ECLI:NL:OGEAM:2020:107

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
SXM202000778
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing door werkgever in het licht van veranderde omstandigheden door COVID-19

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. G. Hatzmann, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, op basis van veranderde omstandigheden als gevolg van de COVID-19 pandemie. De werkgever stelde dat de onderneming ernstig was getroffen door de pandemie, wat leidde tot een teruglopende omzet en een negatieve kasstroom. De werknemer, die sinds 1 november 2015 in dienst was en de functie van Deputy Operations Manager vervulde, betwistte echter de noodzaak van zijn ontslag en vroeg zich af waarom hij specifiek moest worden ontslagen in plaats van andere werknemers.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 september 2020 werd duidelijk dat de werkgever niet voldoende had onderbouwd waarom de werknemer zijn baan moest verliezen en niet andere werknemers. Het Gerecht oordeelde dat van de werkgever verwacht mag worden dat hij inzichtelijk maakt of er herplaatsingsmogelijkheden zijn en waarom de keuze op deze specifieke werknemer is gevallen. Aangezien de werkgever hierin tekortschiet, werd het verzoek tot ontbinding afgewezen. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de werkgever in de proceskosten van de werknemer moet worden veroordeeld, die zijn kosten begroot op NAf 1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging door werkgevers bij ontslagverzoeken, vooral in situaties van economische tegenspoed, en de noodzaak om transparant te zijn over de redenen voor ontslag en mogelijke herplaatsingsopties.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202000778
Beschikking d.d. 4 november 2020
inzake
de besloten vennootschap
[de werkgever],wonende in Sint Maarten,
verzoekster,
verweerder in het zelfstandig voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. G. HATZMANN,
tegen
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verweerder,
zelfstandig voorwaardelijk tegenverzoeker,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,

1.Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 24 augustus 2020,
zelfstandig tegenverzoek met productie,
brief van 18 september 2020 namens de werknemer met producties,
pleitaantekeningen van de werkgever,
pleitaantekeningen van de werknemer,
akte tot overleggen nadere producties van de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2020 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd. Afgesproken is dat de werkgever nog mocht reageren op enkele argumenten. Dat is gebeurd met processtuk f. Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft de werknemer hier niet op gereageerd.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer (geboren op 17 juni …..) is op 1 november 2015 in loondienst getreden. Sinds februari 2019 heeft hij de functie van Deputy Operations Manager en verdient hij een salaris van NAf. 6.100,00 bruto per maand (exclusief vakantiegeld en emolumenten).
2.2.
De werkgever exploiteert een onderneming op de luchthaven die is gericht op de dienstverlening aan eigenaren en bemanningen van privévliegtuigen die naar Sint Maarten vliegen.
2.3.
Bij brief van 3 juni 2020 wordt door de werkgever aan de werknemer medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst als gevolg van de COVID-pandemie moet worden beëindigd. Twee passages uit de brief:
“Following the meeting held on June 3, 2020, this letter is formal notification of the termination of your employment with [de werkgever] by reason of redundancy. You are entitled to severance pay based on existing labor laws, vacation and notice pay as well as the salaries garnered in recent months. The total payout amount will be (…) (NAf. 22.500).”
“We want to make it clear that this termination is in no way associated to your performance while at [de werkgever].(…)”
2.4.
Uit een brief van 12 augustus 2020 van de accountant van de werkgever volgt dat de onderneming zeer ernstig is getroffen door de COVID-pandemie. Hierdoor vindt immers veel minder luchtverkeer plaats. De brief besluit als volgt:
“Om de negatieve kasstroom enigszins te beperken heeft de onderneming diverse maatregelen getroffen. Bij uitblijven van economisch herstel op de korte- en middellange termijn zal echter binnen afzienbare tijd onvoldoende liquiditeiten aanwezig zijn om verplichtingen te blijven voldoen.”

3.Het geschil

3.1.
De werkgever verzoekt het Gerecht bij beschikking om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk, althans op de kortst mogelijke termijn, te ontbinden wegens een gewichtige reden, bestaande uit veranderde omstandigheden, met toekenning aan de werknemer van een billijke vergoeding, rekening houdende met de precaire financiële positie van de werkgever met bepaling dat die vergoeding in termijnen zal mogen worden voldaan, kosten rechtens.
3.2.
De werknemer verzoekt het Gerecht, als de rechter tot ontbinding zou besluiten, aan hem een vergoeding toe te kennen van NAf. 41.175,00 bruto, althans een redelijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek is gebaseerd op een gewichtige reden, bestaande uit veranderde omstandigheden. Die omstandigheden bestaan uit de zwaar teruggelopen omzet als gevolgd van de COVID-pandemie. Door de werknemer worden hier vraagtekens bij gezet omdat in de zomer er altijd sprake is van laagseizoen. Het Gerecht overweegt dat door de COVID-pandemie de economie op Sint Maarten enorme klappen heeft gekregen en dus ook het luchtverkeer. Duidelijk is ook dat de pandemie nog steeds voortduurt. Dus in die zin is het Gerecht het eens met de werkgever dat er sprake is van veranderde omstandigheden.
4.2.
De werknemer voert echter aan dat de werkgever niet duidelijk maakt waarom hij nu juist moet worden ontslagen en niet enige andere werknemer. Hij wijst op de lengte van zijn dienstverband, de tevredenheid over zijn functioneren en zijn bereidheid om akkoord te gaan met een andere (hiërarchisch lagere) functie. Dat verweer treft doel. Van een werkgever die ontbinding van een arbeidsovereenkomst vraagt aan dit Gerecht op grond van bedrijfseconomische redenen mag worden gevergd dat hij goed uitlegt waarom de werknemer zijn baan moet verliezen en niet (ook) andere werknemers. Ook moet inzichtelijk worden gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden zijn. Dat alles heeft de werkgever niet gedaan. Op de zitting is afgesproken dat partijen zouden kijken of er een herplaatsingsmogelijkheid is maar het Gerecht heeft uit de e-mail van de werknemer begrepen dat partijen daarover niet met elkaar hebben gesproken, wat door de werkgever onweersproken is gelaten.
4.3.
Het verzoek moet dan ook worden afgewezen. Dat betekent dat het Gerecht niet toekomt aan het voorwaardelijk tegenverzoek.
4.4.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werkgever in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzoek van de werkgever af,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de zijde van de werknemer begroot op NAf. 1.500,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 4 november 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.