ECLI:NL:OGEAM:2018:65

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
KG 2018/177
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over doorbetaling loon na orkaan Irma

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, die sinds 1 oktober 2014 voor de werkgever werkt, heeft een vordering ingesteld tot doorbetaling van haar loon vanaf 1 december 2017. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst per brief van 11 oktober 2017 beëindigd, maar de werknemer betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging. De werknemer heeft haar werkzaamheden niet kunnen verrichten na de verwoestingen door orkaan Irma op 6 september 2017, en stelt dat zij beschikbaar is gebleven voor werk. De werkgever heeft echter gesteld dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd vanwege de gevolgen van de orkaan en dat de werknemer vrijgesteld is van werk. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze niet op de juiste wijze is gedaan en de werknemer zich tijdig heeft beroepen op de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werkgever de werknemer moet doorbetalen en heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief wettelijke verhogingen en proceskosten. De werkgever is veroordeeld tot betaling van het overeengekomen salaris en de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 20 juli 2018
Zaaknummer: KG 2018/177
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de werknemer],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. B.B. Brooks
tegen
de stichting [de werkgever],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: de werkgever,
procederende in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met bijlagen d.d. 18 mei 2018,
conclusie van antwoord met bijlagen,
brief van 20 juni 2018 met bijlage namens de werknemer,
pleitnota namens de werknemer.
1.2.
Ter zitting zijn de werknemer en haar gemachtigde verschenen. De werkgever werd vertegenwoordigd door enkele bestuursleden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak vindt vandaag plaats.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De werknemer verricht vanaf 1 oktober 2014 werkzaamheden voor de werkgever. Eerst op grond van een overeenkomst van opdracht maar vanaf 1 december 2014 op grond van opvolgende arbeidsovereenkomsten, te weten van 1 december 2014 tot 1 juni 2015. Daarna van 1 juni 2015 tot 1 december 2015. Vervolgens vanaf 1 december 2015 tot 1 december 2016. De laatste schriftelijke arbeidsovereenkomst ziet op de periode 1 december 2016 tot 1 december 2017.
2.2.
De werknemer heeft de functie van manager en verdient NAf. 4.849,00 bruto per maand. Dit salaris is tot en met november 2017 uitbetaald. Zij is de enige werknemer.
2.3.
De werkgever heeft als doel onder andere het exploiteren van een museum over de historie van Sint Maarten.
2.4.
Op 6 september 2017 heeft de Orkaan Irma op Sint Maarten huisgehouden. Dat leidde tot grote verwoestingen, onder andere in het museum.
2.5.
Bij brief van 11 oktober 2017, waarvan de werknemer stelt die niet te hebben ontvangen, schrijft de werkgever onder andere:
  • dat zij vele malen vergeefs heeft geprobeerd in contact te komen met de werknemer,
  • dat de arbeidsovereenkomst die op 1 december 2017 afloopt niet zal worden verlengd,
  • dat de exploitatie door de gevolgen van de Orkanen Irma en Maria onmogelijk is geworden maar dat de werknemer toch 2 maanden krijgt doorbetaald;
  • dat de werknemer direct vrijgesteld is van werk;
  • dat de werknemer de spullen van de werkgever aan haar moet teruggeven.
2.6.
Op 13 oktober 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Dat heeft nergens toe geleid.
2.7.
Op 18 oktober 2017 heeft de werknemer zich beklaagd bij de Labor Office. In de klacht is vermeld dat de werknemer op 16 oktober 2017 wilde gaan werken. Dat kon echter niet omdat de sloten op de deur van het museum waren veranderd en haar sleutel dus niet meer paste. In het rapport van de Labor Office is genoteerd dat het geen contact met de werkgever kon krijgen.
2.8.
Bij brief van 9 april 2018 is namens de werknemer aanspraak gemaakt op doorbetaling loon en wedertewerkstelling. Uit de brief d.d. 16 april 2018 volgt dat de werkgever niet van plan is aan de sommatie namens de werknemer te voldoen.

3.De vorderingen van de werknemer en het verweer van de werkgever

3.1.
De vorderingen van de werknemer komen neer op doorbetaling loon vanaf 1 december 2017, met wettelijke verhogingen, rente en proceskosten, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking. Tevens verzoekt zij om gratis admissie.
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de vorderingen van de werknemer af te wijzen.
3.3.
Op de argumenten van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, gaat het Gerecht hierna in.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vordering (doorbetaling) loon gegeven.
Beoordelingskader kort geding rechter
4.2.
De vordering van de werknemer kan worden toegewezen als de kort geding rechter het zeer waarschijnlijk acht dat dit in een bodemprocedure ook zou gebeuren.
Arbeidsovereenkomst geëindigd op niet?
4.3.
De werkgever stelt:
“The claim of [de werknemer] should be rejected. First of all, we terminated her contract per 1st December 2017, through our letter of October 11, 2017. The intention of that letter is clear: termination of the employment agreement.”
4.4.
Dit argument stuit af op artikel 7A:1615fa lid 1 onder b BW. Daarin is bepaald (kort gezegd) dat de vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt als voor onbepaalde tijd. De brief van 11 oktober 2017, waarvan overigens niet is komen vast te staan dat deze de werknemer heeft bereikt, heeft dus geen rechtsgevolg. Opzegging had enkel kunnen geschieden met toestemming van de Secretaris-Generaal arbeidszaken op grond van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten. Daarvan is geen sprake. Evenmin heeft de werkgever dit Gerecht verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Naar voorlopig oordeel bestaat de arbeidsovereenkomst dus nog.
Bereidheid overeengekomen werkzaamheden te verrichten
4.4.
De werkgever stelt verder:
“(…), since October 13th, 2017 we have not heard anything from [de werknemer], until Ms. Brooks sent a letter late April 2018. It would not be fair if [de werknemer] would be paid all these months without any word from her.”
4.5.
Duidelijk is dat er een gesprek heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2018, dat omstreeks die tijd de sloten door de werkgever zijn veranderd en dat in haar eigen brief van 11 oktober 2017 staat dat de werknemer is vrijgesteld van werk. Gevoegd bij de klacht van de werknemer bij de Labour Office en de brief namens de werknemer van 9 april 2018 is dat genoeg om te concluderen:
dat de werkgever niet wilde dat de werknemer weer ging werken,
dat de werknemer zich beschikbaar heeft gehouden om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
4.6.
Het Gerecht weet niet zeker of de werkgever met dit verweer ook een beroep wil doen op verjaring of rechtsverwerking. Volledigheidshalve overweegt het Gerecht dat van verjaring geen sprake kan zijn nu de arbeidsovereenkomst nog bestaat omdat de opzegging d.d. 11 oktober 2017 (voor zover die als zodanig kan worden gezien omdat niet vaststaat dat deze de werknemer heeft bereikt) nietig is en de werknemer zich hierop tijdig heeft beroepen. Omdat de arbeidsovereenkomst nog bestaat kan er geen sprake zijn van rechtsverwerking; het is de eigen keuze van de werkgever geweest de werknemer niet op te roepen voor de overeengekomen werkzaamheden. Dat is stilzitten door de werkgever dat aan de werknemer niet kan worden tegengeworpen.
Financieel onvermogen
4.7.
De werkgever voert aan dat toewijzing van de loonvordering tot haar faillietverklaring zal leiden. Dat is geen valide argument om de loonvordering van de werknemer af te wijzen.
Financieel mismanagement
4.8.
De werkgever verwijt de werknemer financieel mismanagement; zo heeft zij onder andere de subsidie van de overheid gebruikt om haar salaris als eerste uit te betalen. Ook dit argument kan de werkgever niet baten. Als dat al zo zou zijn dan had zij de werknemer op staande voet moeten ontslaan, de arbeidsovereenkomst opzeggen of de rechter moeten vragen de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Conclusie
4.9.
De vorderingen van de werknemer moeten worden toegewezen. De wettelijke verhogingen worden gematigd tot maximaal 10%.
4.10.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt de werkgever in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verleent aan de werknemer gratis admissie,
veroordeelt de werkgever om aan de werknemer het overeengekomen salaris vanaf 1 december 2017 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente en de tot maximaal 10% gematigde wettelijke verhogingen, te berekenen vanaf de dag van de opeisbaarheid van de diverse loonperiodes,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de zijde van de werknemer begroot op NAf 249,50 aan oproepingskosten, nihil aan griffierecht en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is ter openbare zitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.