ECLI:NL:OGEAM:2018:103

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
SXM201700961 (AR 2017/156)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake borgtocht en zorgplicht van de bank

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een borg en een bank. De borg, vertegenwoordigd door de advocaten mr. S.J. Fox en mr. V.C. Choennie, heeft de bank aangeklaagd, die werd vertegenwoordigd door mr. J. Veen. De kern van het geschil betreft de rechtsgeldigheid van verschillende borgtochtovereenkomsten en de zorgplicht van de bank. De borg heeft gesteld dat hij niet langer aan de borgtocht is gebonden en dat de bank onterecht bedragen van zijn rekening heeft afgeschreven. Hij verzocht het Gerecht om de bank te bevelen de geblokkeerde rekeningen vrij te geven en de borgtochtovereenkomsten nietig te verklaren.

De bank heeft de vorderingen van de borg betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de borg in de proceskosten. Het Gerecht heeft de feiten van de zaak onderzocht, waaronder de totstandkoming van de borgtochtovereenkomsten en de communicatie tussen de borg en de bank. Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van schuldvernieuwing en dat de borgtochtovereenkomsten rechtsgeldig waren. De borg heeft niet aangetoond dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van de borg afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de bank. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de borg als de bank in het kader van borgtocht en de zorgplicht die banken hebben ten opzichte van hun klanten.

Uitspraak

.

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201700961 (AR 2017/156)
Vonnis d.d. 30 oktober 2018
inzake
[de borg],
wonende te Saint Martin,
eiseres,
hierna: de borg,
gemachtigde: mr. S.J. FOX en mr. V.C. CHOENNIE,
tegen
de naamloze vennootschap
[de bank],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: de bank,
gemachtigde: mr. J. VEEN.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties van 12 december 2017,
  • conclusie van antwoord met producties,
  • conclusie van repliek,
  • conclusie van dupliek met productie,
  • akte houdende uitlating producties.
1.2.
De uitspraak wordt vandaag gedaan.

2.De feiten

2.1.
Op 27 juni 2007 is tussen de borg en de bank een schriftelijke overeenkomst van borgtocht tot stand gekomen. De borg treedt als zodanig op ten behoeve van mevrouw ……, hierna: de schuldenaar. Tussen de schuldenaar en de borg heeft een affectieve relatie bestaan. De schuldenaar verbindt zich tot een bedrag van maximaal $ 500.000, te vermeerderen met rente en kosten. Op dezelfde dag is tevens tussen de borg en de bank een
“akte van verpanding termijndeposito/spaarrekening"tot stand gekomen voor een bedrag van $ 500.000. In de pandakte is vermeld dat deze verpanding strekt tot zekerheid voor de nakoming van alle huidige en toekomstige verplichtingen van de schuldenaar jegens de bank.
2.2.
Op 24 december 2007 is een nieuwe schriftelijke overeenkomst van borgtocht tussen de bank en de borg tot stand gekomen, maar nu voor een bedrag van $ 554.000, te vermeerderen met rente en kosten. Op die datum is ook een nieuwe pandakte voor een bedrag van $ 554.000 tussen de bank en borg tot stand gekomen.
2.3.
Op 21 oktober 2009 heeft de bank bij brief aan de schuldenaar laten weten bereid te zijn haar uitstaande lening te herstructureren. Zij krijgt de beschikking over een bedrag van $ 488.147. Deze brief is ondertekend door de borg op 28 oktober 2009 als volgt:
“Acknowledged by Guarantor.“Op 21 oktober 2009 heeft de borg een nieuwe akte van borgtocht ondertekend voor het bedrag van $ 488.147. Op diezelfde dag tekent hij een nieuwe pandakte voor datzelfde bedrag.
2.4.
Op 14 december 2012 heeft de bank ten laste van de verpande rekening een bedrag van $ 49.416,31 en een bedrag van $ 6.983,69 overgemaakt naar een van haar eigen rekeningen omdat de schuldenaar in gebreke bleef met haar aflossingen.
2.5.
Bij brief van 8 oktober 2014 meldt de bank aan de borg dat de schuldenaar een betalingsachterstand heeft en dat als gevolg daarvan de lening geheel opeisbaar is. Als de schuldenaar niet betaalt dan zal de borgtocht worden ingeroepen, aldus de bank.
2.6.
Op 9 januari 2015 heeft de bank bij brief aan de schuldenaar bericht dat zij bereid is haar uitstaande lening te herstructureren. Zij krijgt de beschikking over een lening voor een bedrag van $ 432.307. In de brief is vermeld dat alle bedingen, voorwaarden en zekerheden als vermeld in de brief van 21 oktober 2009 onveranderd blijven en nog volledig gelden. Deze brief is ondertekend door de schuldenaar en is ook ondertekend door de borg als volgt:
“Acknowledged by Guarantor.“
2.7.
Bij brief van 1 juli 2017 verzoekt de bank aan de borg $ 32.000 aan haar te betalen omdat dit de achterstand is die de hoofdschuldenaar niet heeft betaald. Per e-mail van 20 juli 2017 laat de bank nogmaals aan de borg weten dat de schuldenaar zich niet houdt aan haar betalingsverplichtingen jegens de bank.
2.8.
De affectieve relatie tussen de borg en de schuldenaar is inmiddels geëindigd. In de brief van 24 augustus 2017 namens de borg wordt gesteld dat hij niet langer aan de overeenkomst van borgtocht is gebonden en dat het verpande bedrag moet worden vrijgegeven. Bij brief van 30 oktober 2017 bericht de bank aan de gemachtigde van de borg dat zij niet van plan is hem uit zijn verplichtingen te ontslaan.

3.Het geschil

3.1.
De borg verzoekt het Gerecht om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de volgende beslissingen te nemen:
de bank te bevelen om de door haar geblokkeerde rekeningen van de borg vrij te geven zodat hij daar weer ongestoorde en volledige toegang toe heeft en behoudt,
de bank te bevelen zich te onthouden van enige actie die erop is gericht om bedragen die mogelijk door de schuldenaar aan haar verschuldigd zijn te innen van de bankrekeningen van de borg,
voor recht te verklaren dat er tussen de borg en de bank nooit enige rechtsgeldige borgtochtovereenkomst en pandakte tot stand is gekomen, betrekking hebbende op de leningovereenkomst tussen de bank en de schuldenaar uit januari 2015,
voor recht te verklaren dat de borgtochtovereenkomsten en de pandakte van 2007 en 2009 nietig zijn,
“Meer subsidiair:“ voor recht te verklaren dat de borgtochtovereenkomsten en pandakten van 2007 en 2009, gesloten tussen de borg en de bank, door de borg rechtsgeldig zijn vernietigd, althans deze alsnog te doen vernietigen,
de bank te bevelen om onmiddellijk aan de borg te restitueren, middels terugstorting op een door de borg aan te wijzen rekening, alle bedragen die door de bank op grond van de verschillende of volgende leningsovereenkomsten tussen de schuldenaar en de bank sinds 27 juni 2007, van de rekeningen van de borg zijn afgeboekt,
het onder a, b en f gevorderde op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom aan de borg van $ 1000 per dag of dagdeel dat de bank in verzuim zal zijn aan deze bevelen gehoor te geven,
kosten rechtens.
3.2.
De bank concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de borg, dan wel dat hij daarin niet ontvankelijk wordt verklaard, met veroordeling van de borg in de proceskosten alsmede de wettelijke rente daarover, zulks bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
De borg legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Door de bank is een bedrag van $ 152.000 van de verpande rekening afgeboekt. Toen de lening werd geherstructureerd is de bank in gebreke gebleven om de zekerheden opnieuw overeen te komen waardoor zij niet meer bestaan. Ook voert de borg aan dat de borgtochtovereenkomsten niet voldoen aan artikel 7:858 lid 1 BW omdat een maximum bedrag ontbreekt. Verder is de bank tekort geschoten in de op haar rustende zorgplicht jegens de borg.
3.3.
De bank weerspreekt de argumenten van de borg gemotiveerd. Zij verzoekt het Gerecht om ingeval van een toewijzend vonnis dit niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat anders zij geen verhaal meer heeft voor het uitgeleende bedrag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij repliek merkt de borg op dat hij in 2015, anders dan door hem werd gesteld in het verzoekschrift, mee heeft getekend op de nieuwe leningsovereenkomst, zoals is vermeld onder 2.6. van dit vonnis. Verder erkent hij dat bij de leningsovereenkomst algemene voorwaarden zijn gevoegd. Bij repliek wordt door de borg niet betwist dat door de bank ten laste van de verpande rekening de onder 2.4. vermelde bedragen zijn afgeschreven en niet een hoger bedrag zoals bij verzoekschrift nog werd gesteld.
4.2.
De borg houdt staande dat in 2015 een vernieuwde kredietfaciliteit met de schuldenaar is overeengekomen en dit is een vorm van schuldvernieuwing. Dat heeft ook al plaatsgevonden in 2007 en in 2009. De “oude borgtocht“ spoort niet meer met de laatste lening met nieuwe voorwaarden en bedragen. Zie ook artikel 7:851 BW.
4.3.
Het Gerecht oordeelt dat geen sprake is van schuldvernieuwing. Het leningbedrag wordt lager, de voorwaarden blijven overwegend dezelfde en partijen komen overeen dat de bestaande zekerheden blijven gehandhaafd. Bovendien gaat de borg door het plaatsen van zijn handtekening akkoord zodat, zelfs al zou sprake zijn van novatie, de borg zich daarvan rekenschap heeft gegeven door het plaatsen van zijn handtekening.
4.4.
In de borgtochtovereenkomsten leest het Gerecht wel het maximale bedrag waarvoor de borg zich verbindt, compleet met goedschrift, zodat dit argument van de borg niet opgaat.
4.5.
Wat betreft de zorgplicht voert de borg specifiek aan dat de bank een lening heeft verstrekt aan de schuldenaar die feitelijk wordt gefinancierd door het verpande bedrag op de rekening van de borg.
“[De bank] gaat er vervolgens (zonder enig risico te lopen en door de facto het geld op de rekening van [de borg] aan te wenden) met de vruchten van deze transactie ervandoor. Dit handelen is een bank onwaardig”(alinea 16, repliek).
4.6.
Het Gerecht overweegt het volgende. Er is geen sprake van schending van enige zorgplicht door de bank. Het stond de bank immers vrij om met de borg (en de schuldenaar) dit zekerhedenarrangement overeen te komen. Zoals de bank terecht stelt, en door de borg niet dan wel onvoldoende wordt betwist, zijn met partijen hierover de nodige gesprekken gevoerd voordat de overeenkomsten met de bank werden gesloten. In het algemeen is het niet ongewoon dat een persoonlijke zekerheidstelling gepaard gaat met een zakelijke zekerheid. Dat de bank hierdoor winst maakt in de vorm van rente-inkomsten (“de vruchten” uit voormeld citaat) doet hier niet aan af. De bank is immers een commerciële onderneming die winst moet maken wil zij kunnen voortbestaan. De schuldenaar en de borg hadden er natuurlijk ook voor kunnen kiezen om de bank niet in te schakelen maar overeen te komen dat de borg aan de schuldenaar het geld uitleende. Dat hebben zij echter niet gedaan; evenmin hebben zij kennelijk geprobeerd om tegen gunstiger voorwaarden het geld van een andere bank te lenen.
4.7.
Overigens kent de borgtochtovereenkomst in artikel 13 de mogelijkheid van opzegging door de borg. Een dergelijke opzegging laat natuurlijk onverlet de verplichtingen die de borg op dat moment jegens de bank heeft maar voorkomt dat de borg tot het maximale bedrag wordt aangesproken als het uitgeleende bedrag vanaf dat moment lager is. Het Gerecht heeft niet gezien dat de borg heeft opgezegd, hetgeen mogelijk wel een optie kan zijn nu de affectieve relatie tussen schuldenaar en borg is geëindigd. Niet kan worden uitgesloten dat opzegging van de borgtochtovereenkomst, al naar gelang de hoogte van het aan de bank door de schuldenaar verschuldigde bedrag, met zich kan brengen dat ook de zakelijke zekerheid moet worden verlaagd. Nu de stellingen van de borg onvoldoende op deze situatie zijn toegespitst mag het Gerecht daarover zich geen oordeel vormen en volstaat het met deze overweging ten overvloede.
4.8.
De vorderingen van de borg worden afgewezen.
4.9.
De borg wordt in de proceskosten van de bank veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen van de borg af,
veroordeelt de borg in de proceskosten, aan de zijde van de bank tot op heden begroot op nihil aan verschotten en op NAf 8.000,00 aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover tot aan de dag van voldoening als de proceskosten niet binnen 14 dagen zijn betaald;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 30 oktober 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.