In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werkgever, een naamloze vennootschap gevestigd te Sint Maarten, en een werknemer, die als Project Architect in dienst was. De werknemer was sinds 24 juli 2016 in dienst en ontving een salaris van USD 2.600,00 per maand, met aanvullende vergoedingen. De werkgever heeft de werknemer op 2 februari 2017 op staande voet ontslagen, na een reeks van klachten over zijn functioneren, waaronder het niet opvolgen van instructies en het niet behalen van deadlines.
De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn, alsook om betaling van achterstallig salaris en een billijke vergoeding. De werkgever heeft verzocht om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemer niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen die verband houden met de nietigheid van het ontslag op staande voet, omdat deze vorderingen niet in deze procedure kunnen worden ingediend.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor een dringende reden voor ontslag. Wel is vastgesteld dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen partijen, wat een veranderde omstandigheid vormt. Daarom heeft het Gerecht de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 8 april 2017, onder voorwaarde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De werkgever is veroordeeld tot betaling van een vergoeding van USD 5.000,00 bruto aan de werknemer, en beide partijen zijn veroordeeld tot het dragen van hun eigen proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.J. van Rijen en openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.