ECLI:NL:OGEAM:2019:92

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
SXM201900032
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van arbeidsovereenkomst in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en werkgever. De werknemer, die sinds november 2007 in dienst was, werd op 16 juli 2018 op staande voet ontslagen vanwege het verlaten van zijn post zonder kennisgeving aan de werkgever. De werknemer had op die dag zijn vrouw moeten helpen die naar de spoedeisende hulp was gegaan, maar kon niet overtuigend uitleggen waarom hij zijn werkgever niet had geïnformeerd. De werkgever stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege ernstig plichtsverzuim, aangezien de werknemer zijn verantwoordelijkheden niet had nageleefd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2019 heeft de rechter vragen gesteld aan de werknemer over zijn handelen en de omstandigheden rondom het ontslag. De werknemer kon niet goed uitleggen waarom hij niet had gebeld, ondanks dat hij een telefoon bij zich had. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer ten onrechte zijn post had verlaten en dat er geen aannemelijke verklaring was voor zijn handelen. De persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waaronder de impact van het ontslag op zijn gezin, werden niet zwaarwegend genoeg geacht om het ontslag onterecht te verklaren.

Het Gerecht concludeerde dat de werkgever het ontslag op staande voet terecht had gegeven en wees de vorderingen van de werknemer af die betrekking hadden op de periode na het ontslag. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling van de vorderingen van de werknemer die betrekking hadden op de periode voor het ontslag, waarbij de werkgever de gelegenheid kreeg om aanvullende informatie te verstrekken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201900032
Beschikking d.d. 15 mei 2019
inzake
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verzoeker,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. P. BRUNS,
tegen
[de werkgever],wonende in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. A.G. DE GROOT,

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties, ontvangen op 16 januari 2019,
  • brief van 20 maart 2019 met producties namens de werkgever,
  • brief van 12 april 2019 met producties namens de werknemer,
  • akte van de werknemer van 1 mei 2019 met bijlage,
  • akte uitlating van 9 mei 2019 van de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2019 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Sinds november 2007 is de werknemer in loondienst werkzaam voor de werkgever tegen een bruto salaris van USD 2.410,20 per maand.
2.2.
Bij brief van 23 februari 2016 is de werknemer voor vijf dagen geschorst wegens onderzoek naar het dreigend zwaaien met een mes door hem richting een collega. Op 6 juni 2018 heeft hij een boete van USD 75,00 gehad van de werkgever omdat hij tijdens zijn dienst in slaap was gevallen.
2.3.
Bij brief van de werkgever van 16 juli 2018 is de werknemer op staande voet ontslagen. De relevante passages uit de ontslagbrief luiden als volgt:
“On 15th July 2018, it was recounted that you reported for duty at Location KN-561 for the 18:00 hrs to 06:00 hrs shift. However, at 20:09 hrs, the Managing Director and the Executive Advisor saw you in the Cole Bay area when you were supposed to be on location.
Leaving your location unattended is considered Abonment of Location. Your actions could have caused a domino effect where the client could have incurred loss and damages and [werkgever] losing our service contract.
This is a serious violation of the Company Rules and Regulations and constitutes a serious breach of faith. We have no alternative but to terminate your emploment with cause based on the nature of this violation.”
2.4.
Bij brief van 27 november 2018 is namens de werknemer de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De werknemer verzoekt het gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen te nemen:
de werkgever te gebieden om het gebruikelijke salaris van de werknemer door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is geëindigd,
de werkgever te veroordelen aan de werknemer US$ 6.600,00 te betalen wegens achterstallig loon, inclusief vergoeding voor opgebouwde en niet genoten vakantiedagen, althans een bedrag dat het gerecht in goede justitie geraden acht wegens achterstallig loon sinds de maand juli 2018, te vermeerderen met een vergoeding voor opgebouwde en niet genoten vakantiedagen, met toepassing van de maximale vertragingsrente, vergoeding voor onbetaald overwerk en de wettelijke rente tot de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd,
de werkgever te gebieden om de werknemer tot het overeengekomen werk op de gebruikelijke voorwaarden toe te laten,
e werknemer toestemming te geven om kosteloos te mogen procederen,
de werkgever in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
De werkgever verzoekt het gerecht om de vorderingen van de werknemer af te wijzen en hem te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het gerecht hierna in, voor zover deze relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Toewijzing van de vorderingen van de werknemer, voor zover die zien op de periode na 15 juli 2018, is alleen mogelijk als het gerecht het ontslag op staande voet nietig zou oordelen.
4.2.
Het toetsingskader voor de beoordeling of een ontslag op staande voet rechtsgeldig is ziet er als volgt uit. Bij de vraag of sprake is van een dringende reden, dienen alle omstandigheden van het geval, bezien in hun verband en samenhang, te worden afgewogen. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de aard en de ernst van de aan de werknemer verweten gedraging, maar moeten ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld in de afweging worden betrokken. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zal hebben. Ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (HR 20 april 2012, LJN:BV9532). Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.
4.3.
Allereerst de omstandigheden. Volgens de werknemer is op 15 juli 2018 het volgende gebeurd. Hij draaide met de waakhond zijn dienst bij de grote watertanks bij Indigo Bay. In de avond kreeg hij een telefoontje van zijn echtgenote die meldde bij de spoedeisende hulp in het ziekenhuis te zijn. Zij had dringend haar SZV kaart (verzekeringsbewijs) nodig om in het ziekenhuis te tonen omdat zij anders niet behandeld zou worden. Vervolgens heeft de werknemer de auto gepakt en is naar huis gereden om de SZV kaart op te halen. Dat was namelijk niet ver van Indigo Bay. Daar aangekomen zag hij de directeur van de werkgever en diens echtgenote bij zijn huis staan. Toen is hij niet naar binnen gegaan om de SZV kaart op te halen maar is hij gedraaid en is terug naar Indigo Bay gereden. Hij werd toen gevolgd door de directeur in zijn auto. Daar aangekomen vroeg de directeur waarom hij zijn post had verlaten. De werknemer heeft toen verteld dat hij een telefoontje van zijn echtgenote had gekregen en dat hij onderweg was om de SZV kaart op te halen.
4.4.
Ter zitting heeft de rechter gedetailleerde vragen aan de werknemer gesteld. Op de vraag waarom hij de werkgever niet even had gebeld om te melden dat hij dringend even zijn vrouw moest gaan helpen antwoordde de werknemer dat hij niet goed kon nadenken. Hij panikeerde omdat zijn vrouw bij de spoedeisende hulp was. De werknemer kon niet vertellen wat er nu precies met zijn vrouw aan de hand was maar zij had regelmatig last van flauwvallen en hij ging ervan uit dat dit weer zo was.
4.5.
De werknemer vertelde op de zitting dat hij niet de werkgever kon bellen omdat hij geen telefoon had en geen portafoon. De advocaat van de werkgever heeft toen aan hem gevraagd hoe hij dan het bericht doorkreeg dat zijn vrouw de SZV kaart nodig had. Toen gaf de werknemer toe dat hij wel zijn telefoon bij zich had en dat zijn vrouw hem daarop had gebeld.
4.6.
De werkgever heeft er verder op gewezen dat er nooit enig bewijs is getoond dat de echtgenote van de werknemer daadwerkelijk op 15 juli 2018 bij de spoedeisende hulp is geweest. Zijn gemachtigde heeft op de zitting gezegd dat hij het bewijs daarvan wel onder ogen heeft gehad maar dat hij dat niet heeft ingebracht omdat het om medische informatie gaat. De rechter heeft aan de werknemer de gelegenheid gegeven om kort na de zitting een bewijs op te sturen dat de echtgenote, die overigens niet op de zitting aanwezig was, op die dag en op het bewuste tijdstip inderdaad op de spoedeisende hulp was. Dat is gebeurd door middel van de voormelde akte van de werknemer waarop de werkgever met de akte uitlating heeft gereageerd.
4.7.
Het Gerecht is van oordeel dat de werknemer ten onrechte zijn post heeft verlaten. Hij heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom hij dat heeft gedaan zonder de werkgever daarvan in kennis te stellen, vooral nu hij beschikte over een telefoon en dat zonder enig probleem had kunnen doen. Wel heeft de werknemer aangetoond dat zijn vrouw in het ziekenhuis was maar uit die informatie blijkt geenszins dat er inderdaad sprake was van een urgente medische situatie. Dit betekent dat het Gerecht van oordeel is dat sprake is van ernstig plichtsverzuim omdat de te bewaken objecten, en overigens ook de waakhond, toen onbeheerd door de werknemer werden achtergelaten.
4.8.
Voor de werknemer pleit niet dat hij een schorsing en een boete heeft gekregen wegens incidenten uit het recente verleden.
4.9.
Het Gerecht begrijpt dat het ontslag op staande voet voor de werknemer heel ingrijpend is. Hij stelt sindsdien niet een andere inkomensbron te hebben gevonden wat voor zijn gezin op Jamaica grote problemen oplevert. Deze omstandigheden zijn echter onvoldoende zwaarwegend voor het Gerecht om te concluderen dat de arbeidsovereenkomst niet door een ontslag op staande voet mag worden beëindigd. Het plichtsverzuim van de werknemer weegt zwaarder dan deze belangen van de werknemer.
4.10.
Slotsom is dus dat het Gerecht van oordeel is dat de werkgever de werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen. Dit betekent dat alle vorderingen van de werknemer die zien op de periode na 15 juli 2018 moeten worden afgewezen. Het Gerecht zal dit bij eindbeschikking doen, gelet op het volgende.
4.11.
Alhoewel dat niet duidelijk uit de ingestelde vorderingen blijkt, beoogt de werknemer een loonvordering in te stellen over de periode van voor het ontslag op staande voet. Dat blijkt uit alinea 7 van het verzoekschrift:
“Deze betaling dient te geschieden in overeenstemming met de bestaande arbeidswetgeving en met terugwerkende kracht vanaf het moment dat hij in dienst trad in november 2007.”
4.12.
Door de werkgever zijn overzichten over (uitsluitend) 2018 in het geding gebracht om aan te tonen dat zij wel degelijk heeft voldaan aan al haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Overuren, vakantiedagen en loon zijn keurig uitbetaald volgens de werkgever. De werknemer heeft in de pleitnota daarop gedetailleerd gereageerd en om nadere informatie gevraagd.
4.13.
Het Gerecht overweegt dat de vordering van de werknemer, voor zover deze ziet op structureel en mogelijk wettelijk niet toegestaan overwerk alsmede niet opgenomen en uitbetaalde vakantiedagen, nog niet kan worden beoordeeld. De werkgever zal de gelegenheid krijgen in een akte een woordelijke toelichting te geven op de overzichten, in te gaan op het argument dat zij in strijd met de wet de werknemer te lange diensten heeft laten draaien en onvoldoende overwerk heeft uitbetaald. De werkgever dient zoveel mogelijk roosters, salarisstroken enz. in het geding te brengen zodat de werknemer daarop inhoudelijk bij akte op kan reageren.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verleent aan de werknemer toestemming om gratis te procederen,
verwijst de zaak naar de arbeidszitting van
woensdag 15 juni 2019 om 8.30 uurvoor akte van de werkgever,
bepaalt dat de werknemer daarop per antwoordakte mag reageren,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 15 mei 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.