ECLI:NL:OGEAM:2018:63

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
EJ 2018/177
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake beschikbaarheid werknemer voor werk na Orkaan Irma

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, die werkzaam was als sales trainee, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 juni 2017 tot en met 30 november 2017. Na de verwoestingen door de Orkanen Irma en Maria in september 2017, heeft de werknemer haar werkzaamheden niet kunnen voortzetten. De werkgever heeft de werknemer op 22 september 2017 opgeroepen om weer aan het werk te komen via een radio-uitzending, maar de werknemer is niet verschenen. De werkgever heeft vervolgens gesteld dat de werknemer op staande voet is ontslagen, wat door de werknemer werd betwist.

De werknemer heeft het Gerecht verzocht om haar achterstallige salaris van NAf 4.591,59 bruto over de periode van 1 september 2017 tot en met 30 november 2017 te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De werkgever heeft verweer gevoerd en verzocht om de werknemer niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever niet kan aantonen dat de oproep via de radio de werknemer heeft bereikt en dat de werknemer zich beschikbaar heeft gehouden voor werk. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever de onduidelijke situatie zelf heeft veroorzaakt en dat zij gehouden is het loon door te betalen over de maanden oktober en november 2017.

De uitspraak van het Gerecht verleent de werknemer gratis admissie en veroordeelt de werkgever tot betaling van het achterstallige salaris, vermeerderd met wettelijke rente en verhogingen. De werkgever wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 17 juli 2018
Zaaknummer: EJ 2018/177
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Beschikking
inzake:
[de werknemer],
wonende te Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. S.H.M. Ibrahim
tegen
de naamloze vennootschap [de werkgever],
gevestigd te Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. J.G. Snow.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 8 mei 2018,
verweerschrift,
pleitnota namens de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2018 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De werkgever werd vertegenwoordigd door haar directeur R. Lala.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bestaan, namelijk van 1 juni 2017 tot en met 30 november 2017. De werknemer had de functie van “sales trainee” en werkte in een van de juwelierszaken van de werkgever op Sint Maarten. Zij verdiende een bruto maandsalaris van NAf 1.530,53.
2.2.
Op 6 september 2017 bracht de Orkaan Irma grote schade toe aan Sint Maarten. Op 20 september 2017 volgde de Orkaan Maria. Ook de winkels van de werkgever zijn hierdoor erg beschadigd. Daarna heeft de werknemer niet meer gewerkt voor de werkgever.
2.3.
Op 22 september 2017 heeft een vergadering van de werkgever met haar werknemers plaatsgevonden. De werkgever heeft haar werknemers door middel van een uitzending van de radiozender Laser 101 opgeroepen om hiervoor op het werk te verschijnen. De werknemer is toen niet verschenen. De reden dat de oproep via de radiozender plaatsvond was omdat reguliere communicatiekanalen toen nog niet waren hersteld.
2.4.
Op 16 oktober 2018 is er contact geweest tussen de heer …. en de werknemer. Op 19 oktober 2018 vindt er contact plaats tussen de werknemer en de directeur van een van de zusterwinkels van de werkgever.
2.5.
Op 8 november 2017 heeft de werknemer zich gemeld bij de Labor Office. Haar klacht was dat de werkgever haar salaris niet meer betaalde sinds 1 september 2017. Op 10 november 2017 neemt de Labor Office contact op met de werkgever hierover. Uit de weergave van de reactie van de werkgever door de Labor Office blijkt dat de werknemer na Orkaan Irma op staande voet is ontslagen. De werkgever heeft een cheque voor de werknemer klaar liggen voor de vier in september 2017 gewerkte dagen. Deze cheque heeft de werknemer niet opgehaald.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen te nemen:
“[de werknemer] gratis admissie te verlenen;
[de werkgever] te veroordelen en te bevelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en bij wege van voorschot aan eiseres te betalen een bedrag ad van Naf. 4.591,59 bruto, zijnde een bedrag aan achterstallig salaris over de periode van 1 september 2017 tot en met 30 november 2017, vermeerderd met vertragingsrente ex artikel 1614q BW en de wettelijke rente gerekend vanaf 1 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
[de werkgever] in de kosten van dit proces te veroordelen.”
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de werknemer in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze aan haar te ontzeggen. De werknemer moet in de proceskosten worden veroordeeld.
3.3.
Op de argumenten gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze argumenten van belang zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Ontslag op staande voet
4.1.
De werkgever merkt op dat zij de werknemer niet op staande voet heeft ontslagen. De weergave van de Labor Department in haar rapport klopt dus niet. Het Gerecht stelt vast dat de discussie tussen partijen gaat over de vraag of de werknemer zich beschikbaar heeft gehouden voor de overeengekomen werkzaamheden. Daarom gaat het Gerecht ervan uit dat geen sprake is van een ontslag op staande voet.
De periode van 6 tot 22 september 2017
4.2.
Uit de stukken en op de zitting is gebleken dat alle werknemers zijn doorbetaald, behalve de werknemer, terwijl ook de overige werknemers niet hebben kunnen werken als gevolg van de Orkanen. Dat gaat natuurlijk ook op voor de werknemer. Ook over de periode 1 tot 6 september 2017 moet de werknemer worden betaald. Toen heeft zij immers gewoon gewerkt. De wettelijke rente en de wettelijke verhogingen, ambtshalve gematigd tot 10%, worden ook toegewezen.
De periode van 22 september 2017 tot en met 30 november 2017
4.3.
In de periode na de beide orkanen was er sprake van een chaotische situatie. Verbindingen deden het niet, daken waren ingestort, er gold een avondklok vanwege de vele plunderingen, op veel plaatsen was geen elektriciteit en er was tekort aan alles. Veel mensen waren doende hun eigen huis te herstellen en water en eten te bemachtigen. Inderdaad luisterden veel mensen naar radio Laser 101 die opereerde als een informele rampenzender.
4.4.
De werknemer voert aan dat zij in september 2017 (1x) en in oktober 2017 (2x) naar de winkel is geweest om te vragen wanneer deze weer open zou gaan. Zij heeft de oproep op Laser 101 gemist omdat zij geen radio ter beschikking had. De werkgever zegt dat zij de werknemer op 16 en 19 oktober 2017 heeft gesproken maar dat zij niet geïnteresseerd leek om weer aan de slag te gaan.
4.5.
Het Gerecht overweegt het volgende. De werkgever kan niet aantonen dat haar mededeling op Laser 101 de werknemer heeft bereikt. Uit haar niet aanwezigheid op 22 september 2017 mocht de werkgever niet afleiden dat zij weigerachtig was haar werkzaamheden te verrichten.
4.6.
De werknemer voert aan dat zij daarna in september 2017 nog bij de winkel is langs geweest maar de werkgever weet daar niets van. Dat staat dus partijen dus niet vast en het Gerecht kan daar dus niet van uit gaan. Wel staat vast dat er medio oktober 2017 twee ontmoetingen op straat hebben plaatsgevonden tussen de werknemer en twee afzonderlijke leden van de directie van de werkgever. Op de zitting heeft de heer … verklaard dat de werknemer niet vroeg wanneer zij weer aan de slag kon (de werknemer stelde ter zitting het tegenovergestelde). …. heeft, zo is het Gerecht gebleken, ook niet aan de werknemer gevraagd waarom zij niet is komen werken met ingang van 22 september 2017.
4.7.
Dat vindt het Gerecht merkwaardig. Als alle werknemers weer aan de slag zijn en alleen de werknemer niet dan ligt het toch voor de hand dat je als werkgever vraagt waarom zij niet ook werkt. Al naar gelang het antwoord van de werknemer had de werkgever dan haar positie kunnen bepalen. Als de werknemer zou hebben gezegd: “o, dat wist ik niet, ik kom morgen weer werken” dan was er niets aan de hand. Probleem opgelost. Als de werknemer datzelfde zou hebben gezegd maar niet kwam opdagen dan was er werkweigering. Als de werknemer zou hebben gezegd dat ze niet zou komen werken dan idem dito. De werkgever had dan maatregelen kunnen nemen en naar een ontslag op staande voet toe kunnen werken. Daarom vindt het Gerecht dat de werkgever de onduidelijke situatie zelf heeft veroorzaakt. Zij had de werknemer moeten opdragen weer aan de slag te gaan en de zaak niet op zijn beloop moeten laten. De werkgever is dus gehouden over de maanden oktober en november 2017 het loon door te betalen, ook omdat de werknemer aanvoert dat de winkel waar zij altijd werkte gesloten was en dat dit duidelijk zichtbaar was vanaf de straat. De wettelijke rente en de wettelijke verhogingen, ook ambtshalve gematigd tot 10%, worden ook toegewezen.
4.8.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt de werkgever in de proceskosten veroordeeld.
5.
De beslissing
Het Gerecht in Eerste Aanleg:
verleent aan de werknemer gratis admissie,
veroordeelt de werknemer om aan de werkgever te betalen het achterstallige salaris over 1 september 2017 tot en met 30 november 2017 van NAf. 4.591,59 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en de tot 10% gemaximeerde wettelijke verhogingen, te berekenen vanaf de opeisbaarheid van de te onderscheiden loontermijnen,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de zijde van de werknemer begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 17 juli 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.