Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
“Voor recht te verklaren dat gedaagde verplicht is om gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid de service charge en alle overige emolumenten aan eiser te betalen;
Voor recht te verklaren dat gedaagde tekort is geschoten in haar verplichting om als werkgever het juiste bruto uur salaris en alle emolumenten op de SZV kaart correct in te vullen en dat zij dientengevolge schadeplichtig is, althans dat gedaagde aansprakelijk is voor betaling van alle door eiser tengevolge van deze tekortkoming geleden schade voor de periode van 19 mei 2012 tot heden welke bij schadestaat zal worden opgesteld en vereffend;
Gedaagde te veroordelen om binnen 3 dagen na vonniswijzing eiser te betalen voor de niet betaalde service charge gedurende de periode van april 2014 t/m september 2014 en voor de periode van maart 2016 t/m oktober 2016, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente vanaf juni 2014 respectievelijk juli 2016;
Te bepalen dat gedaagde verplicht is tot verstrekking van een schriftelijke specificatie van de berekening van de service charge over de onder 3 vermelde periodes met overlegging van de onderliggende schriftelijke bescheiden voor berekening van deze service charge aan eiser en wel binnen 3 dagen na vonniswijzing;
Gedaagde te veroordelen om binnen 3 dagen na vonniswijzing op de SZV kaarten vanaf 2017 voor eiser het juiste bruto uur salaris inclusief alle toelagen en emolumenten te (doen) vermelden;
Te bepalen dat gedaagde een dwangsom van Usd. 500 verschuldigd is aan eiser voor iedere dag of keer dat hij met de veroordelingen onder 4 en 5 in gebreke blijft;
Gedaagde te veroordelen om aan eiser te betalen een bedrag van Usd. 1500,= aan buitengerechtelijke kosten en kosten voor vaststelling van aansprakelijkheid en verhaal ex artikel 6:96 BW, althans een door U Edelachtbare in goede justitie vast te stellen vergoeding voor kosten ex artikel 6:96 BW;
Gedaagde te veroordelen in de proceskosten.”