Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
“De deviezenbank waaraan een machtiging als bedoeld in het derde lid is afgegeven, is een licentierecht verschuldigd, dat maandelijks door [de handelsbank] in rekening wordt gebracht.”
“Het licentierecht wordt berekend overeenkomstig regels bij eenvormige landsverordening vast te stellen.”
- 1. De vergoeding die een deviezenbank verschuldigd is, wordt per kalendermaand berekend door 1% te nemen van de som van de A-transacties in die maand uitgevoerd door de deviezenbank.
- 2. [de handelsbank] zendt een deviezenbank de berekening van de vergoeding zo spoedig mogelijk toe na ontvangst van de rapportage van de A-transacties, bedoeld in het eerste lid.”
3.De vorderingen en het verweer
“Gedaagde te veroordelen om aan eiseres in Amerikaanse Dollars, althans de tegenwaarde daarvan in Nederlandse Antilliaanse Florijnen, te betalen de navolgende bedragen:
Gedaagde met onmiddellijke ingang te verbieden om enig bedrag ter zake van het aan de CBCS verschuldigde licentierecht aan eiseres in rekening te brengen, op straffe van verbeurte van dwangsom van US $ 5.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod, met een maximum van US $ 500.000,00.
Gedaagde te veroordelen in de proceskosten, onder bepaling dat, indien deze niet binnen veertien dagen na de dag waarop vonnis is gewezen aan eiseres zijn voldaan, daarover vanaf die veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.”
4.De standpunten van partijen
Primairstelt zij dat [de handelsbank] namens de Centrale Bank de licentierechten bij haar rekeninghouders int en dat
“zij feitelijk gezien enkel als doorgeefluik fungeert.”, een en ander op grond van wetgeving, dan wel op wetgeving gebaseerde voorschriften van het Land Sint Maarten. De Centrale Bank heeft aan [de handelsbank] schriftelijk bericht dat zij de licentievergoeding correct in rekening brengt.
Subsidiair, voor het geval het Gerecht zou menen dat [de handelsbank] zelf, in plaats van haar rekeninghouder/ingezetene, de licentierechten verschuldigd is, geldt het volgende. Een transactie van [het reisbureau] aan IATA is een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:406 lid 1 BW. Krachtens artikel 7:406 lid 1 BW dient [het reisbureau] als opdrachtgever aan [de handelsbank] als opdrachtnemer
“de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht [te] vergoeden, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen.”Zie in dit verband ook artikel 24 van de algemene voorwaarden die tussen [de handelsbank] en [het reisbureau] gelden:
“Onverminderd het hiervoor bepaalde, komen alle andere kosten […] binnen de grenzen van de redelijkheid voor rekening van de cliënt.”De Centrale Bank is, getuige officiële mededelingen op haar website, akkoord met deze wijze van doorbelasting van de licentievergoeding aan de rekeninghouder/ingezetene die een deviezentransactie in gang zet (en daardoor als enige de hoogte van het in rekening te brengen bedrag bepaalt). Naar het Gerecht begrijpt,
meer subsidiair, is [de handelsbank] van oordeel dat [het reisbureau] te laat heeft geklaagd in de zin van artikel 27 van haar algemene voorwaarden dan wel in de zin van artikel 6:89 BW.
Verder(kennelijk niet meer in een primair-subsidiair verband) is [de handelsbank] van mening dat [het reisbureau] een bestuursrechtelijke rechtsgang had moeten volgen.
5.De beoordeling
“We (I) herewith confirm to have received a copy of the “General Conditions” which shall apply to any relationship between the bank and its clients.”De authenticiteit van deze formulieren en handtekeningen is door [het reisbureau] niet betwist zodat het Gerecht ervan uit dient te gaan dat [het reisbureau] de algemene voorwaarden van [de handelsbank] heeft ontvangen.