ECLI:NL:OGEAM:2020:27

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
SXM202000093
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden door toedoen van de werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en een werknemer over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. P.H. Bruns, had zich schuldig gemaakt aan het omleiden van omzet die aan de werkgever toekwam naar zichzelf, wat resulteerde in schade voor de werkgever. De werknemer had toegegeven dat hij deze gedraging had verricht, maar verzocht om zijn baan te behouden in ruil voor het terugbetalen van het schadebedrag van US$ 6.953,26. De werkgever ging hier niet mee akkoord.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2020 werd het kort geding verzoek van de werknemer tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon behandeld. Het Gerecht oordeelde dat de gedragingen van de werknemer, die onrechtmatige concurrentie voor eigen gewin inhielden, een dringende reden vormden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht oordeelde dat het vertrouwen van de werkgever in de werknemer ernstig was geschaad en dat de werknemer te lang had gewacht om zijn schuld te bekennen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden zonder recht op enige vergoeding voor de werknemer, die ook in de proceskosten werd veroordeeld.

De beslissing van het Gerecht was dat de arbeidsovereenkomst per direct werd ontbonden en dat de werknemer de proceskosten moest vergoeden, die aan de zijde van de werkgever waren begroot op NAf 1.450,00.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202000093
Beschikking d.d. 21 februari 2020
inzake
[de werkgever],gevestigd in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,
tegen
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verweerder,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. P.H. BRUNS.

1.1. Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 24 januari 2019,
brief van 23 januari 2020 namens de werknemer met producties,
brieft van 23 januari 2020 namens de werkgever met producties,
verweerschrift tevens pleitnota namens de werknemer,
pleitnota namens de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020 in aanwezigheid van de werknemer en de beide gemachtigden. Namens de werkgever zelf is niemand verschenen. Op de zitting is ook het kort geding verzoek van de werknemer strekkende tot wedertewerkstelling en doorbetaling loon behandeld.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Sinds 24 januari 2005 is de werknemer in loondienst werkzaam voor de werkgever. Hij verdient momenteel NAf. 4.500,00 per maand bruto. De werknemer heeft de functie van “marketing officer”.
2.2.
Bij brief van 17 oktober 2019, waarin de werkgever de werknemer schorst, bericht de werkgever onder andere het volgende aan de werknemer:
“As indicated, it came to our attention that you my have possibly been abusing your position as an employee of our company, whereby you would have allegedly been conducting your own business within our company. In your capacity of Marketing Officer and Head of Technical Division at our company, you are responsible for, among other things, acquiring new business and being in close contact with our customers regarding their orders and installation of equipment. Customers that desire to order equipment and have them installed would receive a quote to that effect from our company on our stationery signed by my person.
It came to our attention that in your contact with our customers that you would have allegedly provided them with a cheaper quote and directly ordering said equipment from our suppliers in the United States with which you have contact based on your position at our company. Additionally, said customers would have allegedly paid you directly to a personal account, based on instructions from you and/or an invoice that was made by you.”
2.3.
Na kennisneming van deze brief heeft de werknemer zich ziek gemeld. De schorsing is gehandhaafd en na 1 november 2019 is zijn salaris niet meer uitbetaald.
2.4.
Voor het eerst op de zitting heeft de werknemer toegegeven dat hij inderdaad zich schuldig heeft gemaakt aan het omleiden van aan de werkgever toekomende omzet naar zichzelf. Ook dat de werkgever hierdoor schade van US$ 6.953,26 heeft ondervonden. Hij wil dit bedrag terug betalen mits hij zijn baan behoudt. Daar stemt de werkgever niet mee in.

3.Het geschil

3.1.
De werkgever verzoekt dat het Gerecht om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden, zonder toekenning van enige vergoeding en met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.2.
De werknemer verzoekt het Gerecht het verzoek af te wijzen omdat er geen sprake is van een dringende reden. Subsidiair, als de rechter tot ontbinding zou besluiten, moet het loon worden doorbetaald tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of sprake is van een dringende reden die gewichtig genoeg is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt bevestigend beantwoord door het Gerecht. Duidelijk is dat de werknemer toegeeft de hem verweten gedraging te hebben verricht. Dat komt neer op het tijdens het dienstverband onrechtmatige concurrentie voor eigen gewin plegen waardoor de werkgever schade heeft ondervonden.
4.2.
Anders dan de werknemer aanvoert legt het verder vlekkeloze dienstverband onvoldoende gewicht in de schaal om daar anders over te denken. Het vertrouwen dat de werkgever in de werknemer behoort te hebben is hierdoor ernstig geschaad, temeer nu de werkgever een onderneming exploiteert op het gebied van beveiliging. Daar komt nog bij dat de werknemer, ondanks daarvoor meer dan drie maanden de tijd te hebben gehad, tot op de zitting wacht om schuld te bekennen. Dat is bepaald niet bevorderend voor het herstel van het vertrouwen. Tot slot geldt dat het Gerecht het koppelen van het terugbetalen van het schadebedrag aan het behoud van de arbeidsovereenkomst evenmin passend acht.
4.3.
Slotsom is dat de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden per vandaag wordt ontbonden. In een dergelijk geval is het niet mogelijk om een vergoeding ten laste van de werkgever op te leggen.
4.4.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werknemer in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden, namelijk een dringende reden, per vandaag,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op NAf. 450,00 aan griffierecht en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachigde,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 21 februari 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.