ECLI:NL:OGEAM:2019:93

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
SXM201900486 (v/h SXM201900317)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden en plichtsverzuim van de werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de vereniging het Rode Kruis St. Maarten en de werknemer, die sinds 1 januari 2016 in loondienst was als manager. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, waaronder plichtsverzuim van de werknemer. De werknemer had zich niet gehouden aan haar taken, had een onacceptabele houding tegenover het bestuur en had zonder overleg vakantiedagen opgenomen.

De werknemer had op 18 januari 2019 een rapport ontvangen dat de verstoorde relatie tussen haar en het bestuur bevestigde. Ondanks dat de werknemer de kans had gekregen om op het rapport te reageren, had zij dit niet gedaan. De werkgever had de werknemer op 22 januari 2019 op betaald verlof gestuurd en er waren onderhandelingen geweest over een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar deze waren niet succesvol.

Het Gerecht oordeelde dat de werkgever ontvankelijk was in zijn verzoek en dat de dringende reden voor ontbinding was komen vast te staan. De werknemer had niet adequaat gecommuniceerd met het bestuur, had haar taken niet uitgevoerd en had zich niet gedragen zoals van een goed werknemer verwacht mag worden. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per direct, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer, die ook in de proceskosten werd veroordeeld. De herstelbeschikking werd op 7 juni 2019 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201900486 (v/h SXM201900317)
Beschikking d.d. 29 mei 2019
/ herstelbeschikking van 7 juni 2019
inzake
de vereniging het RODE KRUIS ST. MAARTEN,gevestigd op Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mrs. W.J. NELISSEN, C.W. WASIELA en F.N. JANSEN,
tegen
[de werknemer],wonende op Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. Z. BARY.
Door verzoekster is per e-mail van 29 mei 2019 om herstel van deze beschikking gevraagd. Per e-mail van dezelfde datum is daarop door verweerster gereageerd. Het Gerecht heeft geconstateerd dat in deze beschikking een fout is gemaakt. Deze wordt nu hersteld, zoals in de beslissing onderstreept is vermeld.

1.Het procesverloop

1.1.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 2 april 2009,
brief van 10 mei 2019 met aanvullende producties van de werkgever,
brief (verkeerd gedateerd) namens de werknemer met producties, ontvangen op 10 mei 2019,
brief van 14 mei 2019 namens de werknemer met producties,
pleitnota van de werkgever,
pleitnota van de werknemer.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 mei 2019 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden (m.u.v. mr. Nelissen). De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De werknemer, geboren op …………., is met ingang van 1 januari 2016 in loondienst van de werkgever getreden in de functie van manager. Zij is voor onbepaalde tijd in dienst. Haar salaris bedraagt NAf. 5.492,00 bruto per maand.
2.2.
De werkgever is een vereniging op ideële grondslag. Zij is aangesloten bij het Internationale Rode Kruis en heeft als doel op Sint Maarten met behulp van vrijwilligers de idealen van het Rode Kruis te verwezenlijken. De werknemer is als enige bij de werkgever in loondienst. Alle andere medewerkers zijn vrijwilligers. Deze vrijwilligers zijn lid van de werkgever. De algemene ledenvergadering wijst de bestuursleden aan. De werknemer rapporteert aan het bestuur.
2.3.
Op 18 januari 2019 is op verzoek van de werkgever een Report Fact Finding (hierna: het Report) afgerond. Directe aanleiding daarvoor was een aanvaring tussen de werknemer en het bestuur op 20 november 2018 en twee kort daaraan voorafgaande schriftelijke waarschuwingen naar aanleiding van haar functioneren. De vrijwilligers hebben de kant van de werknemer gekozen en hebben het bestuur verzocht om af te treden. Dat weigerde het bestuur. Het Nederlandse Rode Kruis heeft toen de werkzaamheden van de werkgever op Sint Maarten overgenomen. Tegelijkertijd werd aan het Report gewerkt, waarvoor de werknemer de nodige documenten en informatie heeft verschaft. De werknemer heeft niet gereageerd op het concept-rapport maar heeft daar wel de kans voor gekregen. Het report bevat niet een conclusie maar is een weergave van de feiten zoals die zich hebben afgespeeld binnen de organisatie van de werkgever sinds 6 september 2017, de dag dat orkaan Irma Sint Maarten grotendeels verwoestte. Dit rapport is door de werkgever gedeeld met de vrijwilligers.
2.4.
Bij brief van 20 februari 2019 van het Nederlandse Rode Kruis aan
“The Board of Rode Kruis St. Maarten”, maar gelet op de aanhef
“Dear …….”gericht aan de werknemer, wordt onder andere het volgende bericht:
“From the report that was shared with you on January 18th, we have come to the conclusion that the current relationship between the board and yourself is disturbed to the extent that a professional and constructive working relationship is no longer possible. The lack of open and constructive communication has caused incidents to escalate beyond control and has resulted in a situation where a regular exchange of information allowing everyone to perform their role is no longer possible. Looking at the current and previous events that have occurred in the branch since May, a decision is made to seek termination of your employment agreement.”
2.4.
De werkgever heeft de werknemer op 22 januari 2019 op betaald verlof gestuurd. Tussen partijen is onderhandeld over een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft daarvoor een voorstel gedaan. Daarop heeft de werkgever een tegenvoorstel gedaan waarop de werknemer niet heeft gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
De werkgever verzoekt het gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de arbeidsovereenkomst op de meest korte termijn te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer en met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.2.
De werknemer verzoekt het gerecht om het verzoek af te wijzen, althans de werkgever in het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Als het gerecht dat niet doet dan verzoekt de werknemer om te bepalen dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding moet betalen, met een correctiefactor van twee, op grond van de kantonrechtersformule. Een en ander met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheidsverweer

4.1.
Door de werknemer wordt aangevoerd dat de overname van de bedrijfsvoering van de werkgever door het Nederlandse Rode Kruis, het starten van de Fact Finding, de non-actiefstelling van de werknemer en de indiening van het verzoekschrift zijn geïnitieerd door het Nederlandse Rode Kruis. Daarvoor zou onvoldoende basis bestaan in de statuten van de werkgever en daarom moet de werkgever niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit wordt door de werkgever gemotiveerd betwist.
4.2.
Het Gerecht overweegt dat het alleen kan oordelen over de vraag of de werkgever ontvankelijk is in zijn verzoek. Dat is een procesrechtelijke en niet een materieelrechtelijke vraag. Over het traject dat aan de indiening van het verzoek vooraf is gegaan hoeft het gerecht zich dan ook geen oordeel te vormen.
4.3.
Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. De werkgever, ter zitting vertegenwoordigd door de voorzitter van het bestuur, heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Daarmee is gegeven dat de werkgever in zijn verzoek tot ontbinding ontvankelijk moet worden verklaard.
Primaire grond: de dringende reden
4.4.
In de woorden van de werkgever (alinea 61 verzoekschrift):
“(…) mist [de werknemer] de bekwaamheid en de communicatieve vaardigheden om haar functie als manager te kunnen vervullen, zij ondermijnt het bestuur, voert haar taken niet uit, weigert expliciete redelijke bevelen of instructies op te volgen, heeft een onacceptabele houding tegenover het bestuur (…) en neemt zonder overleg vakantiedagen op.”Vandaar dat de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden moet worden ontbonden. De werkgever voert voor deze conclusie de nodige inhoudelijke gronden aan die door de werknemer worden betwist.
4.5.
Het Gerecht overweegt het volgende. Zelfs als de werknemer de bekwaamheid zou missen om de functie uit te voeren dan kan dit niet leiden tot een ontbinding wegens een dringende reden. De werkgever wist immers dat de werknemer uit een geheel andere werkkring kwam en niet een managersfunctie had. Bovendien is de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2017 voor onbepaalde tijd verlengd. Als de werkgever daar later achter kwam had dat eerder met de werknemer moeten worden besproken en had zo nodig een verbetertraject moeten worden gestart.
4.6.
Wat betreft de ondermijning van het bestuur overweegt het Gerecht dat dit inderdaad is komen vast te staan. De werknemer was aanwezig op een vergadering (waarvan het bestuur dacht dat die niet zou doorgaan) en zij heeft niet voorkomen (en heeft zelfs mogelijk geïnitieerd) dat op die vergadering de aanwezige leden het bestuur hebben afgezet. De werknemer heeft hierdoor niet als goed werknemer gehandeld. Van haar had mogen worden verwacht dat zij het bestuur van het doorgaan van deze vergadering op de hoogte had gebracht. Toen zij merkte dat de leden die vergadering als een algemene ledenvergadering zagen had zij onmiddellijk de leden erop moeten attenderen dat dit niet het geval was. Zij had ook direct het bestuur hiervan in kennis moeten stellen. Tot slot geldt dat zij de leden op de hoogte had moeten brengen dat de statuten voorschrijven dat de bestuursleden moeten worden gehoord voordat zij kunnen worden afgezet.
4.7.
Ook het niet uitvoeren van taken is komen vast te staan. De werkgever heeft de werknemer (onder andere) opgedragen een ledenlijst op te stellen en periodieke overzichten van haar werkzaamheden aan het bestuur ter beschikking te stellen. Dat heeft de werknemer categorisch niet gedaan. Uit de door de werkgever in het geding gebrachte stukken volgen vele voorbeelden van het niet bereikbaar zijn van de werknemer. Zij belde, ondanks aandringen, dagenlang niet terug en vaak genoeg helemaal niet. De werknemer heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Terecht voert de werkgever aan dat de werknemer hierdoor niet optrad als de link tussen de vrijwilligers en het bestuur waardoor het bestuur zijn werk niet kon doen en geen zicht had op of en hoe de werknemer haar functie uitoefende en wat de Sint Maartense afdeling van het Rode Kruis deed om haar doelen te dienen. Een treffend voorbeeld daarvan is dat de werkgever pas achteraf hoorde dat de werknemer namens de werkgever een vergadering met de Minister-President van Sint Maarten had bijgewoond. Het Gerecht acht het niet begrijpelijk dat de werknemer het bestuur daarvan niet van tevoren eigener beweging van op de hoogte had gesteld.
4.8.
Duidelijk is ook geworden dat de werknemer op 20 november 2018 al haar vakantiedagen heeft opgenomen zonder daarover overleg te hebben met het bestuur, laat staan daarvoor toestemming te vragen. Dat is niet zoals het hoort.
4.9.
Daaraan doet niet af dat er een overwegend lovend Personal Development Plan in mei 2018 is opgesteld. Voormeld gedragspatroon wordt namelijk pas in de tweede helft van 2018 steeds zichtbaarder tot het escaleert. Dergelijk gedrag getuigt van een zodanige verwijtbare nalatigheid dat van de werkgever niet verwacht hoefde te worden, zoals de werknemer aanvoert, dat een verbetertraject zou worden gestart. Het is niet zozeer de gebrekkige uitvoering van de functie-eisen maar veeleer het ontbreken van basaal normaal gedrag dat van een werknemer mag worden verwacht: behoorlijk communiceren, opdrachten uitvoeren en niet stoken.
4.10.
Naar oordeel van het Gerecht is daarmee de dringende reden komen vast te staan. Dit brengt met zich dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve direct, zoals in lid 2 van artikel 7A:1639w BW is bepaald, moet eindigen.
4.11.
Volledigheidshalve overweegt het Gerecht nog het volgende. Door de werknemer wordt aan de werkgever verweten dat het Report met de vrijwilligers is gedeeld. Hierdoor zou zij in haar goede naam zijn aangetast. Het Gerecht stelt vast dat de werknemer door de werkgever in de gelegenheid is gesteld (e-mail van 8 januari 2019) te reageren op het Report en dat de werkgever heeft aangeboden haar reactie in een bijlage bij het Report op te nemen. Die gelegenheid heeft de werknemer ongebruikt voorbij laten gaan. In die e-mail is ook het voornemen weergegeven om het Report te delen met de vrijwilligers:
“However, if one of the parties object to making the summary available for the wider audience, the summary will not be shared.”Daarop heeft de werknemer niet gereageerd. Dus heeft de werkgever zorgvuldig gehandeld en het verwijt van de werknemer treft geen doel.
4.12.
Tot slot overweegt het Gerecht, nog steeds volledigheidshalve, dat de werkgever zorgvuldig heeft gehandeld door niet te besluiten tot het geven van ontslag op staande voet maar door de werknemer uit te nodigen overleg te voeren over een minnelijke beëindiging van het dienstverband. Toen dat mislukte is deze zaak aan de rechter voorgelegd door middel van het verzoekschrift. Intussen heeft de werknemer sinds 22 januari 2019 het salaris doorbetaald gekregen zonder dat zij daarvoor werkzaamheden hoefde te verrichten.
Tot slot
4.13.
Aan de subsidiaire grond komt het Gerecht niet toe.
4.14.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze beschikking is niet nodig omdat tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.
4.15.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werknemer in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, bestaande uit een dringende reden, per heden,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op
nihilNAf. 272,50 aan oproepingskosten, op NAf. 450,00 aan griffierecht enop NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 29 mei 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
De herstelbeschikking is op 7 juni 2019 op dezelfde wijze uitgesproken.