In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever over een ontslag op staande voet. De werknemer, die sinds 2 november 2013 in dienst was bij de werkgever, was op 9 november 2016 gestopt met werken en had zich arbeidsongeschikt gemeld. De werkgever heeft haar op 23 november 2016 op staande voet ontslagen, omdat zij niet op het werk was verschenen en geen tijdige melding van haar afwezigheid had gedaan. De werknemer heeft echter betwist dat zij haar werkgever niet op de hoogte had gesteld van haar arbeidsongeschiktheid en heeft bewijs geleverd in de vorm van gele kaarten van haar huisarts en de verzekeringsarts.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer zich aan haar meldingsplicht heeft gehouden en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De werkgever had niet voldoende bewijs geleverd dat de werknemer haar afwezigheid niet had gemeld. Bovendien was het ontslag niet onverwijld medegedeeld, aangezien de werkgever pas op 29 november 2016 de ontslagbrief had overhandigd, terwijl het voornemen al op 23 november 2016 was geuit. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet nietig was en dat de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was beëindigd.
De werknemer heeft schadevergoeding gevorderd, die door het Gerecht is toegewezen. De hoogte van de schadevergoeding is vastgesteld op USD 10.000,00 netto, inclusief cessantia. De werkgever is veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.