De Landsverordening regelende de uitoefening van de geneeskunde (hierna: de LUG) strekt ertoe de kwaliteit van de in Sint Maarten aangeboden geneeskundige zorg te garanderen door het stellen van bevoegdheidseisen en grenzen aan het gebruik van de artsentitel.
Ingevolge artikel 1 lid 1 van de LUG is uitoefening van de geneeskunde, waaronder wordt verstaan het verlenen van genees- heel-, verlos- of tandheelkundige raad of bijstand als beroep, alleen geoorloofd aan degenen die de bevoegdheid daartoe volgens artikel 2 bezitten. In lid 2 van dit artikel wordt onder het verlenen van raad of bijstand in het vorige lid bedoeld, begrepen het als beroep onderzoeken van een orgaan of een deel van het menselijk lichaam, welk orgaan of welk deel in zijn werking tekort schiet of een ander gebrek vertoont, zomede het als beroep aanraden van een middel om aan een zodanig tekort of gebrek tegemoet te komen.
In artikel 2 van de LUG is bepaald dat tot de uitoefening van de geneeskunde in haar volle omvang bevoegd zijn: a. zij, die de hoedanigheid van arts op de wijze als bedoeld in de wet van 25 december 1878 (Stbl. 222) of de regeling, welke ter vervanging van deze wet mocht worden gesteld, hebben verkregen; b. zij, die aan een van de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen buitenlandse universiteiten of hogescholen, een graad of diploma als geneeskundige hebben verworven en tot uitoefening van de geneeskunde in haar volle omvang in het betrokken land bevoegd zijn. Zodanige aanwijzing geschiedt niet dan nadat een bij landsbesluit te benoemen commissie, bestaande uit het Hoofd van de Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de Inspecteur-Generaal, als voorzitter en vier leden, die allen de hoedanigheid van arts dienen te bezitten, gehoord is omtrent de vraag of de betrokken opleiding ter verkrijging van de bedoelde graad of diploma gelijkwaardig mag worden geacht te zijn aan die welke in het Academisch Statuut (Stbl. 1921, no. 800) of de regeling welke ter vervanging van dit Besluit mocht worden gesteld, wordt verlangd ter verkrijging van de hoedanigheid van arts.
In artikel 5 van de LUG is onder meer bepaald dat, alvorens de praktijk uit te oefenen, de geneeskundigen hun bewijs van bevoegdheid doen viseren door de Inspecteur-Generaal, en leggen zij in handen van de Gouverneur de eed (belofte) af.
Artikel 6 van de LUG bepaalt dat alleen de geneeskundige binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in het openbaar mag aankondigen, dat hij de geneeskunde uitoefent, en een titel voeren, die hem aan het publiek als zodanig aanwijst.