In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, stond de stichting Tamarind Hill Owners Foundation (eiseres) tegenover een vennootschap naar het recht van Anguilla (gedaagde). De eiseres vorderde betaling van jaarlijkse bijdragen die door de gedaagde niet volledig waren voldaan. De procedure begon met een verzoekschrift van 20 oktober 2015, gevolgd door een conclusie van antwoord en aanvullende producties. De eiseres stelde dat de gedaagde in verzuim verkeerde door haar betalingsverplichtingen niet na te komen, terwijl de gedaagde betwistte dat de verhoogde jaarlijkse bijdragen redelijk waren en voerde aan dat er sprake was van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde niet betwistte dat zij gehouden was om jaarlijkse bijdragen te voldoen, maar dat de verhogingen onaanvaardbaar waren. De rechter benadrukte dat de gedaagde in het verleden had geprotesteerd tegen de verhogingen, maar geen juridische stappen had ondernomen om deze te vernietigen. De rechter concludeerde dat de gedaagde onvoldoende argumenten had aangedragen om haar beroep op de redelijkheid en billijkheid te onderbouwen. Het Gerecht wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de gevorderde boetes, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gedaagden om tijdig en adequaat te reageren op tariefsverhogingen en de juridische mogelijkheden te benutten om besluiten aan te vechten. Het vonnis werd uitgesproken op 31 mei 2017 door rechter A.J.J. van Rijen en is uitvoerbaar bij voorraad.