ECLI:NL:OGEAM:2016:88

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
KG 2016/143
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over voortzetting arbeidsovereenkomst na pensioendatum in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een Accounting Supervisor, een kort geding aangespannen tegen haar werkgever, de naamloze vennootschap Gemeenschappelijk Elektriciteitsbedrijf Bovenwindse Eilanden (GEBE) N.V. Eiseres vordert dat het Gerecht haar loon doorbetaalt na haar pensioendatum op 31 december 2016, omdat zij van mening is dat haar arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd. De werkgever stelt dat de arbeidsovereenkomst automatisch eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar, zoals vastgelegd in de cao. Eiseres betwist deze claim en stelt dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst in de arbeidsovereenkomst zelf.

Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het Gerecht concludeert dat er in de arbeidsovereenkomst geen bepaling is opgenomen die de automatische beëindiging bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd regelt. Bovendien is eiseres geen lid van de vakbond die de cao heeft afgesloten, waardoor zij niet gebonden is aan de bepalingen van de cao. Het Gerecht oordeelt dat de arbeidsovereenkomst van eiseres na 31 december 2016 voortduurt, en veroordeelt gedaagde om het loon van eiseres door te betalen tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Vonnis van 29 december 2016
Zaaknummer: KG 2016/143
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
procederende in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap GEMEENSCHAPPELIJK ELEKTRICITEITSBEDRIJF BOVENWINDSE EILANDEN (GEBE) N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.N. Jansen.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 16 november 2016,
producties van gedaagde (overgelegd ter zitting),
pleitnota van eiseres,
pleitnota van mr. Jansen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2016 in aanwezigheid van partijen, namens Gebe de heer [….] van het HRM Department. Partijen hebben de standpunten toegelicht. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres, geboren op …. 1956, is op 1 maart 1990 in loondienst van gedaagde getreden. Zij heeft thans de functie van Accounting Supervisor.
2.2.
In haar arbeidsovereenkomst uit 1989 komen onder andere de volgende bedingen voor:
Termination of employment
Termination of employment by employer and employee is possible with observance of a period of one week per work-year for employee and 2 weeks per work-year for employer, with the understanding that the minimum period will be 2 weeks for the employee and 4 weeks for the employer and the maximum period for the employee will be 3 months and for the employer 6 months”
2.3.
Artikel 14 onder a.:
“The Regulation 1980 is part of this agreement.”
2.4.
Artikel 14 onder c.:
“In case of a conflict between this agreement and the Regulation 1980, this agreement will prevail…”.
2.5.
In de
“Regulations Staff G.E.B.E. – 1980”(hierna: de Regulations) komt onder andere het volgende beding voor:
“The provisions in the valid C.L.A. will also apply for that which is not mentioned in the Staff agreement and in the Rules and Regulations 1980.”
2.6.
Op 31 december 2012, ingaande 1 januari 2013, is tussen gedaagde en de Association Staff Employees Windward Islands (ASEWI) een CAO (in het Engels: CLA) afgesloten, ingaande 1 januari 2013 en eindigende op 31 december 2015 met stilzwijgende verlenging tenzij een van de partijen kenbaar maakt dat niet te willen. Eiseres is geen lid van ASEWI; haar lidmaatschap van deze vakbond is geëindigd op 1 januari 2003.
2.7.
In de cao is onder 6.7.-a vermeld:
“In deviation of the provision in previous paragraphs of this Article, the employment of the Employee terminates, in any event:
On the first day of the month following the date on which the Employee has turned 60 years old, or on the last day of the month of December of the year in which he/she has reached pensionable age, as determined in the pension plan of the “Vidanova Pension Fund”, formerly “Stichting Pensionefonds Utiliteitsbedrijven” (Foundation Pension funds for Utility Companies”).”
2.8.
Bij brief van 12 oktober 2016 schrijft gedaagde aan eiseres onder andere: “
On December 31st, 2016, your current labor contract will expire, as you reached pensionable age this year.”Bij brief van 4 januari 2016 heeft gedaagde dezelfde mededeling aan eiseres gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“Gedaagde te veroordelen en te bevelen om aan eiseres de verschuldigde loon vanaf 1 december 2016 te blijven doorbetalen, totdat der partijen arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
Subsidiair:
Gedaagde te verbieden de arbeidsovereenkomst tussen partijen op te zeggen totdat der partijen arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
alles met veroordeling van gedaagde in de kosten, bestaande uit de deurwaarder- en griffierechten, van dit geding.”
3.2.
Gedaagde concludeert tot afwijzing van de vorderingen van eiseres, met veroordeling van eiseres in de proceskosten, met de wettelijke rente hierover, een en ander bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen gegeven.
4.2.
De inzet van eiseres is dat de arbeidsovereenkomst na 31 december 2016 (hierna: de pensioendatum) voort zal duren. Zij wil namelijk na haar 60e verjaardag haar dienstverband voortzetten. Aldus dient het Gerecht zich een voorlopig oordeel te vormen over de vraag of per 31 december 2016 de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd.
4.3.
Blijkens het Verkeersvliegersarrest (HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3367, zie rechtsoverweging 5.9.) is het uitgangspunt dat bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd partijen een leeftijd kunnen overeenkomen waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt. Aldus moet worden onderzocht wat partijen hebben afgesproken over een eventuele pensioendatum waarop de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van rechtswege eindigt.
4.4.
In de arbeidsovereenkomst uit 1989 is een dergelijke afspraak niet te vinden. Wat betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst staat er enkel dat werkgever en werknemer deze kunnen opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn (artikel 13, zoals hiervoor onder 2.2. geciteerd). In de Regulations (op te vatten als een arbeidsreglement in de zin van artikel 7A:1613i BW) is evenmin iets vermeld over de pensioendatum. Gedaagde heeft de arbeidsovereenkomst met eiseres niet opgezegd.
4.5.
Gedaagde voert aan dat in de Regulations is vermeld dat een geldige cao ook toepasselijk is “for that” dat niet wordt geregeld in de arbeidsovereenkomst (“Staff agreement”) en in de Regulations zelf, zoals de pensioendatum. In de cao is bepaald dat 60 jaar de pensioengerechtigde leeftijd is. Eiseres stelt hier tegenover dat de Regulations zelf bepalen in artikel 14 onder c dat de arbeidsovereenkomst voorrang heeft.
4.6.
Naar voorlopig oordeel van het Gerecht heeft hier het volgende te gelden. Ter zitting is gebleken dat voor 1 januari 2013 geen cao gold voor de “staffers”; waarmee kort gezegd wordt bedoeld het administratief en het management personeel van gedaagde. Dit betekent dan ook dat de verwijzing naar de cao in de Regulations voor die datum geen enkel doel diende. Er was immers geen relevante cao.
4.7.
Eiseres betwist dat zij aan de cao is gebonden omdat zij geen lid is van de ASEWI. Op grond van de Landsverordening collectieve arbeidsovereenkomst heeft zij daar gelijk in. Deze Verordening gaat uit van de gebondenheid van de werkgever en de leden van de vakvereniging aan de cao. Artikel 14, waarop gedaagde zich beroept, legt op de werkgever de verplichting om bij nieuwe arbeidsovereenkomsten de cao verplichtingen na te komen. Anders dan door gedaagde wordt bepleit staat hier dus niet dat eiseres ook aan de cao is gebonden en dus evenmin aan de verplichte pensioendatum die daarin is vermeld.
4.8.
Gedaagde voert verder aan dat de cao aan eiseres is overhandigd, dat zij daarvan kennis heeft genomen, dat bepaalde daarin geregelde zaken ook ten aanzien van haar zijn uitgevoerd (loonsverhoging e.d.) en dat eiseres nooit heeft geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de cao op haar arbeidsovereenkomst. Dus is de cao van toepassing op de arbeidsovereenkomst.
4.9.
Dit verweer gaat niet op. Duidelijk is dat eiseres geen lid is van de ASEWI waarmee zij tot uitdrukking heeft gebracht dat zij geen boodschap heeft aan collectieve belangenbehartiging en dus niet gebonden wil zijn aan een cao. Gedaagde had de mogelijkheid aan eiseres (en de overige ongeorganiseerde circa 10% van haar werknemers) een voorstel te doen tot aanpassing van de arbeidsvoorwaarden, met uitleg en bedenktijd. Indien een werkgever aan de werknemer een voorstel tot aanpassing van de arbeidsvoorwaarden doet kunnen de beginselen van goed werknemerschap (artikel 7a:1615d BW) met zich brengen dat de werknemer met een dergelijk voorstel dient in te stemmen, als daarmee gewichtige belangen worden gediend (zie het Stoof/Mammoet arrest; HR 11 juli 2008, LJN BD 1847), zoals bijvoorbeeld de belangen van de werkgever bij (kortweg) een goede doorstroming van werknemers als bedoeld in voormeld verkeersvliegersarrest. Deze weg heeft gedaagde niet bewandeld terwijl gesteld noch gebleken is dat dit niet had gekund, of, overigens mogelijk nog steeds zou kunnen. Het is dus niet zo dat artikel 6.7.-a van de cao van toepassing is op de arbeidsovereenkomst omdat de cao aan eiseres is gegeven, zij niet heeft geprotesteerd en van de werking ervan heeft geprofiteerd. De einddatum van de arbeidsovereenkomst is een primaire arbeidsvoorwaarde en deze kan niet op deze wijze op de arbeidsovereenkomst van toepassing worden verklaard indien in de arbeidsovereenkomst zelf daarover met geen woord wordt gerept.
4.10.
Gedaagde voert verder aan dat in feite de pensioendatum een partijafspraak is die al voor de inwerkingtreding van de huidige cao bestond. Zij verwijst naar artikel 7 van de arbeidsovereenkomst waarin is vermeld dat eiseres is toegetreden tot de pensioenregeling waarin is vermeld dat op haar 60e verjaardag eiseres gerechtigd is tot haar ouderdomspensioen. Het Gerecht overweegt hierover dat de ingangsdatum van een door de werkgever opgezette pensioenregeling niet van belang is voor de vraag wat partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben afgesproken over de einddatum van het dienstverband. Het komt immers wel vaker voor dat werknemers in dienst blijven en naast hun inkomen ook een pensioenuitkering ontvangen; daar hebben zij samen (2/3e werkgever en 1/3e werknemer) voor betaald. Rechtens is daar niets op tegen; nog daargelaten dat op Sint Maarten werknemers en gepensioneerden wel meer dan één baan hebben om rond te kunnen komen.
4.11.
Tot slot voert gedaagde nog aan dat bij haar
“een automatisch einde van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd is (…) vast beleid en geldt dus in beginsel voor al haar werknemers.”Daarvoor bestaan goede redenen zoals een evenwichtige verdeling van de werkgelegenheidskansen en loopbaanperspectief, zowel binnen haar onderneming als op de lokale arbeidsmarkt. Dit verweer kan gedaagde niet baten. Als gedaagde zo hecht aan de pensioenleeftijd is het niet goed te begrijpen om welke reden gedaagde haar ongeorganiseerde werknemers niet een aanbod heeft gedaan, zoals onder 4.9. weergegeven. Bovendien dient te worden bedacht dat uit perspublicaties blijkt dat de regering en de Staten van Sint Maarten de pensioengerechtigde leeftijd juist willen verhogen naar 62 jaar zodat het er naar uitziet dat dit beleid niet (meer) door de wetgever wordt gedeeld en dat gedaagde haar beleid dus zal moeten aanpassen.
4.12.
Het Gerecht is dus voorlopig van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en gedaagde na 31 december 2016 zal voortduren. Gedaagde heeft ter zitting erkend dat de arbeidsovereenkomst niet al op 1 december 2016 is geëindigd. Dit betekent dat gedaagde dient te worden veroordeeld om de loonbetaling na 1 januari 2017 voort te zetten. Uiteraard betekent dit eiseres gehouden is zich beschikbaar te houden voor de overeengekomen werkzaamheden.
4.13.
Het Gerecht begrijpt niet hoe de subsidiaire vordering zich verhoudt tot de primaire vordering. Nochtans wordt overwogen dat deze niet wordt toegewezen nu het aan gedaagde in algemene zin vrij staat om gebruik te maken van de mogelijkheden die het recht haar biedt om zo nodig de arbeidsovereenkomst met eiseres op te zeggen.
4.14.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen het overeengekomen gekomen loon vanaf 1 januari 2017 tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op NAf 240,50 aan oproepingskosten, NAf 450,00 aan griffierecht en op NAf nihil aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.