ECLI:NL:OGEAM:2018:49

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
AR 2016/26
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproepingsperikelen betreffende mede-gerechtigden tot een perceel land en opvolgen aanwijzingen in tussenvonnis

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, ging het om een geschil tussen eiseres [A] en gedaagde [B] met betrekking tot een perceel land. De procedure volgde op een tussenvonnis van 5 september 2017, waarin werd bepaald dat alle medegerechtigden tot het perceel grond in rechte moesten worden opgeroepen. Eiseres [A] had een exploot laten opstellen gericht aan de mede-erfgenamen van [erflater B], maar op de zitting van 12 december 2017 meldden zich geen mede-erfgenamen. Gedaagde [B] bekritiseerde de beslissing in het tussenvonnis en stelde dat [A] niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden omdat zij niet alle erfgenamen had betrokken. Het Gerecht oordeelde dat [A] de aanwijzingen in het tussenvonnis niet deugdelijk had opgevolgd, wat leidde tot haar niet-ontvankelijkverklaring in conventie. In reconventie werd ook [B] niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet alle erfgenamen in de procedure waren betrokken. Het Gerecht besloot dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moesten houden, en dat zij na het doen van het 'huiswerk' een nieuwe procedure moesten starten voor een inhoudelijke beslissing.

Uitspraak

Vonnis van 12 juni 2018
Zaaknummer: AR 2016/26
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
inzake
[A],
wonende in Saint Croix (US VI),
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [A],
gemachtigde: mr. P. Bruns
tegen
[B],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen: [B],
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveld.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Na het tussenvonnis d.d. 5 september 2017 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Gerecht kennisgenomen van de antwoord akte / uitlating na tussenvonnis van [B]. Op 20 februari 2018 is aan [A] akte niet dienen verleend voor de antwoord akte / akte uitlating producties.
1.2.
De rechter die het tussenvonnis heeft gewezen is niet meer werkzaam op Sint Maarten. Daarom wordt dit vonnis door een andere rechter gewezen.
1.3.
De uitspraak vindt vandaag plaats.

2.De verdere beoordeling

Inleiding
2.1.
De overwegingen en beslissingen in het tussenvonnis gelden als hier letterlijk herhaald en ingelast.
In conventie:
2.2.
In rechtsoverweging 3.5. (3e alinea) van het tussenvonnis schrijft het Gerecht dat alle medegerechtigden tot het perceel grond in rechte moeten worden opgeroepen. Het gaat om de medegerechtigden in de nalatenschap van [erflater B]. Dat beslist het Gerecht in het tussenvonnis.
2.3.
Ter uitvoering van deze beslissing is op verzoek van [A] een exploot opgesteld dat is gericht aan de “mede-erfgenamen van [erflater B]”. Dat exploot is betekend aan het Openbaar Ministerie en door middel van een gerechtelijke advertentie in de Daily Herald gepubliceerd. Blijkens het exploot is opgeroepen tegen de zitting van 12 december 2017. Op die rechtsdag hebben zich geen “mede-erfgenamen” bij het Gerecht gemeld.
2.4.
In zijn antwoordakte bekritiseert [B] de beslissing in het tussenvonnis. Hij vindt namelijk dat de rechter [A] gelijk niet-ontvankelijk had dienen te verklaren omdat zij niet alle erfgenamen in rechte had betrokken.
2.5.
Verder schrijft [B] dat het niet zo is dat [A] op de pleidooizitting heeft toegezegd de namen en de adressen van de mede-erfgenamen te verstrekken aan [B]. Dat klopt niet en hij vindt dat [A] dat zelf maar moet achterhalen in het bevolkingsregister.
2.6.
Tot slot vindt [B] dat [A] geen gehoor heeft gegeven aan de beslissing van het Gerecht. In het tussenvonnis is immers bepaald dat alle mede-erfgenamen moeten worden opgeroepen, onder betekening aan hen van het inleidend verzoekschrift. Het is duidelijk dat [A] dat niet heeft gedaan.
2.7.
Het Gerecht overweegt dat deze beide laatste argumenten doel treffen. Terecht wijst [A] erop dat de bedoeling van het tussenvonnis is dat de mede-erfgenamen worden opgeroepen. Vandaar de overweging van het Gerecht dat [B] zijn toezegging zou nakomen de namen en adressen van de mede-erfgenamen te verschaffen en de eis van het Gerecht dat aan hen een exemplaar van het verzoekschrift zou moeten worden betekend.
2.8.
Het is duidelijk dat [A] de aanwijzingen in het tussenvonnis niet deugdelijk heeft opgevolgd. Dat betekent inderdaad dat zij in haar vorderingen in conventie niet-ontvankelijk zal worden verklaard. In het tussenvonnis immers is overwogen dat het
exceptio plurium litis consortiumverweer van [B] doel treft maar dat [A] de kans krijgt alsnog alle betrokkenen in rechte te betrekken.
2.9.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [A] in de proceskosten van [B] worden veroordeeld.
In reconventie
2.10.
Onder 3.8. wordt elke beslissing in reconventie aangehouden tot duidelijk is wie de eigenaar is van het perceel grond. Dat kan in conventie niet worden vastgesteld en in reconventie evenmin omdat daarvoor immers ook de vaststelling geldt dat niet alle mede-erfgenamen in de procedure zijn betrokken. Het Gerecht kan immers niet [B] gelijk geven nu [B] zelf stelt dat niet alle medegerechtigden in deze procedure zijn betrokken. Duidelijk is ook dat [B] geen medewerking heeft willen verlenen om de procedure te bespoedigen door de namen en adressen bekend te maken. Uit [B]’s verweer in conventie (de mede-erfgenamen blijken uit de burgerlijke stand) volgt in elk geval dat deze medegerechtigden er wel zijn.
2.11.
Dit betekent dat ook [B] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zijn vordering kan immers enkel worden toegewezen als het Gerecht weet wie de erfgenamen zijn van [erflater B].
2.12.
Het Gerecht ziet aanleiding te bepalen dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden.
In conventie en in reconventie
2.13.
Het Gerecht overweegt dat het jammer is dat partijen er niet gezamenlijk voor hebben gezorgd dat alle medegerechtigden in deze procedure zijn betrokken. Nu komt het Gerecht immers tot een niet-ontvankelijkverklaring zodat partijen, nadat het huiswerk is gedaan, weer een nieuwe procedure moeten beginnen om van de rechter een inhoudelijke beslissing te krijgen.

3.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
In conventie:
verklaart [A] in haar vorderingen niet-ontvankelijk;
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [B] begroot op nihil aan verschotten en op NAf 3.750,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie:
verklaart [B] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk;
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is ter openbare zitting van 12 juni 2018 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.