ECLI:NL:OGEAM:2019:112

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
SXM201801430
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade na bedrijfsongeval en bewijsvoering van werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over aansprakelijkheid voor schade na een bedrijfsongeval. De werknemer, die op 4 oktober 2016 in dienst trad bij de werkgever, raakte op 21 december 2017 gewond aan zijn rechterhand tijdens het werk. De werkgever heeft een meldingsformulier bedrijfsongeval ingediend, maar heeft de aansprakelijkheid voor de schade niet erkend. De werknemer heeft de werkgever aansprakelijk gesteld en verzocht om schadevergoeding, terwijl de werkgever verzocht om de werknemer niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen.

Tijdens de zitting op 20 maart 2019 is het procesverloop besproken, waarbij de werknemer stelde dat hij medische kosten had gemaakt en inkomensschade had geleden door de blijvende invaliditeit. De werkgever betwistte echter de schade en stelde dat er geen specifieke schadeposten waren genoemd in het verzoekschrift. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer onvoldoende bewijs heeft geleverd van de door hem geleden schade. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst was het gevolg van het verstrijken van de bepaalde tijd en niet van het bedrijfsongeval, waardoor de werkgever niet aansprakelijk kon worden gesteld.

Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen schade is aangetoond, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor aansprakelijkheid. De vorderingen van de werknemer zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201801430
Beschikking d.d. 12 juni 2019
inzake
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verzoeker,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
[de werkgever],gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. F.N. JANSEN.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
a. verzoekschrift met producties, ontvangen op 14 november 2018,
b. verweerschrift met producties,
c. pleitnota namens de werknemer,
d. akte uitlating namens de werknemer,
e. brief van Clinica Colsanitas S.A. van 13 maart 2019, door de werknemer ter griffie ingediend,
f. antwoordakte van de werkgever.
1.2.
De zaak is op zitting behandeld op 20 maart 2019, in aanwezigheid van partijen en gemachtigden (de heer Maduro namens mr. Merx). De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd. Daarna heeft de rechter vermelde aktewisseling toegestaan.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer (geboren op 20 september …..) is op 4 oktober 2016 in loondienst getreden van de werkgever. Deze arbeidsovereenkomst is vanwege het verstrijken van de overeengekomen bepaalde tijd geëindigd op 3 april 2018.
2.2.
Tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden is hij op 21 december 2017 aan zijn rechterhand gewond geraakt.
2.3.
Hiervan heeft de werkgever een Meldingsformulier Bedrijfsongeval ingevuld, gedateerd 28 december 2017, dat bij SZV is ingediend. De werknemer heeft medische behandelingen ondergaan.
2.4.
Namens de werknemer is de werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het bedrijfsongeval. De werkgever heeft deze aansprakelijkheid niet geaccepteerd.

3.Het geschil

3.1.
De werknemer verzoekt het gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen te nemen:
a. voor recht te verklaren dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het bedrijfsongeval,
b. de werkgever te veroordelen tot vergoeding van de schade aan de werkgever, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
c. de werkgever te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De werkgever verzoekt het gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de werknemer niet–ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van de werknemer in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over het een en ander.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De werkgever is van mening dat zij niet aansprakelijk is op grond van artikel 7A:1614x BW; de aansprakelijkheid van de werkgever voor onveilige werkruimte. Met name wijst de werkgever er op dat in het verzoekschrift niet wordt ingegaan op enige specifieke schadepost die de werknemer als gevolg van het bedrijfsongeval zou hebben ondervonden. In de pleitnota namens de werknemer wordt gesteld dat er sprake is van kosten voor medische behandelingen. Ook is er verlies van inkomen omdat hij door de blijvende invaliditeit van zijn vinger niet meer aan het arbeidsproces kan deelnemen. De werkgever vindt dit onvoldoende. Zonder schade geen werkgeversaansprakelijkheid. Zonder aannemelijkheid van schade kan er geen verwijzing naar de schadestaatprocedure plaatsvinden.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat de werknemer, bijgestaan door zijn gemachtigde, zich met SZV zou verstaan over de vergoeding van de medische kosten. In de akte namens de werknemer wordt gesteld dat SZV zou hebben gezegd dat hij niet langer recht heeft op deze vergoedingen. De werkgever wijst echter op de brief van 13 maart 2019 van SZV aan de werknemer waarin juist is vermeld dat de werknemer tussen 30 maart en 20 april 2019, met toestemming van SZV (en dat betekent dus dat SZV de kosten draagt) een medische behandeling in Colombia mag ondergaan. Aldus gaat het gerecht, omdat door de gemachtigde van de werknemer in het geheel niet wordt ingegaan op deze door de werknemer zèlf bij het gerecht ingeleverde brief, er vanuit dat de werknemer wel aanspraak heeft op vergoeding van kosten voor medische behandelingen door SZV. Overigens strookt dat ook, zoals de werkgever terecht aanvoert, met het systeem van de Landsverordening Ongevallenverzekering. Dit betekent dat het gerecht ervan uit gaat dat de werknemer geen medische kosten hoeft te betalen en dus wat dat betreft geen schade heeft.
4.3.
Wat betreft de loonschade overweegt het gerecht dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet in een juridisch relevant oorzakelijk verband met het arbeidsongeval staat. De arbeidsovereenkomst is immers geëindigd door het verstrijken van de bepaalde tijd. Voor zover de werknemer stelt dat de werkgever hiervoor aansprakelijk zou zijn gaat dit dus niet op. Blijft over de mogelijke inkomensschade als gevolg van het bedrijfsongeval. Daarvoor geldt artikel 5 van de Landsverordening Ongevallenverzekering waarin is bepaald dat de werknemer het eerste jaar 100% (dag)loon doorbetaald krijgt (dus tot 21 december 2018) en voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid 80%. Tegen die achtergrond had van de werknemer mogen worden verwacht dat hij had uitgelegd welke inkomensschade hij ondervindt, temeer omdat hij inmiddels 65 jaar oud is zodat hij al enkele jaren recht heeft op ouderdomspensioen op grond van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering. Al die informatie heeft de werknemer niet verschaft terwijl dat, gelet op de door hem ingediende vorderingen, zonder meer had mogen worden verwacht.
4.4.
Onvoldoende is daarom aannemelijk geworden dat de werknemer schade heeft ondervonden. Schade is een noodzakelijk bestanddeel om te kunnen concluderen tot aansprakelijkheid. Dus kan het Gerecht de verklaring voor recht niet toewijzen en evenmin de verwijzing naar de schadestaat procedure. Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werknemer in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 12 juni 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.