ECLI:NL:OGEAM:2019:76

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201900240
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslag op een truck die niet aan eiser in eigendom toebehoort maar aan de rechtspersoon

In deze zaak vorderen eisers, vertegenwoordigd door mr. C.R. Rutte, de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.G. Bloem, is gelegd op een truck. De truck, een Dodge Ram 3500, behoort volgens eisers niet toe aan hen, maar aan de rechtspersoon Prefab Steel Building SAS, waarvan eiser de bestuurder is. Gedaagde heeft het beslag gelegd op basis van een lening van EUR 200.000,- die eiser niet heeft terugbetaald. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 april 2019, waarna het vonnis op 11 april 2019 is uitgesproken.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft vastgesteld dat het beslag niet gericht is tegen Prefab, de eigenaar van de truck. Ondanks het ontbreken van een definitieve registratiekaart (Carte Grise) heeft Prefab voldoende bewijs geleverd dat de truck aan haar toebehoort, onder andere door betalingsbewijzen en verzekeringsdocumenten. Het Gerecht oordeelt dat het beslag moet worden opgeheven, omdat het niet tegen de juiste partij is gericht. De opheffing van het beslag leidt ook tot de opheffing van de gerechtelijke bewaring die op de truck rustte.

Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 1.699,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken door rechter P.P.M. van der Burgt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201900240
Vonnis in kort geding d.d. 11 april 2019
inzake

1. PREFAB STEEL BUILDING SAS,

gevestigd te Saint Martin, (hierna: Prefab),

2. (A),

wonende in Saint Martin, (hierna: eiser),
eisers,
gemachtigde: mr. C.R. RUTTE,
tegen

(gedaagde),

domicilie kiezende te Sint Maarten,
gedaagde, (hierna: gedaagde)
gemachtigde: mr. J.G. BLOEM.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben op 13 maart 2019 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 4 april 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
1.2.Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Prefab is een in Saint Martin gevestigde onderneming, waarvan (eiser) de bestuurder is. (eiser) en (gedaagde) hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Na daartoe verkregen verlof ten laste van (eiser) heeft (gedaagde) op 21 februari 2019 conservatoir beslag doen leggen op een truck van het merk Dodge, type Ram 3500 (hierna: de truck). Met verlof is de truck ook in gerechtelijke bewaring genomen. Aan het verzoek tot verlof heeft (gedaagde) ten grondslag gelegd dat zij een bedrag van EUR 200.000,- aan (eiser) heeft geleend, dat (eiser) in verzuim is met het aflossen daarvan en dat zij ter zekerheid van verhaal beslag wenst te leggen op de truck van (eiser).

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, kort gezegd, primair opheffing van het beslag, subsidiair opheffing van de bewaring en meer subsidiair opheffing op voorwaarde van het stellen van vervangende zekerheid ter waarde van de truck.
3.2
Eisers leggen daaraan onder meer ten grondslag dat de truck geen eigendom is van (eiser), jegens wie het beslag zich richt, maar van Prefab.
3.3.
Volgens (gedaagde) is (eiser) wel de eigenaar van de truck.
3.4.Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers hebben een groot aantal stellingen aan hun vordering ten grondslag gelegd. De meest verstrekkende is de stelling dat de truck, waarop het beslag ziet, niet toebehoort aan (eiser), doch aan Prefab. Zou deze stelling slagen, dan dient het beslag te worden opgeheven. Niet in geschil is immers dat het beslag niet jegens Prefab is gericht.
4.2.
Ook niet in geschil is dat Prefab op dit moment niet beschikt over een definitieve “Carte Grise” met betrekking tot de truck. Uit een dergelijke registratiekaart kan worden afgeleid op wiens naam een voertuig staat geregistreerd. Daarmee pleegt men dus in beginsel de eigendom aan te tonen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft Prefab, ondanks het ontbreken van een definitieve Carte Grise, op andere wijze genoegzaam aangetoond dat de truck aan haar in eigendom toebehoort. Dat blijkt uit het volgende in onderling verband en samenhang bezien. Allereerst blijkt uit overgelegde rekeningoverzichten dat op 18 december 2017 het aankoopbedrag voor de truck is betaald door Prefab. Vervolgens is op 24 januari 2018 de truck op verzoek van Prefab door de Franse keuringsinstantie Dekra gekeurd. Verder heeft Prefab de truck bij Nagico verzekerd voor de periode van 31 januari 2019 tot 30 januari 2020. Op 3 januari 2019 heeft Prefab de belasting voor de truck betaald, namelijk 612,00 voor de Carte Grise. Het verweer van Audet dat ongeloofwaardig is dat Prefab de Carte Gris inmiddels nog niet heeft ontvangen, is door eisers voldoende weerlegd met voormeld document van 3 januari 2019 waaruit de betaling van de belasting blijkt en ook met het schrijven van 1 maart 2019 van (G), le president du conseil territorial, op briefpapier van Collectivité de Saint Martin. Uit beide documenten valt immers genoegzaam af te leiden dat de definitieve Carte Grise pas in juni 2019 beschikbaar is. Aan verweerder kan worden toegegeven dat merkwaardig is dat Prefab de registratie van de truck niet direct na aankoop -omstreeks januari 2018- maar pas op 3 januari 2019, in gang heeft gezet. Dat kan evenwel niet tot een ander oordeel leiden, omdat op het moment van de beslaglegging -21 februari 2019- Prefab, alles in ogenschouw nemende, als eigenaar van de truck is te beschouwen.
4.3.
Het beslag dient dan ook te worden opgeheven. Nu de gerechtelijke bewaring haar grond vindt in dit beslag heeft deze opheffing van rechtswege tevens opheffing van de gerechtelijke bewaring tot gevolg.
4.4.
Audet zal als de in het ongelijk te stellen procespartij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van eisers tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 249,50
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 1.000,00 +
totaal: NAf 1.699,50

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
heft op het door (gedaagde) op 21 februari 2019 gelegde conservatoir beslag op de truck (Dodge Ram Truck);
5.2.
veroordeelt (gedaagde) in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op NAf. 1.699,50;
5.3.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.M. van der Burgt, rechter, en op 11 april 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.