ECLI:NL:OGEAM:2016:68

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
KG 2016/107
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loondoorbetaling in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, die op 14 oktober 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een werknemer, eiseres, en haar werkgever, gedaagde. Eiseres, werkzaam als kok bij een restaurant, vordert loondoorbetaling na onterecht ontslag op 17 mei 2016. Eiseres stelt dat zij sinds 17 oktober 2015 in loondienst is en dat gedaagde haar ten onrechte heeft weggestuurd. Gedaagde heeft geen gehoor gegeven aan de sommatie van eiseres om de loonbetalingen te hervatten. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2016 heeft het Gerecht kennisgenomen van de processtukken en de argumenten van beide partijen. Gedaagde betwist dat eiseres in loondienst was bij hem en stelt dat zij bij een vennootschap werkte. Het Gerecht oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat eiseres niet in loondienst van hem was. Bovendien wordt vastgesteld dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is en dat gedaagde eiseres zwart uitbetaalde. Het Gerecht concludeert dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en dat gedaagde in gebreke is gebleven met de loonbetalingen. Het vonnis bepaalt dat gedaagde eiseres moet betalen voor het achterstallige loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging, en dat hij het loon moet blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 14 oktober 2016
Zaaknummer: KG 2016/107
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Snow,
tegen
[gedaagde, h.o.d.n. ………. Restaurant],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.C. Daal.

1.De procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met bijlagen d.d. 1 september 2016,
brief met bijlagen d.d. 29 september 2016,
pleitnotities van mr. Snow,
pleitnotities van mr. Daal.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 in aanwezigheid van partijen en de gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is sinds 17 oktober 2015 in loondienst werkzaam als kok bij ………. Restaurant aan de Board Walk in Philipsburg. Zij verdient USD 8,00 per uur.
2.2.
Bij brief van 26 augustus 2016 heeft eiseres te kennen gegeven aan gedaagde dat zij ten onrechte op 17 mei 2016 van het werk is weggestuurd, dat zij zich beschikbaar houdt voor de overeengekomen werkzaamheden en dat gedaagde wordt gesommeerd de loonbetalingen te hervatten.
2.3.
Aan deze sommatie heeft gedaagde geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de volgende beslissingen zal nemen:
“eiseres gratis admissie te verlenen en voorts (…) gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen haar achterstallig loon vanaf 1 mei 2016 tot heden, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging daarover ex. artikel 7A-1614q NABW ad 50% alsmede gedaagde te veroordelen om het loon van eiseres vanaf heden door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, althans met betrekking tot het voorgaande (een) zodanige voorziening(en) et treffen als U E.A. in goede justitie zal vermenen te behoren en met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.”
3.2.
Gedaagde concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres in haar vorderingen, dan wel dat deze aan haar zullen worden ontzegd, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid is met de aard van de vordering (loondoorbetaling) gegeven.
4.2.
Gedaagde stelt dat eiseres niet bij hem maar bij de naamloze vennootschap [A] Restaurants N.V. in loondienst werkzaam was. Eiseres moet dus in haar vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Eiseres betwist dat. Zij kent deze vennootschap niet, de arbeidsovereenkomst is nooit op papier gezet en zij kreeg elke week contant salaris van gedaagde uitbetaald die haar overigens ook aanwijzingen gaf ter zake haar functie-uitoefening.
4.3.
Gedaagde erkende ter zitting dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is en dat hij elke week persoonlijk het salaris uitbetaalde aan eiseres. Ter zitting heeft gedaagde verder gezegd dat hij zijn werknemers zwart uitbetaalde. Gedaagde heeft niet uitgelegd hoe eiseres moest weten in dienst te zijn van de vennootschap in plaats van hem. Nu gedaagde of voormelde vennootschap, waarvan gedaagde statutair bestuurder is, niet de moeite heeft genomen de arbeidsovereenkomst aan het papier toe te vertrouwen komt dit voor rekening en risico van gedaagde. Het Gerecht is voorlopig van oordeel dat gedaagde niet heeft kunnen aantonen dat eiseres niet in loondienst van hem maar voor [A] Restaurants N.V. werkzaam was. Dit betekent dat eiseres in haar vorderingen jegens gedaagde kan worden ontvangen.
4.4.
Het volgende verweer van gedaagde is dat eiseres voor bepaalde tijd in dienst was, namelijk tot 30 april 2016. Omdat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is vertrouwt gedaagde op een schriftelijke verklaring van mevrouw [B] (manager), die zegt van gedaagde te hebben begrepen dat het om een contract voor bepaalde tijd gaat. Verder wijst hij op een schriftelijke verklaring van mevrouw [C], hoofd van het Labour Department. Laatstgenoemde verklaring wilde gedaagde ter zitting in het geding brengen. Dat heeft het Gerecht echter niet toegestaan, gelet op artikel 57 van het Procesreglement. Uit die verklaring, voorgelezen ter zitting, volgt dat eiseres aan haar telefonisch zou hebben verteld dat zij wist dat sprake was van een dienstverband voor bepaalde tijd en dat 30 april 2016 haar laatste werkdag zou zijn.
4.5.
Het Gerecht overweegt dat gedaagde aldus enkel vertrouwt op een verklaring van horen zeggen dat er sprake is van een dienstverband dat op 30 april 2016 zou eindigen. De verklaring van [B] voegt op dit punt weinig toe omdat zij enkel stelt dat van gedaagde te hebben vernomen en dus niet van eiseres. Dat is onvoldoende om ervan uit te gaan dat dit daadwerkelijk tussen partijen is overeengekomen, temeer nu gedaagde erkent dat na 30 april 2016 eiseres regelmatig op haar werkplek is geweest. Eiseres stelt dat zij gewoon heeft gewerkt (en beroept zich dus ook -subsidiair- op de stilzwijgende verlenging van artikel 7A:1615f BW) maar gedaagde stelt dat zij enkel aan de bar hing en zich vervelend gedroeg. Het Gerecht oordeelt dat in dit kort geding voorlopig is komen vast te staan dat 30 april 2016 niet de overeengekomen laatste werkdag van eiseres is en dus dat de arbeidsovereenkomst nadien voortduurt.
4.6.
Gedaagde beroept zich er ook nog op dat sprake is van een 0-uren contract en dat hij dus eiseres niet meer hoefde op te roepen. Dit verweer wordt gemotiveerd weersproken door eiseres. Gedaagde kan dit verweer niet anders onderbouwen dan te verwijzen naar de verklaring van [B]. Zij stelt dat gedaagde werd betaald al naar gelang zij had gewerkt als er een cruiseschip in Great Bay was afgemeerd. Die kennis haalt [B] uit de urenlijsten van gedaagde betreffende de inzet van eiseres. Deze urenlijsten worden door gedaagde niet in het geding gebracht. Niet wordt uitgelegd waarom dat niet zou kunnen zodat eiseres en het Gerecht daarvan kennis hadden kunnen nemen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van eiseres en de mededeling van gedaagde dat hij alles zwart deed moet het Gerecht als voorlopig oordeel uitgaan van het gelijk van eiseres.
4.7.
Dit betekent dat de vorderingen van eiseres dienen te worden toegewezen, waarbij het Gerecht de wettelijke verhogingen zal maximeren op 10%.
4.8.
Als in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verleent eiseres gratis admissie,
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen het achterstallig loon vanaf 1 mei 2016 tot heden, vermeerderd met de tot 10% gemaximeerde wettelijke verhoging daarover ex artikel 7A-1614q BW en veroordeelt gedaagde om het loon van eiseres vanaf heden door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is geëindigd,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres begroot op nihil aan griffierechten, NAf 247,50 aan oproepingskosten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.