ECLI:NL:OGEAM:2016:55
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van conservatoire beslagen in kort geding met betrekking tot misbruik van procesrecht
In deze zaak, die op 31 augustus 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eisers, bestaande uit de vennootschap [A], de naamloze vennootschap [B] en [C], vorderingen hebben ingesteld tegen gedaagden [D en E]. De eisers hebben verzocht om opheffing van conservatoire derdenbeslagen die door gedaagden op hun bankrekeningen zijn gelegd. De procedure is gestart na het leggen van deze beslagen op 22 juli 2016, welke door gedaagden niet zijn opgeheven ondanks een sommatie van eisers. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2016 zijn de argumenten van beide partijen besproken. Eisers vorderden onder andere dat de beslagen opgeheven zouden worden en dat gedaagden zouden worden verboden opnieuw beslag te leggen. Gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiseres sub 1.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de conservatoire beslagen ten laste van eisers sub 2 en 3 onterecht zijn gelegd, aangezien gedaagden geen vorderingen op hen hebben. Bovendien is gebleken dat er een bindend advies was waaruit blijkt dat gedaagden een schuld aan eiseres sub 1 hebben. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de beslagen moeten worden opgeheven en dat er sprake is van misbruik van procesrecht door gedaagden. De vordering tot verbod op opnieuw beslag leggen is afgewezen, maar gedaagden zijn wel veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing van het Gerecht houdt in dat alle door gedaagden gelegde conservatoire beslagen worden opgeheven, dat een nieuw beslagrekest voorzien moet zijn van een kopie van dit vonnis, en dat gedaagden in de proceskosten worden veroordeeld, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde.