wordt gesteld dat dit door de feiten en omstandigheden is ingehaald.
4.4.
Door [de buurman] wordt aangevoerd dat het bodemvonnis met zich brengt dat de vorderingen in kort geding moeten worden afgewezen. Het kort geding verzoekschrift immers dateert van enkele maanden vóór het vonnis van 12 mei 2020. Naar voorlopig oordeel gaat deze stelling niet op. Vanzelfsprekend geldt dat door dit vonnis [de buurvrouw] één parkeerplaats aan [de buurman] ter beschikking moet stellen, maar dat neemt niet weg dat aan de kort geding rechter op basis van dit verzoekschrift kan worden voorgelegd of [de buurman] inbreuk maakt op de eigendomsrechten van [de buurvrouw] op de parkeerplaatsen in de periode voor het vonnis, maar belangrijker nog: of [de buurman] haar eigendomsrechten op de andere parkeerplaatsen momenteel frustreert. De formulering van de vorderingen in het verzoekschrift immers verzetten zich hier niet tegen.
4.5.
Door [de buurvrouw] is een groot aantal foto’s van recente datum overgelegd waaruit het Gerecht afleidt dat er inderdaad sprake is van hinder die door auto’s van [de buurman] of van zijn bezoekers wordt veroorzaakt. Zichtbaar is dat haar auto regelmatig wordt geblokkeerd en auto’s van [de buurman] of zijn bezoekers op haar parkeerplaatsen worden geparkeerd. De rechter had hierover ter zitting de nodige vragen die door [de buurman] niet konden worden beantwoord omdat hij niet op de zitting is verschenen. Daarom moet het Gerecht uitgaan van het gelijk van [de buurvrouw]. Dus is er een inbreuk op het eigendomsrecht van [de buurvrouw], van wie overigens onweersproken vaststaat dat zij verpleegkundige is in het ziekenhuis aan de Franse kant en ongehinderd moet kunnen uitrukken. Overigens geldt dat de inbreuken op haar eigendomsrecht nauwkeurig worden gedocumenteerd door de bewakingscamera van [de buurvrouw] die kennelijk 24/7 opnamen maakt.
4.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet het Gerecht aanleiding om ordenend op te treden, zoals in de beslissing is vermeld. Het Gerecht neemt daarbij ook in ogenschouw dat sprake lijkt van een flink uit de hand gelopen burenruzie, temeer nu aannemelijk is geworden dat [de buurman] zijn auto op een andere plaats dichtbij kan parkeren zodat partijen elkaar niet in de weg hoeven te zitten. Partijen hebben spelregels nodig om hun buurrelatie niet nog verder uit de hand te laten lopen. Deels zijn die gegeven in het vonnis van 12 mei 2020 (één parkeerplaats voor [de buurman], op straffe van een dwangsom) maar [de buurvrouw] heeft recht op het ongestoord gebruik van haar andere parkeerplaatsen. Om de “machtsbalans” tussen partijen te herstellen is rechterlijk ingrijpen nodig.
in reconventie:
4.7.
De overwegingen hiervoor houden in dat het Gerecht niet van oordeel is dat sprake is van misbruik van procesrecht. Daarom wordt de vordering in reconventie afgewezen.
4.8.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [de buurman] in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding,
in conventie en in reconventie:
legt vast dat de vorderingen tegen gedaagden 3 en 4 op de zitting zijn ingetrokken,
veroordeelt [de buurman] om uitsluitend één vaste, door [de buurvrouw] aan te wijzen, parkeerplaats te gebruiken en verbiedt [de buurman] de andere parkeerplaatsen te gebruiken,
verbiedt [de buurman] de andere parkeerplaatsen langer dan 5 minuten te blokkeren,
bepaalt dat [de buurman] een dwangsom verbeurt van US$ 100,00 voor iedere keer dat hij dit bevel niet naleeft tot een maximum van US $ 20.000,00,
veroordeelt [de buurman] in de proceskosten, aan de zijde van [de buurvrouw] begroot op NAf 255,50 aan oproepingskosten, NAf. 750,00 aan griffierecht en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de veroordelingen en het verbod uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 26 juni 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.