ECLI:NL:OGEAM:2020:31

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
SXM201901368
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot betaling van verschuldigde lonen en ontbinding van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. V.C. Choennie, verzocht het Gerecht om de werkgever te veroordelen tot betaling van verschuldigde lonen over gewerkte zaterdagen van 2014 tot en met 2019, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De werknemer stelde dat hij structureel op zaterdagen had gewerkt, maar slechts voor een vijfdaagse werkweek werd beloond. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. C.R. Rutte, betwistte deze claims en voerde aan dat de werknemer nooit om uitbetaling van de zesde werkdag had gevraagd en dat de vordering verjaard was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2020 werd het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst behandeld. De werknemer verklaarde dat hij zich bedreigd voelde op de werkvloer, wat leidde tot zijn beslissing om niet langer voor de werkgever te willen werken. Het Gerecht overwoog dat de werknemer onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij structureel op zaterdagen werkte en dat hij nooit schriftelijk had geklaagd over het niet verlonen van de zesde werkdag. De werkgever had bovendien geen administratie van gewerkte uren bijgehouden, maar de werknemer had ook geen bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk meer dan vijf dagen per week had gewerkt.

Het Gerecht concludeerde dat de werknemer niet aan zijn stelplicht had voldaan en wees de vorderingen af. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever op NAf. 1.000,00 werden begroot. Deze beschikking werd uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201901368
Beschikking d.d. 26 februari 2020
inzake
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verzoeker,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. V.C. CHOENNIE,
tegen
[de werkgever],gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. C.R. RUTTE,

1.Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 30 december 2019,
verweerschrift met producties,
pleitnota namens de werknemer.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020 in aanwezigheid van partijen en de gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is gezegd. Op deze zitting is ook het door de werknemer ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst behandeld.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Sinds 1 september 2012 bestaat een arbeidsovereenkomst tussen partijen. De werknemer is werkzaam als
“tire repair man”. Uit de registratie bij SZV van 1 september 2012 volgt dat NAf. 1.380,00 bruto per maand verdient en dat sprake is van een vijfdaagse werkweek (8 uur per dag). Uit deze registratie per 20 februari 2019 volgt dat de werknemer NAf. 1.550,00 bruto per maand verdient. De overige gegevens zijn ongewijzigd.
2.2.
Op 6 augustus 2019 heeft de werknemer een klacht ingediend bij de Labor Office:
“The employee claims to be threatened on the job by gangs and he no longer feels safe working under these conditions.”Daarna heeft de werknemer geen werkzaamheden meer verricht voor de werkgever.

3.Het geschil

3.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de werkgever te veroordelen om aan hem uit te betalen de verschuldigde lonen over de gewerkte zaterdagen vanaf 2014 tot en met 2019, vermeerderd met 50% aan wettelijke verhogingen en de wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de vorderingen van de werknemer af te wijzen en om hem te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
De werknemer stelt, kort en zakelijk weergegeven, dat hij structureel op de zaterdag heeft gewerkt. Hij is echter maar voor een 5-daagse werkweek beloond. Daarom vordert hij over de laatste vijf jaar (in verband met de verjaringstermijn) betaling van het loon over deze zesde werkdag. Hij wijst er op dat hij nooit salarisstroken heeft ontvangen en dat hij maandelijks een contant bedrag van de werkgever van USD 700,00 in een enveloppe ontving en dat hij daarvoor nooit een kwitantie hoefde te ondertekenen. Volgens de berekening van de Labor Office komt zijn claim neer op een bedrag van NAf. 18.666,72 bruto. De werknemer brengt twee onderhandse getuigenverklaringen in het geding waaruit volgens hem blijkt dat hij structureel op de zaterdagen werkte.
3.4.
De werkgever stelt, kort en zakelijk weergegeven, dat uit de registratie bij SZV duidelijk volgt dat de werknemer 5 dagen in de week werkte. Wel degelijk werden loonstroken gemaakt en die haalde de werknemer bij de accountant van de werkgever geregeld op om zijn SZV-kaart te kunnen verlengen. Nooit heeft de werknemer om uitbetaling van de zesde werkdag gevraagd. De vordering is ingesteld op 30 december 2019 zodat alle loonbedragen van voor 30 december 2014 zijn verjaard. De werknemer nam elk jaar een volle maand vakantie op zodat hij gedurende die periode niet op de zaterdagen kan hebben gewerkt. Verder is het salaris in de loop der jaren gestegen en is het dus niet terecht dat de werknemer uitgaat van de hoogte van het meest recent ontvangen salaris.

4.De beoordeling

4.1.
Op de zitting heeft de rechter aan de werknemer gevraagd waarom hij nooit heeft geklaagd over het 20% te lage salaris. Hij zei dat niet te weten. Zijn advocaat vulde zijn antwoord aan door te zeggen dat de werknemer gepest en bedreigd werd door de werkgever. De werkgever heeft ter zitting desgevraagd verklaard geen administratie bij te houden van de gewerkte uren van de medewerkers.
4.2.
De werknemer stelt dat hij al vanaf 2012 stelselmatig niet wordt betaald voor zijn 6e werkdag. Het Gerecht overweegt dat uit de registratie bij SZV blijkt van een vijfdaagse werkweek. Weliswaar is dat opgaafformulier niet door de werknemer ondertekend maar het kan niet anders dan dat de werknemer dit wel wist, zij het indirect. Zoals de werkgever namelijk aanvoert, en de werknemer niet betwist, was hij vanwege zijn dienstverband tegen ziektekosten verzekerd bij SZV. Dat betekent dat hij een keer per jaar aan SZV moet aantonen nog in loondienst te zijn door het overleggen van zijn salarisstroken. Daaruit vloeit ook voort dat hij slechts voor 5 werkdagen werd verloond. Omdat partijen geen schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn aangegaan leidt het Gerecht daaruit af dat tussen partijen een vijfdaagse werkweek is overeengekomen. Voor zover daarvan door feitelijk gebruik in de loop van de tijd verandering zou zijn gekomen geldt het volgende.
4.3.
De werknemer heeft nooit schriftelijk geklaagd over het niet verlonen van de zesde werkdag. De werkgever betwist dat hij ooit mondeling heeft geklaagd. De werknemer blijft in gebreke om die stelling te weerleggen. Zo legt hij niet uit bij welke gelegenheid hij dat heeft gedaan, wat de reactie van de werkgever was, en evenmin waarom hij geen nadere actie heeft ondernomen toen zijn mondeling klagen tot niets leidde. Dat betekent dat het Gerecht ervan uit moet gaan dat de werknemer niet mondeling heeft geklaagd. De enige reden dat deze claim nu wordt ingediend is het besluit van de werknemer om niet langer voor de werkgever te willen werken; zie het door hem ingediende ontbindingsverzoek.
4.4.
Het Gerecht is van oordeel dat de pesterijen en de bedreigingen, die door de werkgever worden betwist, wel worden gesteld door de werknemer maar onvoldoende worden onderbouwd. Uit de getoonde filmpjes volgt van enige incidenten maar die zijn onvoldoende ernstig om als begin van bewijs van jarenlange constante bedreigingen en pesterijen te worden gezien.
4.5.
Het nooit schriftelijk klagen en het onvoldoende aannemelijk maken van de pesterijen en bedreigingen leiden het Gerecht tot het oordeel dat de werknemer niet voldoet aan zijn stelplicht dat hij structureel 6 dagen in de week werkte. De twee verklaringen die hij in het geding heeft gebracht zijn onvoldoende gedetailleerd om daarvan uit te kunnen gaan. Dit betekent dat het Gerecht geen aanleiding vindt om de werknemer toe te laten tot het bewijs van zijn stelling dat hij structureel een zesde dag heeft gewerkt.
4.6.
Ambtshalve geeft het Gerecht nog aandacht aan artikelen 28 tot en met 30 van de Arbeidsregeling. Daarin is de verplichting van de werkgever opgenomen om een arbeidslijst en werkroosters bij te houden, en ook een overwerkregister. Zoals gezegd heeft de werkgever op de zitting toegegeven zich niet aan deze wettelijke verplichting te hebben gehouden. Dit geeft echter het Gerecht geen aanleiding om anders over deze kwestie te denken. Met name omdat de werknemer wel de salarisstroken regelmatig moet hebben ontvangen en dat de werknemer geen aanleiding gaf om te protesteren tegen het te lage loon.
4.7.
Een en ander betekent dat het Gerecht de vorderingen van de werknemer afwijst. Als in het ongelijk gestelde partij wordt hij in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 26 februari 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.