ECLI:NL:OGEAM:2016:69

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
KG 2016-106
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over doorbetaling van salaris tijdens ziekte en verzekeringsplicht

In deze zaak, die op 14 oktober 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eiseres, een housekeeper, vordert dat haar werkgever, een naamloze vennootschap, haar achterstallig salaris betaalt tijdens haar ziekte. Eiseres is sinds 9 oktober 2007 in dienst van gedaagde en is in november 2015 arbeidsongeschikt geraakt. Gedaagde heeft erkend dat zij loon moet doorbetalen, maar stelt dat eiseres haar niet op de hoogte heeft gehouden van haar ziekteverloop. Eiseres heeft echter betwist dat zij dit niet heeft gedaan en heeft een briefje achtergelaten.

Het Gerecht oordeelt dat het niet goed op de hoogte houden van de werkgever door de werknemer van het ziekteverloop niet rechtvaardigt dat gedaagde het loon niet langer uitbetaalt. Het Gerecht veroordeelt gedaagde om aan eiseres een bedrag van USD 4,698.96 netto aan achterstallig salaris te betalen, vermeerderd met wettelijke vertragingsrente. Daarnaast wordt gedaagde verplicht om voortaan het verschuldigde loon op de verschijndagen te blijven betalen en om eiseres voor ziekte en ongeval te verzekeren bij de SZV, met een dwangsom van USD 1,000.00 per dag bij niet-naleving.

De proceskosten worden aan de zijde van eiseres begroot op nihil aan griffierechten, NAf 286,50 aan oproepingskosten en NAf 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 14 oktober 2016
Zaaknummer: KG 2016-106
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. N. de la Rosa,
tegen
de naamloze vennootschap [gedaagde] N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
verschenen bij haar statutair bestuurder.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift met bijlagen d.d. 1 september 2016. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2016. Verschenen zijn mr. De la Rosa en de statutair bestuurder van gedaagde mevrouw […]. Eiseres heeft een akte van eis ingediend. Partijen hebben de standpunten toegelicht. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is op 9 oktober 2007 in loondienst van gedaagde getreden in de functie van ‘housekeeper’. Zij verdient een tweewekelijks salaris van ongeveer USD 400,00 tot USD 450,00, afhankelijk van het gewerkte aantal uren.
2.2.
In november 2015 is eiseres arbeidsongeschikt geworden.
2.3.
SZV heeft aan eiseres laten weten op 18 november 2015 (handgeschreven aantekening):
“Correction: not registered at SZV as an employer. Therefor no AO can be given.”
2.4.
Bij brief van 29 juli 2016 heeft eiseres gedaagde gesommeerd om het achterstallig salaris aan haar uit te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Na eisvermeerdering vordert eiseres dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de volgende beslissingen zal nemen;
Eiseres gratis admissie te verlenen;
Gedaagde te veroordelen om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting en bij wege van voorschot een bedrag ad US$ 4,698.96 netto zijnde een bedrag aan achterstallig salaris te betalen, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrechte ex. artikel 1614q BWSXM vanaf de dag der opeisbaarheid van het salaris en de wettelijke rente vanaf 1 mei 2016 tot de dag van algehele voldoening;
Gedaagde voorts te bevelen om voortaan aan eiseres het verschuldigde loon op de verschijndagen te blijven betalen, totdat der partijen arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
Gedaagde voorts te bevelen om eiser voor ziekte- en ongeval te verzekeren bij de SZV en om de daaraan verbonden premies aan SZV op de wettelijk bepaalde wijze te voldoen en te blijven voldoen op verbeurte van een dwangsom van US$ 1,000.00 per dag of dagdeel daarvan dat gedaagde in gebreke blijft om gehoor te geven aan de in dezes door U E.A. te geven bevel;
Gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Gedaagde heeft gezegd het deels eens en deels oneens te zijn met de vorderingen.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid is met de aard van de vordering (loonbetaling) gegeven.
4.2.
Gedaagde erkent dat zij loon moet doorbetalen. Zij stelt dat zij al tijden niets meer van eiseres meer hoort en dat een werknemer zijn werkgever toch op de hoogte moet stellen van de stand van zaken betreffende de genezing. Het Gerecht is het zonder meer eens met deze stelling van gedaagde. De beginselen van goed werknemerschap brengen met zich dat de werknemer de werkgever regelmatig op de hoogte houdt van het ziekteproces en wanneer hij weer geheel of gedeeltelijk aan de slag kan. Eiseres betwist dit echter en wijst erop dat zij wel degelijk een briefje heeft achtergelaten.
4.3.
Het niet goed op de hoogte houden door de werknemer van de werkgever van het ziekteverloop rechtvaardigt echter niet het niet langer uitbetalen van loon. Aldus dient gedaagde daartoe te worden veroordeeld waarbij geldt dat de gevorderde bedragen rekenkundig niet worden betwist. De cheques kan gedaagde, die stelt dat zij gedaagde ook ten aanzien van de betaling niet kan bereiken, aan het kantoor van mr. De la Rosa afgeven. Het Gerecht zal de wettelijke verhogingen matigen, zoals in de beslissing is vermeld.
4.4.
Het Gerecht neemt er nota van dat door gedaagde niet wordt aangevoerd dat de “betrekkelijk korte tijd” van artikel 7A:1614c BW is verstreken. Het is niet aan het Gerecht daarop eigener beweging in te gaan.
4.5.
Gedaagde stelt verder dat, voor zover zij weet (haar accountant was ten tijde van de zitting off island), zij geheel bij is met de premieafdrachten aan SZV ten behoeve van eiseres. Uit de hiervoor aangehaalde notitie van SZV blijkt echter dat dit niet het geval is. Het Gerecht zal daarom de vordering tot betaling aan SZV toewijzen, doch gedaagde een maand de tijd geven een en ander uit te zoeken. De dwangsommen worden gemaximeerd.
4.6.
Als in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verleent eiseres gratis admissie,
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting USD 4,698.96 netto aan achterstallig salaris te betalen, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrechte ex artikel 7A:1614q BWSXM, tot maximaal 10%, vanaf de dag der opeisbaarheid van het salaris en de wettelijke rente vanaf 1 mei 2016 tot de dag van algehele voldoening,
veroordeelt gedaagde om voortaan aan eiseres het verschuldigde loon op de verschijndagen te blijven betalen, totdat der partijen arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
veroordeelt gedaagde om eiseres voor ziekte- en ongeval te verzekeren bij de SZV en om de daaraan verbonden premies aan SZV op de wettelijk bepaalde wijze te voldoen en te blijven voldoen op verbeurte van een dwangsom van USD 1,000.00 per dag of dagdeel daarvan dat gedaagde in gebreke blijft om gehoor te geven aan deze veroordeling, waarbij geldt dat de dwangsommen worden gemaximeerd tot USD 15.000,00 en dat zij pas verschuldigd kunnen worden ingaande 15 november 2016,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op nihil aan griffierechten, NAf 286,50 aan oproepingskosten en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.