Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
‘’rental agent’’in loondienst getreden van de werkgever. Haar actuele salaris bedraagt netto USD 1.076,00 per maand.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. G. Hatzmann, had een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap, vertegenwoordigd door mr. R.M. Stomp, waarin zij stelde dat haar arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was beëindigd. De werknemer was op 17 februari 2017 op staande voet ontslagen wegens het verrichten van concurrerende werkzaamheden. Na het ontslag heeft de werknemer de nietigheid van het ontslag ingeroepen en de werkgever gesommeerd haar weer tot het werk toe te laten en het loon door te betalen. De werkgever heeft hierop niet gereageerd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2018 heeft de werkgever een beroep gedaan op verjaring van de vordering van de werknemer. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer haar verzoekschrift op 27 december 2017 heeft ingediend, binnen de verjaringstermijn van zes maanden. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer voldoende stappen had ondernomen om de verjaring te stuiten, waardoor het verjaringsverweer van de werkgever ongegrond werd verklaard.
Vervolgens heeft het Gerecht de dringende reden voor het ontslag beoordeeld. De werkgever had bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat de werknemer tijdens werktijd eigen auto’s verhuurde aan klanten. Aangezien de werknemer niet ter zitting was verschenen om haar verweer te voeren, heeft het Gerecht geoordeeld dat de dringende reden voor het ontslag terecht was. De vorderingen van de werknemer zijn afgewezen en zij is in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.