Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
2 2. de besloten vennootschap [de Sint Maartense vennootschap], gevestigd in Sint Maarten,
gemachtigden: mr. S.C. van Lint, mr. L. Bartelsman en mr. M.E. Lips
hierna: [de werknemer],
gemachtigde: mr. K.de. l'Isle.
1.1. Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
Voor recht verklaart dat per 1 juni 2012 de arbeidsovereenkomst tussen [de Sintmaartense vennootschap] en de heer [de werknemer] is beëindigd;
tegen de vroegst mogelijke datum;
Primair: vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van [de werknemer], zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW NL;
Subsidiair: vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW NL;
Meer subsidiair: Vanwege andere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder h BW NL;
Zonder toekenning van de transitievergoeding of enig andere vergoeding, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [de werknemer].”
4.De beoordeling
Algemeen
“na overleg tussentijds besluiten de uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds te beëindigen”. Er staat dus niet dat als de uitzendovereenkomst met [de Sintmaartense vennootschap] eindigt dat automatisch met zich brengt dat ook de arbeidsovereenkomst met [de Nederlandse vennootschap] eindigt. Er geldt een verplichting tot overleg en er moet een gezamenlijk besluit zijn.
uitzend)overeenkomst tussen [de Sintmaartense vennootschap] en [de werknemer] definitief zou eindigen op het moment van zijn benoeming tot statutair bestuurder. Dat volgt niet uit de wet. Daarin staat alleen dat tijdens het statutair directeurschap er geen arbeidsovereenkomst mag zijn en niet dat de eerder aangegane arbeidsovereenkomst niet kan herleven na het einde van het statutair bestuurderschap. Immers, uit de onderlinge verwevenheid van de beide overeenkomsten volgt juist dat [de Nederlandse vennootschap] [de werknemer] aan [de Sintmaartense vennootschap] ter beschikking stelt om werkzaamheden voor [de Sintmaartense vennootschap] te verrichten. Eerst als bedrijfsdirecteur en later als statutair bestuurder; alles in het belang van [het concern] waarvan de uiteindelijke aandeelhouder het goed zal hebben gevonden dat [de werknemer] tot statutair bestuurder werd benoemd. Het Gerecht is van oordeel dat het, vanuit de bedoeling van de onderling samenhangende overeenkomsten (zie wat hiervoor is overwogen onder 4.7.), niet uitmaakt of [de werknemer] nu als statutair of als titulair directeur zijn werkzaamheden verrichtte. Als [de Sintmaartense vennootschap] [de werknemer] zou ontslaan als statutair bestuurder dan valt hij sowieso terug op zijn arbeidsovereenkomst met [de Nederlandse vennootschap]. Maar na zijn ontslag als statutair bestuurder is niet zonder meer gezegd dat de uitzendovereenkomst met [de Sintmaartense vennootschap] niet “herleeft”. De voormelde onderlinge samenhang verzet zich hier namelijk tegen. Voorstelbaar is immers dat [de werknemer] weer als bedrijfsdirecteur, adviseur of in een andere functie voor [de Sintmaartense vennootschap] zou blijven werken. In dit verband is sprekend dat tijdens het statutaire bestuurderschap partijen uitvoering zijn blijven geven aan deze uitzendovereenkomst. Gesteld noch gebleken namelijk is dat aan de uit deze overeenkomst blijkende arbeidsvoorwaarden een andere invulling is gegeven. Zo is [de werknemer] niet meer gaan verdienen.
“vanwege zijn onrechtmatige gedragingen werd ontslagen als statutair bestuurder van [de Sintmaartense vennootschap] en de overeenkomst van opdracht met hem werd opgezegd”(alinea 3.41 van de akte houdende wijziging verzoek van [de Nederlandse vennootschap].)
“verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.”Artikel 7:671b lid 1 sub a BW NL bepaalt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst in een dergelijk geval kan ontbinden. Artikel 7:673 lid 7 onder c BW NL houdt in dat geen transitievergoeding is verschuldigd als het eindigen van de arbeidsovereenkomst
“het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.”In lid 8 is daarop een correctie mogelijk gemaakt:
“… kan de kantonrechter de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk aan de werknemer toekennen indien het niet toekennen ervan naar maatstaven naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.”
“Het TBO (Team Bestrijding Ondermijning, GEA) heeft vastgesteld dat voor een bedrag van USD 2.585.120,97 overschrijvingen hebben plaatsgevonden van [de Sintmaartense vennootschap] naar verschillende bankrekeningen van (offshores gelieerd aan) een agent van [de Sintmaartense vennootschap] met de achternaam X (“X) Met uitzondering van de eerste twee facturen zijn alle op deze overschrijvingen betrekking hebbende (aangetroffen) facturen gericht aan [de werknemer]. Uit het onderzoek blijkt ook dat [X] (een hoofdverdachte in het onderzoek ….) meerdere betalingen heeft gedaan aan [de werknemer] in privé en aan zijn familieleden. De gedeelde onderzoeksbevindingen hebben ertoe geleid dat het voor [het concern] duidelijk werd dat het TBO (in processen-verbaal) heeft vastgesteld dat [X] bedragen die worden aangeduid als “kickbacks” van in totaal 8000 Euro en vermoedelijk USD 322.059,95 aan [de werknemer] heeft betaald.”Bij akte en pleitnota van [de Nederlandse vennootschap] wordt verder uitgelegd dat [de werknemer] voor NAf. 360.000,00 door [de Sintmaartense vennootschap] ten onrechte aan zichzelf heeft laten uitbetalen. Dat bedrag is verdeeld over 4 categorieën:
“ging toen het geval …. spelen, waarbij [de politicus] bij [de Sintmaartense vennootschap] ([de werknemer]) ging aankloppen voor opeisen van een betaling die [X] hem verschuldigd zou zijn en niet heeft voldaan”(alinea 24 pleitnota [de werknemer]). De Raad van Bestuur (Y) heeft toen goedkeuring gegeven om de betaling te verrichten. Al in februari 2017 was bekend dat er een opsporingsonderzoek plaatsvond. Op 13 januari 2017 werd [de werknemer] als verdachte aangemerkt maar hij is pas in maart 2018 geschorst terwijl hij in januari 2018 nog een loonsverhoging heeft gehad. De reden voor de schorsing zal zijn aanhouding zijn geweest; toen moest [het concern] naar de buitenwereld toe wel iets doen. Niet moet worden vergeten dat de administratie van [de Sintmaartense vennootschap] intern en extern werd gecontroleerd, zoals door [de Nederlandse vennootschap] en in het verzoekschrift onder 21 wordt gesteld.
“De administratie werd intern opgemaakt, intern gecontroleerd door [de werknemer] en de controller ([Z]) toen werd het naar Curaçao gestuurd voor controle door [het concern]. Maandelijks werd beknopt aan [de Caribische vennootschap] gerapporteerd en per kwartaal uitgebreid”(alinea 26 pleitnota). Rode draad in de verdediging van [de werknemer] is dat hij niet zelf de verweten gedragingen is begonnen maar dat die werden geïnitieerd en volgehouden tot op het niveau van de Raad van Bestuur. In 2002/2004 heeft [het concern] meegedaan een collectieve schikking op verzoek van de ACM. In 2009 was [het concern] betrokken bij een bouwfraude in Nederland. Anders dan het overgelegde integriteitsbeleid van de [het concern] suggereert is het met het integriteitsgehalte binnen [het concern] dus niet goed gesteld. Wat betreft de verweten onttrekkingen wordt opgemerkt dat niet een deskundige externe partij is gevraagd daarnaar onderzoek te verrichten. Het is een intern onderzoek, onduidelijk is wie het heeft uitgevoerd, [de werknemer] is niet gevraagd daaraan mee te werken en wordt pas achteraf gevraagd om een reactie die hij heeft gegeven. Het “rapport” bestaat uit een Excell-overzicht en een grote stapel onderliggende stukken. [de werknemer] heeft niet de gelegenheid gekregen om zelf stukken te mogen aandragen en evenmin daartoe toegang tot de administratie van [de Sintmaartense vennootschap] gekregen. Wat betreft de vier aangevoerde categorieën voert [de werknemer] inhoudelijk verweer. Hij verwijst verder naar een e-mail van 20 november 2019 van [X]; daarin wordt gezegd dat per 31 december (2017?) [de werknemer] nog slechts NAf. 12.000,00 aan [de Sintmaartense vennootschap] was verschuldigd. [de werknemer] benadrukt dat hij niets heimelijks heeft gedaan: alle mutaties werden door hem in de administratie van [de Sintmaartense vennootschap] verantwoord. Conclusie van [de werknemer] is dat de arbeidsovereenkomst ongeacht zijn voortdurende arbeidsongeschiktheid voorwaardelijk kan worden ontbonden. Hij vindt dat ontbinding mogelijk is op grond van artikel 7:671b lid 6 BW NL. De ontbinding moet plaatsvinden met inachtneming van de geldende opzegtermijn en met uitbetaling van een transitievergoeding omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van [de werknemer] is en de ontbinding enkel noodzakelijk is geworden door handelen van de [het concern].
uitzendovereenkomst) is geëindigd. Voor de motivering hiervan wordt verwezen naar 4.7. en 4.11. van dit vonnis. Vanwege dezelfde reden kan niet voor recht worden verklaard dat de overeenkomst van opdracht per 4 januari 2019 is beëindigd. Wel kan voor recht worden verklaard dat door middel van opzegging de uitzendovereenkomst tussen [de Sintmaartense vennootschap] en [de werknemer] per 22 juli 2019 rechtsgeldig is geëindigd omdat [de werknemer] daarmee instemt. [de werknemer] heeft alleen geen betaling over de opzegtermijn ontvangen en die vordert hij in deze procedure.