ECLI:NL:OGEAM:2017:38

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
AR 2015/106
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in conventie en reconventie wegens niet opvolgen aanwijzingen van het Gerecht

In de zaak tussen de naamloze vennootschappen [A] en [B] heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 18 juli 2017 uitspraak gedaan. De procedure begon met een tussenvonnis op 18 oktober 2016, waarin het Gerecht bepaalde dat [B] een akte mocht indienen, waarop [A] zou kunnen reageren. Tijdens de rolzitting op 24 januari 2017 diende [B] de akte in, maar [A] voldeed niet aan de vereisten door geen antwoordakte in te dienen. Op de comparitie van partijen op 21 februari 2017 bleek dat beide partijen niet met een schriftelijke volmacht waren verschenen, wat essentieel was voor de behandeling van de zaak.

Het Gerecht constateerde dat beide partijen de aanwijzingen uit het tussenvonnis niet hadden opgevolgd. [A] had haar antwoordakte niet ingediend en [B] had niet deugdelijke documenten overgelegd, ondanks eerdere toezeggingen. Hierdoor kon het Gerecht niet tot een inhoudelijke behandeling van de zaak overgaan. De rechter oordeelde dat beide partijen niet voldeden aan hun stelplichten, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen in zowel conventie als reconventie. Het Gerecht besloot dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moesten nemen en dat zij in hoger beroep konden gaan om eventuele fouten te herstellen.

De uitspraak benadrukt het belang van het opvolgen van gerechtelijke aanwijzingen en de gevolgen van het niet voldoen aan procesuele verplichtingen. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 18 juli 2017
Zaaknummer: AR 2015/106
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[A],
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. R.E. Duncan
tegen
de naamloze vennootschap
[B],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. C. Marica.
Partijen worden aangeduid als [A] en [B], tenzij hierna anders is vermeld.

1.De procedure

1.1.
In het tussenvonnis van 18 oktober 2016 heeft het Gerecht bepaalt dat [B] een akte mag indienen en dat daarop door [A] bij antwoordakte mag worden gereageerd. [B] heeft ter rolzitting van 24 januari 2017 de akte na tussenvonnis met producties ingediend. Ter rolzitting van 21 februari 2017 is aan [A] akte niet dienen verleend omdat zij haar antwoordakte niet indiende.
1.2.
Op de comparitie van partijen heeft het Gerecht geconstateerd dat namens [A] de advocaat mr. Kockx is verschenen, tezamen met de heren [A] en [B]. Zij bleken echter niet te beschikken over en schriftelijke volmacht. Namens [B] verscheen mr. Marica. Zij bleek geen vertegenwoordiger van [B] te hebben meegenomen.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De zaaksrechter heeft op de comparitie van partijen medegedeeld de zaak niet inhoudelijk te willen behandelen omdat partijen niet dan wel niet met een volmacht ter zitting zijn verschenen terwijl dit uiteraard bij een comparitie van partijen wel de bedoeling is.
2.2.
In de akte na tussenvonnis van [B] is onder 9 het volgende vermeld:
“Vanwege overmacht (de onbeschikbaarheid van de heer [C] die hiermee belast was) is [B] op dit moment niet in staat om een gedetailleerder overzicht over te leggen. [B] zal evenwel eraan werken om voor de te plannen comparitie van partijen met haar accountant een deugdelijker overzicht voor te bereiden. [B] verzoekt U Edelachtbare haar in het licht van het voorgaande toe te staan om bij de comparitie van partijen additionele documenten over te leggen (op voorhand) te staving van haar stellingen.”
2.3.
In de aanloop naar de comparitie heeft het Gerecht echter geen stukken ontvangen.
2.4.
Het Gerecht overweegt als volgt. Duidelijk is dat beide partijen de aanwijzingen van het Gerecht niet hebben opgevolgd. [A] heeft de antwoordakte niet ingediend en blijkens de akte van [B] zelf is het aangeleverde materiaal bij haar akte niet deugdelijk. [B] heeft niet, haar eigen toezegging ten spijt, de correcte documenten ten behoeve van de comparitie van partijen aangeleverd. Verder geldt dat beide partijen niet of niet gevolmachtigd zijn verschenen. Op grond van de wet kan het Gerecht uit deze proceshouding de conclusies trekken die hem geraden voorkomen.
2.5.
Het Gerecht overweegt dat uit deze proceshouding van partijen volgt dat zij niet voldoen aan hun stelplichten. Teneinde tot een goed overwogen beslissing te komen immers heeft het Gerecht in zijn inhoudelijke tussenvonnis tot de aktewisseling en de comparitie besloten. Nu partijen daaraan niet wensen mee te werken oordeelt het Gerecht dat de vorderingen in conventie en in reconventie dienen te worden afgewezen.
2.6.
Partijen kunnen tegen dit vonnis in hoger beroep. Dit rechtsmiddel dient er immers mede toe om de eigen fouten te herstellen.
2.7.
Het Gerecht ziet aanleiding te bepalen dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden.

3.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in conventie en in reconventie:
wijst de vorderingen af,
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.