ECLI:NL:OGEAM:2019:72

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201801043
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tandheelkundige praktijk door niet-geregistreerde tandarts

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in een bodemprocedure waarin eiser, (A), en eiseres, DIDENT N.V., in beroep gingen tegen de afwijzing van een aanvraag om eiser toe te laten als tandarts en kaakchirurg. De aanvraag was afgewezen door de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, omdat eiser niet beschikte over de vereiste BIG-registratie en eerder zonder vergunning tandheelkundige handelingen had verricht, wat een gevaar voor de volksgezondheid zou opleveren. Eiser had de Nederlandse nationaliteit en was niet BIG-geregistreerd, wat volgens de Landsverordening Tandheelkunst en de Landsverordening beroepsbeoefenaren noodzakelijk was om als tandarts te kunnen werken op Sint Maarten.

De procedure begon met een beroepschrift dat op 7 augustus 2018 werd ingediend, tegen de beschikking van de Minister van 14 juni 2018, waarin het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 20 juni 2017 ongegrond werd verklaard. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2019 werd duidelijk dat eiser, ondanks het ontbreken van de vereiste vergunning, al patiënten behandelde. Dit leidde tot een stop order van de Inspectie VSA. Eiser en eiseres stelden dat de afwijzing van de aanvraag in strijd was met het vertrouwensbeginsel en dat de volksgezondheid zou profiteren van de vestiging van een tandarts op Sint Maarten.

Het Gerecht oordeelde dat de Minister zorgvuldig had gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiser had de regels overtreden door zonder vergunning te werken, en het Gerecht kon niet aannemen dat de Minister onterecht had geoordeeld dat eiser een gevaar voor de volksgezondheid vormde. De uitspraak van het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 11 maart 2019 Zaaknummer: SXM201801043- Lar 99/2018
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:

1.(A),

wonende te Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: C.R.N. Bouwman,

2.2. DIDENT N.V.,

wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mevrouw H.E.S. Bouwman,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, SOCIALE ONTWIKKELING EN ARBEID,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. D. Kweekel,
1.
Aanduiding bestreden beschikking
De beschikking van verweerder van 14 juni 2018 waarin verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 20 juni 2017 ongegrond heeft verklaard.
2.
Het verloop van de procedure
Met een op 7 augustus 2018 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) hebben eiser en eiseres (hierna gezamenlijk ook: eisers) tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 30 november 2018 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 februari 2019. Eiser is bij zijn gemachtigde voornoemd verschenen. Voor eiseres is verschenen H.E.S. Bouwman. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Tevens is aan de zijde van verweerder verschenen de heer J. van Duinkerk, juridisch adviseur van verweerder.
Uitspraak is bepaald op 11 maart 2019.
3.
De beoordeling
3.1
De volgende feiten staan vast.
  • Dident N.V. (hierna: eiseres) is opgericht op 18 januari 2016 en gevestigd te Sint Maarten. Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is het bedrijf ingedeeld in de categorie “Dental practice and dental clinic” en heeft het als doel “to operate a general dental surgeon clinic as well as to perform all duties in relation to the operation of aforementioned, all this in the widest sense of the word, by one or more qualified dentists under their personal and individual professional liability and furthermore in due observance of all the applicable laws ordinances and regulation, applicable to dentists, dental hygienist, orthodontists an surgeon”.
  • Eiseres heeft vanaf 30 mei 2016 een economische vergunning verkregen met als doel: “to operate a clinic specializing in oral hygiene and preventive dental care, as well as related services and activities.”
  • Eiseres heeft op 17 maart 2017 aan verweerder gevraagd om eiser toe te laten om in Sint Maarten de tandheelkundige praktijk uit te oefenen, als tandarts en kaakchirurg (in de aanvraag: ‘dentist’ en ‘dental surgeon’).
  • De Raad voor de Volksgezondheid heeft op 12 april 2017 een advies uitgebracht over de aanvraag van eiseres. Dat advies meldt: “Gelet op de vereisten gesteld bij de landsverordening houdende regels ter beperking van de vestiging van medische beroepsbeoefenaren, heeft de Raad voor de Volksgezondheid bezwaar tegen het dienstverband van de heer (A) bij Dental Care Clinic nu hij in Nederland werkzaam is (geweest) en niet beschikt over een registratie in het BIG-register. De Raad merkt daarnaast op dat de heer (A) in Nederland werkzaam is/was onder de verlengde arm constructie. Een dergelijke situatie is hier niet mogelijk.
  • In het primaire besluit van 20 juni 2017 heeft verweerder de aanvraag om eiser toe te laten als tandarts afgewezen.
  • Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is niet BIG-geregistreerd.
  • Op 15 juni 2017 en op 19 juni 2017 heeft de Inspectie VSA inspecties uitgevoerd bij eiseres. Bij die gelegenheid heeft de toezichthouder mondeling een ‘stop order’ gegeven om het werken door eiser in de kliniek van eiseres onmiddellijk te staken op de grond dat eiser de tandheelkundige praktijk uitoefende zonder de vereiste ontheffing.
  • Bij brief van 20 juni 2017 heeft de Inspecteur-Generaal van verweerder een schriftelijk verbod opgelegd aan eiseres wegens herhaalde constatering van het uitoefenen van de tandheelkunst zonder vergunning door eiser.
  • In Sint Maarten zijn geen ‘dental surgeons’ gevestigd.
3.2
Standpunten van eisers
3.2.1
Eisers stellen voorop dat de Tijdelijke Landsverordening beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren (hierna: de LV beroepsbeoefenaren) onverbindend moet worden verklaard, omdat er nooit, zoals artikel 6 van die LV voorschrijft, richtlijnen zijn geformuleerd over de behoefte aan medische beroepsbeoefenaren en de wijze waarop in die behoefte kan worden voorzien, wat leidt tot een ‘sub-standard’ gezondheidszorg. Zij menen voorts dat het belang van de volksgezondheid vergt dat zich in Sint Maarten een ‘dental surgeon’ vestigt, die er immers op dit moment niet is.
3.2.2
Eisers stellen dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel omdat verweerder aan eiseres te kennen had gegeven dat zij opnieuw een aanvraag ten behoeve van eiser kon indienen nadat het onderwerp over de BIG-registratie van eiser was afgerond. Daarmee en omdat eiser beschikte over de nodige kwalificaties die door de SXM Medische Commissie (in 2015) akkoord waren bevonden, hadden eisers het vertrouwen gekregen dat verweerder een ontheffing zou verlenen.
3.2.3
Eisers menen dat verweerder ten onrechte de eis van BIG-registratie heeft gesteld, nu een dergelijke registratie op Sint Maarten niet geldt. Ook stelt verweerder ten onrechte dat toelating van eiser zou leiden tot overschrijding van de aan eiseres toegekende 1 fte. De bij Dident werkzame tandarts, (B), voert immers onder zijn eigen vergunning zijn werk uit. Eisers menen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Het zwaarwegende belang van de volksgezondheid en van de individuele patiënten, het belang om kosten uit te sparen doordat patiënten niet langer meer naar Curaçao heven te vliegen voor behandeling, hadden tot verlening van een ontheffing moeten leiden. Nu er zicht was op legalisatie van de werkzaamheden van eiser, had verweerder handhaving (door de stop orders en het schriftelijk verbod van 20 juni 2017) achterwege moeten laten. In ieder geval kan deze handhaving er niet toe leiden dat eiser in het vervolg wordt uitgesloten van legalisatie. De blote stelling van verweerder dat eiser een gevaar vormt voor de volksgezondheid kan zonder nadere motivering niet in stand blijven, aldus eisers. Volgens eisers had het op de weg van verweerder gelegen om de kwaliteit van het functioneren van eiser in Nederland te objectiveren. In dat geval zou zijn gebleken dat eiser al 12 jaar met de verlengde arm constructie en onder toezicht van de Medische Inspectie van het Ministerie van VWS kwalitatief hoogstaand werk verricht. Verweerder heeft echter expliciet geweigerd op de kwaliteiten van eiser in te gaan. Verweerder stelt voorts ten onrechte dat eiser zich in Sint Maarten wil vestigen. Hij wil slechts enkele keren per jaar voor twee tot drie weken kaakchirurgische handelingen verrichten op Sint Maarten.
3.2.4
Eisers doen een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij wijzen er op dat 10 van 13 genoemde tandartsen (ook) geen BIG-registratie hebben. In dat verband halen eisers ook nog aan dat verweerder de overname van de licentie van (B) Scott heeft geblokkeerd, maar wel heeft toegestaan dat tandarts (C) zijn tandartslicentie overdraagt.
3.3
Standpunt van verweerder
3.3.1
In het primaire besluit heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 1, eerste lid, sub a van de Landsverordening regelende de uitoefening van de tandheelkunst, overwogen dat de aanvraag wordt afgewezen op de grond dat eiser niet de toepasselijke bevoegdheidsvereisten heeft om als tandarts te werken op Sint Maarten. De beschikking meldt dat daarvoor een “Dutch accredited diploma” nodig is, dat eiser deze niet heeft en dat eiser in Nederland, hoewel hij daar op het terrein van tandheelkunde werkt, niet BIG-geregistreerd is.
3.3.2
In het bestreden besluit stelt verweerder dat eiser, nog voordat aan hem de vereiste ontheffing was gegeven en zonder dat hij was beëdigd, al zijn diensten als tandheelkundige heeft verleend. Hij heeft daarmee, willens en wetens en bij herhaling, de LV Tandheelkunst en de LV beroepsbeoefenaren overtreden. Dit is bovendien in strijd met de ethische normen van medische beroepsbeoefenaren, die in acht moeten worden genomen ter bescherming van de volksgezondheid. Verweerder komt, gelet hierop, niet toe aan een verdere behandeling van de bezwaren van eiser. Ten overvloede stelt verweerder dat eiser niet als waarnemend tandarts bij eiseres kan worden ingezet, aangezien eiseres al haar 1 fte voor tandarts heeft ingevuld met dr. (B).
3.3.3
Ter zitting heeft verweerder gemotiveerd betoogd dat zowel eiser als eiseres niet in hun beroep kunnen worden ontvangen.
3.4
Het Gerecht overweegt als volgt
3.4.1
Als eerste is de vraag aan de orde of eiseres in haar beroep kan worden ontvangen. Uit het dossier blijkt dat eiseres er voor heeft gekozen om geen bezwaar te maken tegen de primaire afwijzing van 20 juni 2017. Zij is pas ingestapt in deze procedure door het instellen van beroep tegen het besluit op bezwaar. In dat geval kan zij niet opkomen tegen het besluit op bezwaar dat is genomen op het bezwaarschrift van eiser. Het Gerecht overweegt voorts dat in een dergelijke situatie eiseres ook niet als derde belanghebbende tot het beroep kan worden toegelaten.
3.4.2
Het Gerecht wijst in dit verband op de uitspraak, gepubliceerd op de website
www.rechtspraak.nlonder nummer ECLI:NL:OGHNAA:2009:BM9980, waaruit volgt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Van feiten of omstandigheden die tot het oordeel zouden moeten leiden dat het eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt, is het Gerecht niet gebleken.
3.4.3
Volledigheidshalve overweegt het Gerecht dat in artikel 55 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) is bepaald dat personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bevoegd zijn een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen, en het beroep bedoeld in artikel 7, eerste lid, pas in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist. Uit dit artikel volgt dat een belanghebbende kan kiezen om tegen een primair besluit ofwel direct beroep in te stellen, ofwel eerst een bezwaarschrift in te dienen en daarna tegen de beschikking op bezwaar beroep in te stellen. Het bezwaar of beroep moet worden ingesteld binnen zes weken. Het primaire besluit van 20 juni 2017, vermeldt deze rechtsmiddelenclausule.
3.4.4
Het eerste rechtsmiddel dat eiseres heeft ingesteld is het beroep bij het Gerecht. Voor zover het beroepschrift van eiseres (mede) zou moeten worden opgevat als gericht tegen het primaire besluit, is het niet binnen zes weken ingediend en daarmee te laat.
3.4.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiseres niet ontvankelijk is in haar beroep.
3.4.6
Anders dan verweerder heeft betoogd kan eiser wel in zijn beroep worden ontvangen. Hij heeft immers het beroepschrift ondertekend, waarmee aan dat ontvankelijkheidsvereiste is voldaan. Dat de gronden van het beroep nader zijn aangevuld in een niet door eiser ondertekend stuk, staat aan de ontvankelijkheid niet in de weg, gelet op de machtiging die hij heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de heer C.R.N. Bouwman heeft gemachtigd voor hem op te treden. Daaraan doet niet af dat deze machtiging pas ter zitting is overgelegd. De omstandigheid dat het gebouw van eiseres door orkaan Irma is verwoest, maakt niet dat het belang van eiser vervalt. Hij kan immers ook fysiek op een andere plek als tandarts aan de slag.
3.4.7
Voor het onverbindend verklaringen van de LV beroepsbeoefenaren, zoals eiser heeft betoogd, bestaat geen grond. Voor het onverbindend verklaren van regelgeving kan aanleiding bestaan indien –kort gezegd- een regeling strijdig is met hogere regelgeving. Daarvan is hier geen sprake.
3.4.8
Het Gerecht stelt vast dat verweerder, inderdaad zoals eisers hebben gesteld, aan eiser tegenwerpt dat hij niet BIG-geregistreerd is. In de context van de regelgeving, te weten de LV Tandheelkunst en de LV beroepsbeoefenaren, blijkt echter dat deze afwijzingsgrond van verweerder moet worden gelezen aldus dat uit de vaststelling dat eiser niet BIG-geregistreerd is, volgt dat hij niet aan de Nederlandse kwalificatie voldoet. Daarmee voldoet hij dus niet aan het in artikel 1 van de LV Tandheelkunst genoemde vereiste. Dat heeft eiser niet bestreden.
3.4.9
Verweerder heeft er in het bestreden besluit nadrukkelijk voor gekozen om niet in te gaan op de gronden die eiser in bezwaar naar voren heeft gebracht, maar zich te beperken tot de constatering dat eiser een gevaar vormt voor de volksgezondheid op Sint Maarten omdat hij willen en wetens en bij herhaling als tandheelkundige heeft gewerkt, zonder dat hij over de vereiste ontheffing beschikt en zonder dat hij is beëdigd.
3.4.10
Het Gerecht zal daarom als eerste de vraag beantwoorden of deze beperkte motivering het bestreden besluit kan dragen.
3.4.11
Het Gerecht stelt allereerst vast dat verweerder op zorgvuldige wijze is omgegaan met de aanvraag van eiser. Verweerder heeft direct na de aanvraag het wettelijk voorgeschreven advies van de Raad voor de Volksgezondheid gevraagd. Dat advies is binnen een maand gegeven. Ook heeft verweerder advies van de Afdeling Volksgezondheid gevraagd en verkregen. Vervolgens heeft verweerder, ruim binnen de daarvoor door de wetgever gestelde termijn, een gemotiveerd primair besluit genomen.
3.4.12
Het Gerecht stelt vast dat eiser nadrukkelijk het belang van de (kwaliteit van de) tandheelkundige zorg als grond voor het verkrijgen van de ontheffing naar voren heeft gebracht. Hij stelt daarbij, kort gezegd, dat het weigeren de ontheffing te verlenen, schade aan de tandheelkundige zorg in Sint Maarten toebrengt. De kwaliteit van de tandheelkundige zorg is echter ook voor verweerder het argument geweest om de ontheffing juist niet te verlenen en ook om twee maal een ‘stop order’ te bevelen.
3.4.13
Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerder het gelijk aan zijn zijde. Voor het waarborgen van de kwaliteit van de tandheelkundige zorg in Sint Maarten, is het immers essentieel dat de medische beroepsbeoefenaren voldoende gekwalificeerd zijn. Het bewaken van de kwaliteit van medische beroepsbeoefenaren is niet alleen de zorg maar ook de wettelijke taak van verweerder, zoals tot uitdrukking komt in de bepalingen van de Landsverordening houdende regels inzake de Inspectie voor de Volksgezondheid. In die regels, alsmede in de regels over het mogen uitoefenen van een medisch beroep in Sint Maarten, is bovendien de afweging tussen de individuele en de algemene belangen gemaakt.
3.4.14
Desondanks heeft eiser heeft er voor gekozen om de beslissing op zijn aanvraag om ontheffing niet af te wachten, maar al aan de slag te gaan. Een geldige reden heeft eiser hiervoor niet gegeven. Evenmin is gebleken dat eiser de beslissing op zijn aanvraag, en, zo nodig, de procedure over een afwijzing daarvan, niet heeft kunnen afwachten. In dit verband is van belang dat verweerder, zoals vermeld in rechtsoverweging 3.4.11 de aanvraag op zorgvuldige wijze en zonder vertraging in behandeling heeft genomen. Eiser heeft daarmee bij voorbaat zijn eigen oordeel gesteld boven dat van de Raad voor de Volksgezondheid. Het is de Raad voor de Volksgezondheid die uit hoofde van zijn wettelijke taak geacht wordt een overzicht te hebben van de behoeftes en belangen van de gezondheidszorg op Sint Maarten, waaronder de tandheelkundige zorg en van de vereisten die aan medische beroepsbeoefenaren worden gesteld. Het oordeel van de Raad voor de Volksgezondheid is daarom in beginsel van meer gewicht. Eisers blik op de zorg in Sint Maarten weegt daar niet tegen op. Eiser heeft dat miskend.
3.4.15
Het Gerecht weegt voorts in voor eiser negatieve zin zwaar mee, dat zijn handelen niet per ongeluk geschiedde, of in een situatie waarin iemands leven werd bedreigd of anderszins in een situatie waarin niet van eiser kon worden gevergd te wachten. Integendeel: eiser is willens en wetens, terwijl zijn aanvraag om een ontheffing liep, gestart met het behandelen van patiënten en is daarmee, nadat hem was bevolen de werkzaamheden te staken, weer doorgegaan waarna een tweede bevel te stoppen noodzakelijk was. Eiser heeft daarmee de in het belang van de volksgezondheid gestelde regels aan zijn laars gelapt.
3.4.16
Onder de hier geschetste omstandigheden kan van verweerder niet worden verlangd nog vertrouwen te hebben in de geschiktheid van eiser om mede verantwoordelijkheid te dragen voor de tandheelkundige zorg in Sint Maarten. Het bestreden besluit blijft daarom in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 11 maart 2019.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.