ECLI:NL:OGEAM:2018:68

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
SXM201800340 / KG00107/2018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering werknemer en rechtsgeldigheid vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten werd behandeld, vorderde de werknemer, die in loondienst was bij een restaurant, doorbetaling van zijn loon na een ontslag op staande voet. De werknemer was op 1 februari 2017 in dienst getreden en zijn arbeidsovereenkomst zou eindigen op 31 juli 2018. De werkgever had de werknemer op 17 november 2017 ontslagen, waarbij hij zich beklaagde over de werknemer's gedrag en prestaties. Op 6 december 2017 ondertekenden partijen een overeenkomst bij de Labor Office, waarin werd afgesproken dat de werknemer zijn loon tot de datum van ontslag zou ontvangen, minus een inhouding voor niet ingeleverde spullen. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en vorderde doorbetaling van zijn loon.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 mei en 22 juni 2018. Het Gerecht oordeelde dat de overeenkomst een vaststellingsovereenkomst was en dat de werknemer deze had ondertekend met kennis van zaken. Het Gerecht concludeerde dat er geen onregelmatigheden waren bij het ondertekenen van de overeenkomst en dat de werknemer geen beroep had gedaan op de nietigheid van de overeenkomst. Daarom werden de vorderingen van de werknemer afgewezen. De werknemer werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werkgever, die op nihil aan verschotten en NAf 1.500,00 aan salaris gemachtigde werden begroot. De uitspraak werd gedaan op 7 augustus 2018 door rechter A.J.J. van Rijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201800340 / KG00107/2018
Datum: 7 augustus 2018
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
[de werknemer]
gevestigd te Sint Maarten,
eiser,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. KOCKX
tegen
de naamloze vennootschap [de werkgever],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde 1,
hierna: de werkgever,
[de directeur van de werkgever],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde 2,
hierna: de directeur,
gemachtigde: de advocaat mr. S.R. BOMMEL

1.Het verloop van het kort geding

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 26 maart 2018,
conclusie van antwoord met producties,
pleitnota namens de werknemer,
proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 juni 2018,
akte na enquête namens de werknemer,
akte na getuigenverhoor namens de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2018 en is voortgezet op 22 juni 2018 in aanwezigheid van de partijen en de gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De werkgever exploiteert een restaurant in Philipsburg.
2.2.
Op 1 februari 2017 is de werknemer in loondienst als
"cook/chef"van de werkgever getreden. De (verlengde) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou eindigen op 31 juli 2018.
2.3.
In een brief van 17 november 2017 aan de werknemer beklaagt de werkgever zich over hem:
  • de werknemer is vaak te laat,
  • daarvoor is hij regelmatig gewaarschuwd,
  • de bereide gerechten zijn soms vroeg en dan weer te laat,
  • de werknemer gedraagt zich ruzieachtig.
2.4.
In een briefje van dezelfde datum aan de werknemer bericht de werkgever hem als volgt:
"You are hereby dismissed immediately due to disrespecting me and not following an instruction given to you to make a sandwich
I was giving you a letter and you told me "take it and shuv it up your ass".
2.5.
Op 6 december 2017 hebben partijen op de Labor Office een
"Termination of Employment Agreement"(hierna: de Agreement) ondertekend. Daarin is onder andere vermeld:
  • dat de werknemer zijn loon krijgt tot datum ontslag op staande voet minus een inhouding voor spullen van de werkgever die de werknemer niet heeft ingeleverd;
  • dat het door de werkgever per saldo aan de werknemer te betalen USD 1.591,49 bedraagt en dat de werknemer daarvoor een cheque ontvangt
2.6.
Bij brief van 29 januari 2018 heeft de werknemer de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en de werkgever gesommeerd het loon door te betalen.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De werknemer vordert dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen neemt:
"[de werknemer] gratis admissie te verlenen;
[de werkgever en de directeur van de werkgever] te veroordelen en te bevelen om aan [de werknemer] tegen behoorlijk bewijs van kwijting het aan [de werknemer] verschuldigde loon van september 2017 te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7a:1615q BW en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid en door te blijven betalen tot de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
[de werkgever] te veroordelen in de proceskosten."
3.2.
De werkgever concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de werknemer in zijn vorderingen, dan wel dat deze aan hem worden ontzegd, met veroordeling van de werknemer in de reële kosten van rechtsbijstand omdat hij misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze van belang zij voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Nu het om een loonvordering gaat is het spoedeisend belang gegeven.
Beoordelingskader kort geding rechter
4.2.
De vorderingen van de werknemer kunnen uitsluitend worden toegewezen indien het zeer waarschijnlijk is dat de rechter in de bodemprocedure deze ook zou toewijzen.
De Agreement
4.3.
Naar voorlopig oordeel is de Agreement een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW. Het Gerecht heeft ambtshalve de ambtenaar ….., werkzaam bij de Labor Office, als getuige gehoord. Hij was aanwezig toen de werknemer de Agreement en de cheque voor ontvangst ondertekende. Uit dat verhoor volgt niet dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan nu hij verklaart de Agreement te hebben uitgelegd en te hebben voorgelezen aan de werknemer waarna deze de Agreement heeft ondertekend. Dit betekent dat het Gerecht ervan uit moet gaan dat de werknemer willens en wetens de Agreement heeft ondertekend. Dat dit volgens de werknemer, om allerlei op zich invoelbare redenen, niet kan kloppen kan in dit kort geding niet goed worden onderzocht. Een bodemprocedure is daarvoor geëigend.
4.4.
Een andere reden voor afwijzing van de vorderingen van de werknemer is dat gesteld noch gebleken is dat de werknemer een beroep heeft gedaan op de nietigheid van de Agreement op grond van artikelen 3:34 of 3:44 BW. Dat betekent dat het Gerecht ervan uit moet gaan dat deze Agreement rechtsgeldig is en hij mag in kort geding dus ook niet vooruitlopen op de beslissing van de bodemrechter naar aanleiding van het eventueel door de werknemer inroepen van enig wilsgebrek.
De proceskosten
4.5.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij moet de werknemer de proceskosten van de werkgever betalen. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de werknemer in de reële kosten van rechtsbijstand te veroordelen. Omdat er twee zittingen zijn geweest zal het Gerecht wel een hoger salaris gemachtigde toekennen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verleent aan de werknemer gratis admissie,
wijst de vorderingen van de werknemer af,
veroordeelt de werknemer in de proceskosten, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.500,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 7 augustus 2018.