ECLI:NL:OGEAM:2017:37

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
EJ 2017/102
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en arbeidsongeschiktheid van werknemer in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever over een ontslag op staande voet. De werknemer, die sinds 2 november 2013 in dienst was bij de werkgever, was op 9 november 2016 gestopt met werken en had zich arbeidsongeschikt gemeld. De werkgever heeft haar op 23 november 2016 op staande voet ontslagen, omdat zij niet op het werk was verschenen en geen tijdige melding van haar afwezigheid had gedaan. De werknemer heeft echter betwist dat zij haar werkgever niet op de hoogte had gesteld van haar arbeidsongeschiktheid en heeft bewijs geleverd in de vorm van gele kaarten van haar huisarts en de verzekeringsarts.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer zich aan haar meldingsplicht heeft gehouden en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De werkgever had niet voldoende bewijs geleverd dat de werknemer haar afwezigheid niet had gemeld. Bovendien was het ontslag niet onverwijld medegedeeld, aangezien de werkgever pas op 29 november 2016 de ontslagbrief had overhandigd, terwijl het voornemen al op 23 november 2016 was geuit. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet nietig was en dat de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was beëindigd.

De werknemer heeft schadevergoeding gevorderd, die door het Gerecht is toegewezen. De hoogte van de schadevergoeding is vastgesteld op USD 10.000,00 netto, inclusief cessantia. De werkgever is veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 18 juli 2017
Zaaknummer: EJ 2017/102
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Beschikking
inzake
[de werknemer],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.B. Brooks
tegen
de stichting [de werkgever],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.G. Snow.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “de werknemer” en gedaagde als “de werkgever”, tenzij anders is vermeld.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
het verzoekschrift met producties d.d. 22 mei 2017,
brief van 19 juni 2017 van mr. Snow met producties,
pleitnota van mr. Brooks.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juni 2017 in aanwezigheid van de werknemer, de heer ….., manager, namens de werkgever en voormelde gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De werknemer, geboren op 2 december 19.., heeft van 22 juni 2006 tot 1 november 2013 in dienstverband van [A] Restaurant N.V. Op 2 november 2013 is zij in loondienst van de werkgever getreden. Zij is blijven werken als kok maar in het restaurant [B] dat dezelfde eigenaren heeft als [A] Restaurant. Haar netto loon bedraagt USD 1.590,00 per maand.
2.2.
Op 9 november 2016 is de werknemer gestopt met werken. Blijkens de gele kaart van de huisarts is zij op 10 november 2016 arbeidsongeschikt verklaard voor 9 november en 10 november. Blijkens de gele kaart van SZV is zij arbeidsongeschikt vanaf 14 november tot 23 november. Op 25 november is door de verzekeringsarts van SZV haar arbeidsongeschiktheid verlengd.
2.3.
Bij brief van de werkgever, gedateerd op 23 november 2016, maar aan de werknemer overhandigd op 29 november 2016, is de werknemer op staande voet ontslagen:
“By means of this letter we hereby inform you that our respectful client has engaged our services to address an urgent matter concerning your placement at [B].
On November 10th, 2016 we have been informed that you did not show up to work as you regularly do and have not showed up to work to date. You also have not informed management of [B] or [de werkgever] of your absence and are not reachable by the phone.
Your negligence towards your employer has been cause for you to receive written warnings in the past, including a full and final warning on November 16th, 2015 for a similar infraction, see enclosed. At this point the possibility was considered that there may be grave circumstances involved but without any word from you for the past two weeks this possibility is out the door and your actions will be considered job abandonment.
When an employee is unfit for work or there are any grave circumstances involved we, as employer must respect this fact therefore we offer you every courtesy to focus on your health and personal well being until you are fit to return. However it is imperative that you as employee provide a timely notification of your absence and also communicate properly when you are to return to work.
As per the law this behavior will not be accepted and you are terminated for urgent reasons due to your violation of Civil Code Article 1615p section 10&11.
We hope you will take this matter up with the Labour Office mediators who can properly advise you of your rights as related to the aforementioned incident.”
2.4.
Op 4 november 2014 heeft de werknemer van de werkgever een schriftelijke waarschuwing ontvangen dat zij meerdere keren te laat op het werk is verschenen. Op 22 april 2015 volgt een schriftelijke waarschuwing dat de werknemer de
“mise en place”niet goed had gedaan, dat zij
“disrespectful”was tegen de manager en dat ze hem zelfs had uitgescholden
(“cursed”). Op 16 november 2015 is er weer een waarschuwing, nu wegens niet op het werk verschijnen. In deze brieven is vermeld dat het daarin omschreven gedrag van de werknemer niet meer wordt getolereerd en dat bij een volgende keer de werkgever het dienstverband zal beëindigen.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Eiseres vraagt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen te nemen:
a.
“Eiseres toe te staan kosteloos te procederen krachtens bewijs van onvermogen;
Voor recht te verklaren dat gedaagde de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft beëindigd en aldus schadeplichtig is;
Gedaagde te veroordelen – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – een schadevergoeding naar billijkheid te betalen, bestaande uit gederfde inkomsten en immateriële schadevergoeding, begroot op US $ 13,667.88 (netto), althans een door U E.A. in goede justitie te bepalen bedrag;
Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen een bedrag aan salaris gemachtigde.”
3.2.
Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de werknemer, met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover althans deze relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst moet het Gerecht beoordelen of het ontslag op staande voet stand houdt. Indien dat het geval is immers dienen de vorderingen van de werknemer te worden afgewezen.
4.2.
Het Gerecht overweegt dat de dringende reden eruit bestaat dat de werknemer niet voor het werk is komen opdagen, zij vervolgens bijna twee weken is weggebleven en toen weer op het werk is verschenen zonder enig bericht aan de werkgever.
4.3.
Uit het verzoekschrift (alinea 3) gelezen in combinatie met de pleitnota van mr. Snow (alinea 3) volgt dat partijen het erover eens zijn dat de werknemer op 9 november 2016 wel heeft gewerkt maar daar in de loop van de dag mee is opgehouden. Uit de ontslagbrief blijkt niet dat de gebeurtenissen op deze dag onderdeel vormen van de dringende reden.
4.4.
Het is vanzelfsprekend dat de werknemer gehouden is de werkgever deugdelijk te informeren over de reden van haar afwezigheid van het werk. Op Sint Maarten gaat de zieke werknemer naar zijn huisarts en die tekent dan op de gele kaart aan dat de werknemer arbeidsongeschikt is op specifiek aangegeven kalenderdata. Als de arbeidsongeschiktheid voortduurt gaat de werknemer naar de verzekeringsarts van SZV en die tekent dat ook op de gele kaart aan. De werknemer laat die gele kaart(en) na elke verlenging zien aan de werkgever zodat hij zeker weet dat de werknemer inderdaad arbeidsongeschikt is.
4.5.
Het is duidelijk dat de werknemer zich aan haar verplichting om de gele kaarten te laten aftekenen heeft gehouden, zie onder 2.2. van dit vonnis. Door de werkgever wordt echter betwist dat de werknemer die gele kaarten, elke keer nadat de arts daarop nieuwe ziektedagen heeft aangetekend, ook aan de werkgever heeft getoond. Daarbij wijst de werkgever erop dat er sprake is van een patroon; zie de waarschuwingsbrieven.
4.6.
Het Gerecht overweegt dat aldus vaststaat dat de werknemer daadwerkelijk arbeidsongeschikt is en dat zij om die reden niet gehouden was om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Met de werkgever is het Gerecht het eens dat het categorisch niet melden van de arbeidsongeschiktheid als reden om niet op het werk te verschijnen in principe een dringende reden kan opleveren, temeer nu het hier gaat om een periode van 19 dagen, ook gezien de achtergrond van de eerdere waarschuwings-brieven.
4.7.
De werknemer weerspreekt echter dat zij de gele kaarten niet aan de werkgever heeft getoond. Om te beginnen stelt zij dat zij op 9 november zich wel degelijk ziek heeft gemeld bij haar leidinggevende van [B], te weten ……….. Zij heeft zowel de gele kaart van de huisarts als die van SZV, bij twee verschillende gelegenheden gedurende de ziekteperiode, aan de werkgever getoond. Bij beide gelegenheden sprak zij op het kantoor van de werkgever met een “korte Spaanstalige dame”, genaamd …... Die medewerkster maakte één keer een kopie van de gele kaart met het kopieerapparaat en één keer een foto met haar eigen mobiele telefoon omdat er die dag een energie “outage” was waardoor het kopieerapparaat niet werkte. De werkgever stelt dat hem hiervan niets bekend is terwijl dat wel zou moeten omdat de informatie op de gele kaarten wordt verwerkt op de verzuimlijsten van de werknemer en daarop is niets vermeld. Aldus acht het Gerecht dat door onvoldoende betwisting is komen vast te staan dat de werknemer zich wel degelijk volgens de regels ziek heeft gemeld bij de werkgever, temeer nu haar relaas daarover specifiek en gedetailleerd is en de werkgever volstaat met een algemene ontkenning zonder verdere documentatie (zoals de verzuimlijsten).
4.8.
Nu tevens vast staat dat sprake is van reële arbeidsongeschiktheid is daarmee gegeven dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en dus als nietig kan worden geoordeeld. De eerdere waarschuwingen doen daaraan niet af omdat gesteld noch gebleken is dat die verband hielden met mogelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Voorts overweegt het Gerecht dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is medegedeeld, te weten pas op 29 november 2016 terwijl, blijkens de dagtekening van de ontslagbrief, de werkgever reeds op 23 november 2016 het voornemen had om het ontslag op staande voet te geven. Gesteld noch gebleken is dat de ontslagbrief door een koerier of de deurwaarder niet aan het huisadres van de werknemer op 23 november 2016 kon worden afgegeven. Tot slot overweegt het Gerecht dat de werkgever te snel naar het (uiterste) middel van ontslag op staande voet heeft gegrepen en niet, bijvoorbeeld, de werknemer een schriftelijke berisping heeft gegeven. Ook wegens deze twee redenen is het ontslag op staande voet nietig.
4.9.
Nu moet de vraag worden beoordeeld of er sprake is van kennelijk onredelijke opzegging. Nu het ontslag op staande voet nietig is geoordeeld is de arbeidsovereenkomst dus wegens een valse reden geëindigd. De gevorderde verklaring voor recht kan dus worden toegewezen.
4.10.
De hoogte van het salaris en de cessantia, de duur van het dienstverband (11 jaar inclusief de “[A]-jaren”) en de beperkte kansen van de werknemer op de arbeidsmarkt vanwege haar leeftijd, worden door de werkgever allemaal niet betwist zodat het Gerecht daarvan moet uitgaan. Het Gerecht zal de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen op USD 10.000,00 netto, inclusief de cessantia. Het Gerecht kan de verwijzing in het verzoekschrift naar de immateriële schade niet plaatsen omdat iedere toelichting daarop ontbreekt. Volledigheidshalve overweegt het Gerecht dat van immateriële schade niet is gebleken.
4.11.
Als overwegend in het ongelijk gesteld partij dient de werkgever in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
verleent aan de werknemer gratis admissie,
verklaart voor recht dat de werkgever de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft beëindigd en dat hij aldus schadeplichtig is,
veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van USD 10.000,00 netto, inclusief cessantia,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de kant van de werknemer begroot op NAf 240,50 aan oproepingskosten, nihil aan griffierecht en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.