ECLI:NL:OGEAM:2019:14
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet in kort geding nietig geacht wegens strijd met gelijkheidsbeginsel en onveilige werksfeer
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Carol Viceisza-Vlaun, de werknemer, en de naamloze vennootschap [DE WERKGEVER] N.V., de werkgever. De werknemer was sinds 15 oktober 2007 in dienst bij de werkgever als Credit Administration Officer met een maandsalaris van NAf. 11.319,00. Op 29 oktober 2018 werd de werknemer op staande voet ontslagen, nadat de werkgever haar beschuldigde van het delen van vertrouwelijke informatie met derden. De werknemer heeft het ontslag betwist en vorderde in kort geding betaling van achterstallig salaris en andere vergoedingen.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden die het ontslag rechtvaardigde. De werknemer had geen vertrouwelijke bankinformatie gedeeld, maar had met toestemming van ex-werknemers hun klachten over de werkomstandigheden aan haar advocaat gestuurd. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever had moeten volstaan met een minder zware sanctie, gezien de lange en onberispelijke dienstbetrekking van de werknemer en de onveilige werksfeer die door meerdere werknemers werd ervaren.
Daarnaast oordeelde het Gerecht dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat een andere werknemer met ernstigere verwijten veel minder zware sancties had gekregen. Het Gerecht heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de betaling van achterstallig loon en wettelijke verhogingen, en veroordeelde de werkgever in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.