Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
Settlement Agreementhebben gesloten in hoger beroep (AR 2013/213, GHIS 7808/H/ 80/16). De relevante bedingen luiden als volgt:
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, vorderde de verhuurder, een naamloze vennootschap, dat de huurder, eveneens een naamloze vennootschap, zou worden verplicht om toegang te verlenen tot het gehuurde pand voor het herstel van gebreken. De procedure vond plaats in kort geding, waarbij de verhuurder aanvoerde dat er een Settlement Agreement was gesloten waarin afspraken waren gemaakt over de toegang tot het pand voor herstelwerkzaamheden. De huurder verweerde zich door te stellen dat de verhuurder niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen, omdat er een bodemprocedure aanhangig was. De huurder voerde aan dat de gebreken al zeven jaar bestonden en dat er geen spoedeisend belang was voor het kort geding.
Het Gerecht oordeelde dat de verhuurder ontvankelijk was in zijn vorderingen en dat de spoedeisendheid was gegeven door de aard van de vorderingen. Het Gerecht overwoog dat de huurder op basis van de Settlement Agreement en de wet verplicht was om de verhuurder en diens aannemer toegang te verlenen tot het gehuurde voor de noodzakelijke herstelwerkzaamheden. De huurder had geen gegronde redenen om de toegang te weigeren, en de medische klachten van de gemachtigde van de huurder werden niet als voldoende argument beschouwd om de vorderingen van de verhuurder af te wijzen.
Uiteindelijk werd de huurder veroordeeld om de verhuurder toegang te verlenen voor een periode van maximaal 14 werkdagen, met een dwangsom van USD 1.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van USD 50.000,00. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 augustus 2017.