In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, hebben de gezamenlijke erfgenamen van een overledene een rechtszaak aangespannen tegen de Sint Maartense begrafenisonderneming. De erfgenamen stelden dat er een verwisseling had plaatsgevonden van het stoffelijk overschot van hun overleden familielid met dat van een andere overledene, wat hen aanzienlijke emotionele schade had berokkend. De Sint Maartense begrafenisonderneming ontkende aansprakelijkheid en voerde aan dat zij zorgvuldig had gehandeld volgens de geldende procedures voor het vervoer van stoffelijke overschotten.
De procedure begon met een verzoekschrift van de erven, waarin zij de begrafenisonderneming aansprakelijk stelden voor hun schade. De Sint Maartense begrafenisonderneming voerde aan dat de verwisseling mogelijk was veroorzaakt door de luchtvervoerder en dat zij zelf geen fout had gemaakt. De rechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen, inclusief de gedetailleerde aantekeningen van de Amerikaanse begrafenisonderneming die betrokken was bij het vervoer van de stoffelijke overschotten.
De rechter concludeerde dat de Sint Maartense begrafenisonderneming niet voldoende had aangetoond dat de verwisseling van de stoffelijke overschotten niet aan haar handelen of nalaten te wijten was. Het Gerecht oordeelde dat de begrafenisonderneming onrechtmatig had gehandeld jegens de erven en dat zij tekort was geschoten in haar verplichtingen. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling van de vorderingen van de erven, waaronder een verzoek om immateriële schadevergoeding.