In deze zaak, die op 26 juni 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, gaat het om een burenruzie tussen twee partijen, aangeduid als [de buurvrouw] en [de buurman]. De eiseres, [de buurvrouw], heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, [de buurman], vanwege onrechtmatig gebruik van haar parkeerplaatsen. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 25 februari 2020, gevolgd door aanvullende producties en pleitnota's van beide partijen. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling pas op 12 juni 2020 plaats, waarbij [de buurvrouw] aanwezig was, maar [de buurman] niet. Het Gerecht heeft op die zitting bepaald dat de uitspraak op 26 juni 2020 zou volgen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de buurvrouw] is sinds 22 augustus 2006 eigenaar van een perceel en heeft parkeerplaatsen die door [de buurman] onrechtmatig worden gebruikt. In een eerder vonnis van 12 mei 2020 werd [de buurvrouw] bevolen om [de buurman] toegang te geven tot een parkeerplaats, maar dit leidde tot verdere conflicten. [de buurvrouw] vordert in conventie dat [de buurman] zijn onrechtmatige handelen staakt en dat hij de parkeerplaatsen niet meer gebruikt. In reconventie vordert [de buurman] vergoeding van proceskosten, stellende dat [de buurvrouw] misbruik maakt van procesrecht.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er sprake is van een inbreuk op de eigendomsrechten van [de buurvrouw] en dat er spelregels nodig zijn om de burenruzie te beheersen. Het Gerecht heeft [de buurman] verboden om de andere parkeerplaatsen te gebruiken en hem een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van dit bevel. De vordering in reconventie van [de buurman] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van [de buurvrouw].