Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.H. BRUNS.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en een werknemer over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. P.H. Bruns, had zich schuldig gemaakt aan het omleiden van omzet die aan de werkgever toekwam naar zichzelf, wat resulteerde in schade voor de werkgever. De werknemer had toegegeven dat hij deze gedraging had verricht, maar verzocht om zijn baan te behouden in ruil voor het terugbetalen van het schadebedrag van US$ 6.953,26. De werkgever ging hier niet mee akkoord.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2020 werd het kort geding verzoek van de werknemer tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon behandeld. Het Gerecht oordeelde dat de gedragingen van de werknemer, die onrechtmatige concurrentie voor eigen gewin inhielden, een dringende reden vormden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht oordeelde dat het vertrouwen van de werkgever in de werknemer ernstig was geschaad en dat de werknemer te lang had gewacht om zijn schuld te bekennen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden zonder recht op enige vergoeding voor de werknemer, die ook in de proceskosten werd veroordeeld.
De beslissing van het Gerecht was dat de arbeidsovereenkomst per direct werd ontbonden en dat de werknemer de proceskosten moest vergoeden, die aan de zijde van de werkgever waren begroot op NAf 1.450,00.