ECLI:NL:OGEAM:2019:28

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
SXM201800529
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de exceptie van litispendentie in een civiele procedure betreffende de verdeling van een woning

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, heeft de vrouw, eiseres en verweerster in de incidenten, een vordering ingediend met betrekking tot de verdeling van een woning in Australië. De man, gedaagde en eiser in de incidenten, heeft een exceptie van litispendentie ingediend, omdat er reeds een procedure aanhangig was in Australië tussen dezelfde partijen over hetzelfde geschil. Het Gerecht heeft op 19 maart 2019 een vonnis gewezen waarin het de exceptie van litispendentie heeft gehonoreerd. Het Gerecht oordeelde dat de vrouw geen belang had bij een uitspraak in deze procedure, aangezien de Australische rechter al over de zaak zou beslissen. De vrouw had in haar akte niet voldoende aangetoond waarom de onderhavige procedure voortgezet zou moeten worden, ondanks de aanhangige procedure in Australië. Het Gerecht heeft daarom de vrouw in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de man op nihil aan verschotten en op NAf. 2.500,00 aan salaris voor de gemachtigde zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201800529
Vonnis d.d. 19 maart 2019
inzake
[de vrouw],
wonende in Sint Maarten,
eiseres,
verweerster in de incidenten,
gemachtigde: mr. drs. E. BOKKES,
tegen
[de man],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
eiser in de incidenten,
gemachtigde: mr. J. VEEN,
Partijen zullen hierna weer de vrouw en de man genoemd worden.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Op 11 december 2018 heeft het Gerecht in deze zaak een tussenvonnis gewezen, waarnaar het Gerecht verwijst. Daarna zijn de volgende processtukken ingediend:
  • Akte na tussenvonnis met producties d.d. 8 januari 2019 zijdens de man;
  • Akte met producties d.d. 8 januari 2019 zijdens de vrouw;
  • Akte uitlating producties d.d. 5 februari 2019 zijdens de man;
  • Antwoordakte d.d. 5 februari 2019 zijdens de vrouw.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
De vrouw heeft in haar akte van 8 januari 2019 een kopie overgelegd van het beslagexploot ten aanzien van de woning te Sint Maarten. Daarmee is de bevoegdheid van het Gerecht op grond van artikel 767 Rv voldoende komen vast te staan. Of de vrouw misbruik van procesrecht heeft gemaakt kan in het midden blijven, gelet op het hierna volgende.
2.2.
De vordering van de vrouw ziet (uitsluitend) op de verdeling van de woning te Australië, welke vordering ook ter beoordeling voorligt in de eerder aanhangig gemaakte Australische procedure (zie rov. 2.7 van het tussenvonnis). Dit betekent dat de onderhavige zaak reeds voor een andere rechter aanhangig is gemaakt tussen dezelfde personen en over hetzelfde geschil, zoals in artikel 126 lid 1 Rv bedoeld. Bij het tussenvonnis is de vrouw in de gelegenheid gesteld haar belang bij de onderhavige procedure nader toe te lichten. Dat heeft zij in haar aktes na tussenvonnis niet (voldoende) gedaan. De omstandigheid dat er geen verdragen tussen Sint Maarten en Australië bestaan die de tenuitvoerlegging van een Australisch vonnis mogelijk maken dan wel vereenvoudigen, en een Australisch vonnis om die reden niet voor tenuitvoerlegging in aanmerking komt op grond van artikel 985 Rv, maakt niet dat de man geen beroep op artikel 126 Rv toekomt. De man heeft daarbij voldoende belang, ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken en dubbele proceskosten. Bovendien kan de vrouw, nadat de Australische rechter heeft beslist, op grond van artikel 431 lid 2 Rv haar vordering hier te lande opnieuw indienen (en erkenning van het nog te wijzen Australische vonnis vorderen). Dit betekent dat de exceptie van litispendentie slaagt. Op grond van artikel 126 Rv zou het Gerecht de zaak moeten verwijzen naar de buitenlandse rechter maar dat heeft weinig zin omdat de identieke vordering daar al aanhangig is.
2.3.
Omdat de vrouw dus geen belang heeft bij een vonnis in de onderhavige procedure (daarover wordt immers door de Australische rechter beslist) en zij zo nodig te zijner tijd een verzoek om erkenning van dit vonnis bij het Gerecht kan indienen (om daarvoor competentie te verkrijgen is een vreemdelingenbeslag niet nodig) zal het Gerecht beslissen dat eiseres in haar vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4.
Als in het ongelijk gestelde partij moet de vrouw in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart de vrouw in haar vorderingen niet-ontvankelijk,
veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 2.500,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 19 maart 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.