In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en werkgever. De werknemer, die sinds november 2007 in dienst was, werd op 16 juli 2018 op staande voet ontslagen vanwege het verlaten van zijn post zonder kennisgeving aan de werkgever. De werknemer had op die dag zijn vrouw moeten helpen die naar de spoedeisende hulp was gegaan, maar kon niet overtuigend uitleggen waarom hij zijn werkgever niet had geïnformeerd. De werkgever stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege ernstig plichtsverzuim, aangezien de werknemer zijn verantwoordelijkheden niet had nageleefd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2019 heeft de rechter vragen gesteld aan de werknemer over zijn handelen en de omstandigheden rondom het ontslag. De werknemer kon niet goed uitleggen waarom hij niet had gebeld, ondanks dat hij een telefoon bij zich had. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer ten onrechte zijn post had verlaten en dat er geen aannemelijke verklaring was voor zijn handelen. De persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waaronder de impact van het ontslag op zijn gezin, werden niet zwaarwegend genoeg geacht om het ontslag onterecht te verklaren.
Het Gerecht concludeerde dat de werkgever het ontslag op staande voet terecht had gegeven en wees de vorderingen van de werknemer af die betrekking hadden op de periode na het ontslag. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling van de vorderingen van de werknemer die betrekking hadden op de periode voor het ontslag, waarbij de werkgever de gelegenheid kreeg om aanvullende informatie te verstrekken.