Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“De rechter kan het bedrag waarvoor de bestuurders of bepaalde bestuurders aansprakelijk zijn verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de aard en de ernst van het onbehoorlijk bestuur, de andere oorzaken van het faillissement, alsmede de wijze waarop dit is afgewikkeld.”
“Op vordering van de curator of een aangesproken bestuurder kan de rechter bepalen dat bij de berekening van het tekort en de verdeling van de opbrengst uit hoofde van dit artikel via de uitdelingslijst de vordering van een schuldeiser geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing blijft indien en voor zover analogische toepassing van artikel 101, eerste lid, van Boek 6 daartoe aanleiding geeft. De vordering wordt ingesteld tegen de daartoe in het geding geroepen schuldeiser.”
“…bij de berekening van het tekort…”en
“….via de uitdelingslijst…”) dat een dergelijk beroep juist dient te worden gedaan in de schadestaatprocedure en dus nadat de aansprakelijkheid van de bestuurders door de rechter is vastgesteld. Bovendien is er geen rechtsregel die voorschrijft dat statutaire bestuurders, indien aansprakelijk gesteld door de curator op grond van artikel 2:16 BW, gehouden zijn derden die volgens hen mede aansprakelijk zijn voor de door het faillissement veroorzaakte schade, in rechte te betrekken.
“analogische toepassing van artikel 101, eerste lid, van Boek 6”.Dat ziet op de handelingen van [B] in de opmaat naar het faillissement. Eveneens ziet het op de stellingen van [A] en [de middellijk bestuurder] dat [B] nadien door listig handelen zijn schade behoorlijk heeft weten te beperken; dat kunnen immers
“andere omstandigheden”, als bedoeld in artikel 6:101 BW, zijn waarop een billijkheidscorrectie past.