Uitspraak
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
verweerster,
gemachtigde: mr. F.N. JANSEN.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over aansprakelijkheid voor schade na een bedrijfsongeval. De werknemer, die op 4 oktober 2016 in dienst trad bij de werkgever, raakte op 21 december 2017 gewond aan zijn rechterhand tijdens het werk. De werkgever heeft een meldingsformulier bedrijfsongeval ingediend, maar heeft de aansprakelijkheid voor de schade niet erkend. De werknemer heeft de werkgever aansprakelijk gesteld en verzocht om schadevergoeding, terwijl de werkgever verzocht om de werknemer niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen.
Tijdens de zitting op 20 maart 2019 is het procesverloop besproken, waarbij de werknemer stelde dat hij medische kosten had gemaakt en inkomensschade had geleden door de blijvende invaliditeit. De werkgever betwistte echter de schade en stelde dat er geen specifieke schadeposten waren genoemd in het verzoekschrift. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer onvoldoende bewijs heeft geleverd van de door hem geleden schade. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst was het gevolg van het verstrijken van de bepaalde tijd en niet van het bedrijfsongeval, waardoor de werkgever niet aansprakelijk kon worden gesteld.
Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen schade is aangetoond, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor aansprakelijkheid. De vorderingen van de werknemer zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.