ECLI:NL:OGEAM:2017:3

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
KG 2017/02, KG 2017/03, KG 2017/04 en KG 2017/05
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging bankrelaties met casino vennootschappen in het kader van FATF-standards en de-risking

In deze zaak, die zich afspeelt in Sint Maarten, hebben vier casino vennootschappen een kort geding aangespannen tegen een bank. De bank heeft haar overeenkomsten met deze vennootschappen opgezegd, onder verwijzing naar haar beleid om haar klantenportefeuille regelmatig te risicobeoordelen in het kader van de FATF-standards. De casino vennootschappen, die indirect worden gecontroleerd door personen met een strafrechtelijke veroordeling voor witwassen, betwisten de rechtmatigheid van deze opzegging. De rechtbank heeft op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in het kort geding, waarbij de vorderingen van de casino vennootschappen zijn toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de bank niet voldoende zwaarwegende redenen had om de overeenkomsten op te zeggen, vooral gezien het feit dat de strafrechtelijke veroordelingen van de bestuurders dateren uit 1990 en er geen recente veroordelingen zijn. De rechtbank benadrukte het belang van toegang tot bancaire diensten voor de casino vennootschappen en de impact van de uitspraak op de economie van Sint Maarten. De bank werd veroordeeld om de bankrelatie met de casino vennootschappen voort te zetten, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke blijft. De proceskosten werden ook aan de bank opgelegd.

Uitspraak

Vonnis van 3 februari 2017
Zaaknummer: KG 2017/02, KG 2017/03, KG 2017/04 en KG 2017/05.
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaken van
[de vier casino vennootschappen in vier korte gedingen]
alle gevestigd te Sint Maarten,
eiser in elk afzonderlijk kort geding,
gemachtigde: mr. J.G. Snow
tegen
de naamloze vennootschap
[de Bank],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde in alle vier de korte gedingen,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr. en mr. V.L. van der Vliet.
Partijen worden aangeduid als “[de casino-vennootschappen].” en “de Bank”, tenzij hierna anders is vermeld.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschriften met producties d.d. 9 januari 2017,
producties van de Bank,
nagekomen producties van [de casino vennootschappen],
pleitnota van mr. Van der Vliet.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2017 in aanwezigheid van voormelde gemachtigden en mr. Van Hees, ook namens de Bank. Namens partijen zelf zijn geen vertegenwoordigers ter zitting verschenen. De advocaten hebben gepleit. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij Commitment Letters d.d. 7 oktober 2008 en 8 augustus 2012 heeft de Bank aan eiseres sub 1 een hypothecaire financiering verstrekt voor de aankoop van een onroerende zaak, de afbetaling van time share verplichtingen en de aankoop van een bedrijfsauto. Eiseres sub 1 heeft zich altijd gehouden aan haar verplichtingen jegens de Bank ingevolge deze Commitment Letters.
2.2.
Bij brief van 8 februari 2016 bericht de Bank onder andere het volgende aan eiseres sub 1:
“We write to advise you that our policy guidelines require us to risk assess our client portfolio on a regular basis. Regretfully at times, we are left with no choice but to end longstanding relationships as a result of changed risk profiles which no longer fit our risk appetite.
After careful consideration, we advise that we are not in a position to maintain our banking relationship with you and accordingly, the following Accounts held with [de Bank] will be closed: (…)
We recognize that you may have questions and will need to seek alternative banking arrangements to meet your banking needs and request that you do so no later than the date of May 22nd 2016. (…)”
2.3.
De brief eindigt met het verzoek om de hypothecaire geldleningen af te lossen. Het gaat om twee bedragen, te weten USD 2.809,52 en USD 2.174.962,75. De Bank herhaalt haar verzoek bij brief d.d. 5 december 2016. Het uitstaande bedrag is op dat moment USD 1.993.661,00. Eiseres sub 1 heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven en heeft de Bank daarvan in kennis gesteld.
2.4.
Bij brief van 8 februari 2016 van de Bank aan eiseres sub 2, herhaald bij brief van 5 december 2016, zegt de Bank, om dezelfde reden als ten aanzien van eiseres sub 1, haar overeenkomst met eiseres sub 2 op. Deze overeenkomst ziet op het onderhouden van een betaalrekening. Eiseres sub 2 heeft aan de Bank te kennen gegeven het niet eens te zijn met de opzegging.
2.5.
Bij Commitment Letters d.d. 10 december 2008 en 20 oktober 2014 heeft de Bank aan eiseres sub 3 hypothecaire geldleningen verstrekt voor de aankoop van een stuk land. Het gaat om een leenbedrag van USD 1.500.000,00 en USD 1.204.000,00. Eiseres sub 3 heeft zich altijd gehouden aan haar verplichtingen jegens de Bank ingevolge deze Commitment Letters. Bij brief van 8 februari 2016 van de Bank aan eiseres sub 2, herhaald bij brief van 5 december 2016, zegt de Bank, om dezelfde reden als ten aanzien van eiseres sub 1, haar overeenkomst met eiseres sub 2 op. Op 8 februari 2016 was de uitstaande leningsom USD 1.089.050,8 1 en op 5 december 2016 USD 1.002.664,33. Eiseres sub 3 heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven en heeft de Bank daarvan in kennis gesteld.
2.6.
Bij brief van 8 februari 2016 van de Bank aan eiseres sub 4, herhaald bij brief van 5 december 2016, zegt de Bank, om dezelfde reden als ten aanzien van eiseres sub 1, haar overeenkomst met eiseres sub 4 op. Deze overeenkomst ziet op het onderhouden van een betaalrekening. Eiseres sub 4 heeft aan de Bank te kennen gegeven het niet eens te zijn met de opzegging.
2.7. [
de casino vennootschappen] kennen als statutaire bestuurders ……… en ………. [de casino vennootschappen] zijn vennootschappen die indirect betrokken zijn bij de exploitatie van [drie casino’s] Casino op Sint Maarten. Zij zijn de dochter en de schoonzoon van [A] en zijn echtgenote [B].
2.8.
Blijkens twee Beneficial Owner Declarations is [B] de “ultimate beneficial owner” van eiseres sub 1 en is [A] dat van eiseres sub 2. Zij zijn in 1990 in Italië veroordeeld voor witwassen van geld door middel van casino’s tot gevangenisstraffen van twee jaar en vier maanden en respectievelijk zeven jaar en vier maanden. Deze straffen hebben zij ondergaan.
2.9.
Tussen de vennootschappen die voormelde casino’s als eiseressen bestieren en de Bank is een bodemprocedure bij dit Gerecht aanhangig (rolnummer AR 2016/43). Daarin is van repliek gediend.
2.10.
De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: de Centrale Bank) heeft in september 2013 richtlijnen uitgevaardigd, te weten:
“Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Administrators of Investment Institutions and Self-Administered Investment Institutions.”Deze richtlijnen zijn gebaseerd op de FATF (Financial Action Task Force) standards die door een commissie van de G8 zijn opgesteld om het internationale bancaire verkeer te beschermen. Op pagina 22/46 is vermeld dat casino’s een risico kunnen vormen.

3.Het geschil

3.1.
De vorderingen van [de casino vennootschappen] zijn in elk kort geding identiek. Zij vordert per eiseres dat het Gerecht de volgende beslissingen neemt:
“bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te bevelen om de bankrelatie met eiseres onverkort voort te zetten en het gebruik door eiseres van haar bankrekeningen zoals vermeld in de als producties 3 en 4 overgelegde brieven en de andere bankfaciliteiten op de gebruikelijke wijze voort te zetten, op verbeurte van een dwangsom van US$ 250.000 voor iedere handeling van gedaagde die strijd oplevert met het door U E.A. te geven bevel en op verbeurte van een dwangsom van US$ 5.000 voor elke overige bancaire dienst(en) die gedaagde strijdig met dit bevel weigert uit te voeren, althans een zodanige voorziening te treffen met betrekking tot het voorgaande zoals U E.A. in goede justitie zal vermenen te behoren en gedaagde in de kosten van deze procedure te veroordelen.”
3.2.
Blijkens de pleitnota namens de Bank vraagt zij het Gerecht om de volgende beslissingen te nemen:
“Het U. E.A. Voorzieningenrechter moge behagen om primair de vorderingen van eiseressen af te wijzen en enkel subsidiair de vordering te beperken conform punt 21 van deze pleitnota, in beide gevallen met veroordeling van eiseressen in de proceskosten van dit geding. Uiterst subsidiair vordert RBC dat zij slechts eenmaal in de proceskosten zal worden veroordeeld indien zij in het ongelijk wordt gesteld.”
3.3.
De belangrijkste zin uit alinea 21 van de pleitnota van de Bank luidt als volgt:
“Uiteraard zou het een veilige beslissing zijn om vandaag tegemoet te komen aan de vorderingen van eiseressen en de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten, maar die procedure gaat niets anders brengen dan de huidige procedure doet.”
3.4.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid is met de aard van de vorderingen gegeven.
4.2.
Kort en zakelijk weergegeven voert de Bank de volgende verweren. De Bank heeft tot opzeggingen van haar overeenkomsten met [de casino vennootschappen] besloten om haar reputatie te beschermen. Als zij dat niet zou doen dan is er het grote gevaar van de-risking: andere banken willen dan niet meer met haar samenwerken hetgeen het betalingsverkeer in het algemeen en dat op Sint Maarten in het bijzonder grote schade zou toebrengen. Zo heeft in 2016 de Bank of America haar correspondent banking relatie met 12 Caribische banken opgezegd en het Nederlandse ING heeft dat met 5 Caribische banken gedaan. Dit wordt veroorzaakt door de FATF standards. Vandaar dat de Bank regelmatig haar clientèle doorlicht en overeenkomsten opzegt om het risico op de-risken zo klein mogelijk te houden. [de casino vennootschappen] en de drie casino’s worden direct of indirect gecontroleerd door [A] en/of zijn echtgenote [B] en die zijn strafrechtelijk veroordeeld voor witwassen zodat de Bank gerechtigd is de bankrelaties op te zeggen. Feitelijk hebben [de casino vennootschappen] al bijna een jaar de tijd gehad om een andere bank te vinden. Betwist wordt dat dit niet mogelijk zou zijn. Een belangenafweging dient in het voordeel van de Bank uit te vallen, aldus (nog steeds) de Bank.
4.3.
Het Gerecht overweegt het volgende. Allereerst is het van belang aandacht te besteden aan de context waarin de onderhavige problematiek zich afspeelt. Mondiaal gezien speelt de-risking. De Bank is een grootbank. Even googlen leert dat de bank wereldwijd 16 miljoen cliënten heeft en 80.000 werknemers. De Bank heeft vestigingen op Sint Maarten en bedient hier het bedrijfsleven en particulieren met de gebruikelijke bancaire diensten. Naast de Bank zijn er nog circa 4 andere banken op Sint Maarten actief. De-risken is voor banken als de Bank noodzakelijk en uit de door de Bank aangedragen gegevens blijkt dat dit in het Caribisch gebied ook daadwerkelijk met regelmaat gebeurt, zulks om te voorkomen dat correspondent banks niet meer met de Bank willen samenwerken. Het Gerecht begrijpt dat de Bank regelmatig haar clientèle screent en ook dat zij tot opzegging besluit in het kader van de FATF standards.
4.4.
Daarnaast speelt het belang van de casino branche op Sint Maarten en meer in het bijzonder dat van de drie casino’s die deel uitmaken van dezelfde bedrijvengroep als [de casino vennootschappen]. De economie van Sint Maarten steunt voor het overgrote gedeelte op de inkomsten uit de toeristensector waarvan de circa 21 casino’s een belangrijk onderdeel vormen. De casino’s bieden veel werkgelegenheid aan Sint Maartenaren en zorgen voor belastinginkomsten. Het is een feit van algemene bekendheid dat zonder bank casino’s niet hun bedrijf kunnen exploiteren.
4.5.
Gelet op deze twee aspecten is het niet verwonderlijk dat beide partijen wijzen op de grote impact van uitspraken van de rechter op de economie van Sint Maarten. Krijgt de Bank gelijk dan is het maar de vraag of casino’s hun bestaansrecht behouden. Krijgen [de casino vennootschappen] gelijk dan loopt de Bank het risico dat andere banken haar de-risken en kan zij worden genoodzaakt haar activiteiten op Sint Maarten op te doeken, hetgeen voor de economie van Sint Maarten zeer onwenselijk wordt geacht. Uit de door [de casino vennootschappen] overgelegde stukken van haar accountant, waaronder afwijzingsbrieven van andere Sint Maartense banken, is voldoende aannemelijk geworden dat [de casino vennootschappen] op Sint Maarten geen andere bank bereid zullen vinden om hun bancaire relatie van de Bank over te nemen. Dat is weinig verwonderlijk omdat alle banken de druk van de Centrale Bank voelen om de FATF standards na te leven en om die reden er niet voor zullen voelen om een relatie aan te gaan met een casino op Sint Maarten.
4.6.
De Bank voert nog aan dat de afwijzing van de banken niet op alle eiseressen van toepassing zijn maar dat acht het Gerecht weinig relevant nu de Bank niet uitlegt waarom die andere eiseressen, die ook [A] en [B] als ultimate beneficial owners hebben en actief zijn ten behoeve van de drie casino’s, wel door een andere bank op Sint Maarten zouden worden geaccepteerd, gelet op de FATF standards.
4.7.
In zijn (ongepubliceerde) vonnis van 29 oktober 2013 (AR 2013/81), gewezen in een bodemzaak betreffende een ander casino, en waartegen geen hoger beroep is ingesteld, heeft het Gerecht de volgende beoordelingsmaatstaf ontwikkeld:
“Als uitgangspunt geldt dat voor de opzegging van de aan de bankrelatie ten grondslag liggende duurovereenkomsten in de concrete omstandigheden van het geval een voldoende zwaarwegende grond dient te bestaan. Daarbij moet enerzijds in ogenschouw worden genomen dat het voor rechtspersonen voor hun voortbestaan of functioneren van eminent belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. Anderzijds moet de maatschappelijke functie van banken in het oog worden gehouden. Deze functie verlangt van de bank de grootst mogelijke integriteit, hetgeen onder meer meebrengt dat zij zich dienen te distantiëren van activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen. De maatschappelijke positie van de bank brengt echter ook met zich mee dat zij een bijzondere zorgplicht heeft ten opzichte van haar cliënten en met de belangen van haar cliënten rekening houdt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de bijzondere omstandigheden van het geval. De relatie met haar cliënten kan slechts op grond van goede redenen en met toepassing van de vereiste zorgvuldigheid worden opgezegd. Bij de afweging of de reden tot opzegging voldoende zwaarwegend is in verhouding tot het belang van de cliënt bij de voortzetting van de relatie, moeten in beginsel het belang van de cliënt bij de beschikking over een bankrekening als meest zwaarwegende belangen worden gezien. Het is aan de bank om aan te tonen op welke gronden het belang van de cliënt dient te wijken voor het (integriteits)belang van de bank.”
4.8.
Het Gerecht zal deze maatstaf in dit kort geding toepassen, zulks tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste context. De belangenafweging valt uit in het voordeel van [de casino vennootschappen] Daartoe neemt het Gerecht in overweging dat de strafrechtelijke veroordelingen van [A] en [B] dateren uit 1990. De richtlijnen van de Centrale Bank dateren van september 2013. Gesteld noch gebleken is dat de Centrale Bank de Bank noodzaakt om de overeenkomsten met [de casino vennootschappen] op te zeggen wegens strijd met haar richtlijnen. Gesteld noch gebleken is verder dat de richtlijnen dwingend voorschrijven dat de combinatie van strafrechtelijke veroordelingen uit 1990 voor witwassen gecombineerd met het exploiteren van casino’s moet leiden tot opzegging. Het Gerecht hecht er betekenis aan dat de FATF standards zijn gepubliceerd in 2012 en de richtlijnen van de Centrale Bank in 2013. De Bank heeft tot februari 2016 gewacht met het opzeggen van de overeenkomsten, terwijl zij niet uitlegt waarom dat zo lang heeft geduurd. Verder is vanzelfsprekend van belang dat gesteld noch gebleken is dat [A] en [B], de huidige directie, de casino’s en [de casino vennootschappen] sinds 1990 strafrechtelijk zijn veroordeeld voor enig feit zodat het Gerecht ervan uit moet gaan dat zij een schoon blazoen hebben. Tot slot neemt het Gerecht in aanmerking dat zijn beslissing directe schade van [de casino vennootschappen] door het niet meer kunnen gebruiken van de bancaire faciliteiten voorkomt (mogelijke staking exploitatie, ontslag werknemers, mogelijke deconfiture) terwijl het handhaven van de overeenkomsten niet direct tot schade van de Bank leidt, althans dat is onvoldoende aannemelijk gemaakt, mede gezien haar omvangrijke bedrijfsomvang.
4.9.
Het Gerecht heeft geconstateerd dat de bodemprocedure niet aanhangig is tussen [de casino vennootschappen] en de Bank maar, zoals gezegd, tussen de genoemde drie casino’s en de Bank. Nu dit te onderscheiden procespartijen zijn zal het Gerecht het subsidiaire verweer van de Bank passeren. Niet geheel ondenkbaar is immers dat de belangen van de diverse partijen onderling zo verschillen dat dit tot ongelijke uitkomsten kan leiden.
4.10.
Dit betekent dat de vorderingen van [de casino vennootschappen] kunnen worden toegewezen, zij het enigszins aangepast en met matiging en maximering van de gevorderde dwangsommen.
4.11.
Het uiterst subsidiaire verweer treft wel doel. [de casino vennootschappen] hadden kunnen volstaan met één verzoekschrift in plaats van vier. Dit betekent dat de Bank als overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, gelijk aan die van een enkel kort geding.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
beveelt gedaagde om de bankrelatie met ieder van eiseressen op de vertrouwde voet en onverkort voort te zetten, op verbeurte van een dwangsom van USD 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagde hiermee jegens een van de eiseressen in gebreke blijft en maximeert de totaal te verbeuren dwangsommen op USD 1.000.000,00,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen begroot op NAf 296,50aan oproepingskosten, NAf 450,00 aan griffierecht en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.