Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
eiser(es),
gemachtigde: mr. R.E. DUNCAN,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. VEEN.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is op 7 november 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. R.E. Duncan, had een vordering ingesteld tegen de werkgever, vertegenwoordigd door mr. J. Veen, met betrekking tot de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De zaak volgde op een eerdere tussenbeschikking van 20 juni 2018, waarin het Gerecht had overwogen dat de werkgever een ontslagvergunning had verkregen, maar dat de opzegging mogelijk kennelijk onredelijk was.
Het Gerecht heeft in deze beschikking de argumenten van beide partijen gewogen. De werkgever voerde aan dat de ontslagtoestemming terecht was verleend vanwege bedrijfseconomische redenen, waaronder een teruglopende omzet en schade door de orkaan Irma. De werknemer betwistte dit en stelde dat de werkgever een valse reden had opgegeven voor de opzegging. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever voldoende had aangetoond dat de ontslagtoestemming terecht was verleend en dat de opzegging niet kennelijk onredelijk was.
Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat de werknemer recht had op een schadevergoeding van USD 20.000,00 bruto, rekening houdend met haar lange dienstverband, leeftijd en de omstandigheden van de arbeidsmarkt. De primaire vordering tot nietigverklaring van de opzegging werd afgewezen, evenals de vordering tot herstel van het dienstverband. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de werkgever is verplicht om de schadevergoeding en proceskosten binnen 14 dagen te voldoen, anders wordt wettelijke rente toegepast.