Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
(eiser),
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
Aanduiding bestreden beschikkingen
Procesverloop
De feiten
Het verzoek en de standpunten van partijen
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 september 2019 uitspraak gedaan in een bodemprocedure waarin een vreemdeling, eiser, zich verzet tegen een ongewenstverklaring door de Minister van Justitie van Sint Maarten. Eiser, een Canadees staatsburger, was op 23 juni 2019 op Sint Maarten aangekomen en werd op verdenking van witwassen aangehouden. Na zijn aanhouding werd hij in vreemdelingenbewaring geplaatst en op 25 juni 2019 ontving hij een bevel tot bewaring en een bevel tot verwijdering, waarin hij voor drie jaar als ongewenst werd verklaard. Eiser heeft op 3 juli 2019 beroep ingesteld tegen deze beschikkingen, waarbij hij stelde dat hij niet illegaal in Sint Maarten verbleef en dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte. De Minister van Justitie heeft echter geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de toelatingsvoorwaarden en dat er gevaar voor de openbare orde bestond.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2019 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij benadrukte dat hij van plan was om in de toekomst terug te keren naar Sint Maarten. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ongewenstverklaring terecht was, omdat eiser was aangehouden voor een strafbaar feit en niet kon aantonen dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Minister op goede gronden had kunnen besluiten tot de ongewenstverklaring en dat het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.