ECLI:NL:OGEAM:2016:36

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
KG 2016-77
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de overgang van werknemers naar andere ondernemingen en de rechtsgeldigheid van de Transfer Agreement

In deze zaak, die op 14 juli 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, hebben eisers, bestaande uit 20 werknemers van de naamloze vennootschap [B], een kort geding aangespannen tegen meerdere gedaagden, waaronder de naamloze vennootschappen [C] en [D], en de stichting WINDWARD ISLANDS CIVIL SERVANTS UNION AND PRIVATE SECTOR UNION (W.I.C.S.U. & P.S.U.). De eisers vorderen onder andere dat de gedaagden worden verboden om de Transfer Agreement uit te voeren, totdat er in de bodemprocedure een definitief oordeel is gegeven.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 30 juni 2016, die werd voortgezet op 7 juli 2016. De eisers stellen dat zij niet gebonden zijn aan de Transfer Agreement, die hen zou verplichten om over te stappen naar [C] of [D]. De gedaagden, daarentegen, beweren dat de werknemers wel degelijk gebonden zijn aan deze overeenkomst. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemers die de Transfer of Employment Agreement niet hebben ondertekend, niet gebonden zijn aan de Transfer Agreement, en dat hun oorspronkelijke arbeidsovereenkomsten met [B] in stand blijven.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de eisers, die de Transfer of Employment Agreement wel hebben ondertekend, aan deze overeenkomst gebonden zijn, maar dat de bodemrechter kan oordelen dat deze overeenkomst nietig is. Het vonnis concludeert dat de gedaagden sub 1 tot en met 3 geen rechten kunnen ontlenen aan de Transfer Agreement en dat [B] haar verplichtingen jegens de groep van 13 eisers volledig moet nakomen tot er een definitief oordeel in de bodemprocedure is gegeven. De proceskosten worden voor eigen rekening gehouden.

Uitspraak

Vonnis van 14 juli 2016
Zaaknummer: KG 2016-77
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[A] EN 19 ANDEREN ZOALS VERMELD IN HET VERZOEKSCHRIFT,
wonende te Sint Maarten,
eisers,
gemachtigde: mr. Z.J. Bary,
tegen
de naamloze vennootschap [B], h.o.d.n. [….],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde sub 1,
de naamloze vennootschap [C],
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde sub 2,
de besloten vennootschap [D].,
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde sub 3,
gemachtigde voor gedaagden 1 tot en met 3: mr. C.J. Koster,
de stichting WINDWARD ISLANDS CIVIL SERVANTS UNION AND PRIVATE SECTOR UNION (W.I.C.S.U. & P.S.U.),
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde sub 4,
gemachtigde: mr. C. Merx,
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
zetelende te Philipsburg, Sint Maarten,
gedaagde sub 5,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld.
Partijen worden achtereenvolgende aangeduid als “de eisers”, [B], [C], [D], WICSU en het Land, tenzij hierna anders wordt vermeld.

1.De procedure

Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
het verzoekschrift van 27juni 2016 met producties,
brief van 29 juni 2016 van mr. Bary met producties,
conclusie van antwoord van gedaagden 1 tot en met 3 met producties,
brief van 6 juli 2016 van mr. Kraaijeveld met producties,
brief van 7 juli 2016 van mr. Bary met producties,
pleitnota mr. Bary,
pleitnota mr. Koster,
pleitnota mr. Merx,
pleitnota mr. Kraaijeveld.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2016 en is voortgezet op 7 juli 2016 in aanwezigheid van partijen en de gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn (of waren tot voor kort) werknemers van [B].
2.2. [
B] exploiteert onder andere hotels en een casino op Sint Maarten. [B] heeft (of had tot voor kort) in totaal 486 werknemers in dienst.
2.3. [
C] en [D] zijn 100% dochter-ondernemingen van [B].
2.4. [
B] wil de door haar geëxploiteerde ondernemingen reorganiseren. [C] gaat Casino [F] exploiteren. [D] gaat het [F] Resort en het [G] Resort exploiteren. [C] en [D] waren tot voor kort niet dan wel zeer beperkt actief.
2.5. [
B] wil dat werknemers vrijwillig uit dienst gaan bij haar en in dienst treden bij [C] of [D].
2.6.
WICSU is de vakbond van de werknemers van [B]. Door [B] en WICSU zijn twee collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten, te weten voor de casinomedewerkers en voor de hotelmedewerkers. De eisers die lid waren van WICSU hebben dit lidmaatschap op 24 juni 2016 schriftelijk opgezegd.
2.7.
In Sint Maarten geldt de Arbeidsgeschillenlandsverordening. Daarin is voorzien in een bemiddelaar. De heer [H] is volgens het Land de bemiddelaar. Hij is als zodanig betrokken bij de door gedaagden 1 tot en met 3 gewenste overgang van de werknemers. Bij besluit van de verantwoordelijk Minister d.d. 28 juni 2016 is besloten met terugwerkende kracht ingaande 6 juni 2016:
“To appoint [H], as Extraordinary Mediator to handle the Resorts of the World NV case.”
2.8.
Zeven eisers hebben ingaande 1 juni 2016 een Transfer of Employment Agreement ondertekend. Deze is aangegaan met [B] als “Previous Employer” en [C] als “New Employer”. Artikel 2 van deze Agreement luidt als volgt:
New Employment.Effective as of June 1, 2016, Employee and New Employer herewith agree that Employee enter into indefinite service with New Employer based on a New Employment Agreement. The contents, terms and conditions of the New Employment Agreement are identical to those of the Employment Agreement, including all written and unwritten accrued rights and benefits. IF APPLICABLE: The job title is the only thing that changes, due to standardization. The new job title will be Casino Dealer.”
2.9.
De overblijvende 13 eisers zijn de enige werknemers van [B] die weigeren deze Transfer of Employment Agreement te ondertekenen.
2.10.
Na onderhandelingen en het uitwisselen van meerdere concepten is tussen gedaagden 1 tot en met 3 enerzijds en gedaagde 4 anderzijds, met bemoeienis van [H] voormeld, een Transfer Agreement tot stand gekomen. Daarin is onder andere overeengekomen dat [C] en [D] de opgebouwde rechten van de bij hen in dienst te treden werknemers erkennen, evenals eerder afgesloten cao’s en dat de werknemers hetzelfde werk blijven uitvoeren. Verder is opgenomen:
“6. For those employees who are not willing to be transferred to the New Employers and are in service for an indefinite period, the Previous Employer may take the necessary steps to terminate the Employment Agreements of these employees, as no jobs will be available for them within the Previous Employer.”
“8. 1. Parties agree that the termination of the employment agreements with mutual consent of the Transferring Employees from Previous Employer will not be considered a resignation due to fault of the employee for Cessantia purposes.
2. Parties will inform SZV of this agreement and SZV will acknowledge receiving this notification.
9. This Agreement will terminate by virtue of the law if the New Employers do not obtain a business license.”
2.11.
Partijen bij de Transfer Agreement zijn tevens een Side letter overeengekomen. Daarin komen de volgende passages voor:
In de considerans:
“Until to date, SZV has been reluctant tot issue a statement acknowledging that the signing of the Termination Agreement & New Employment Agreement by the Employee is not an act of “schuld of ten gevolge van een hem toe te rekenen omstandigheid” of the Employee, as stated in article 3 (1) Cessantia Ordinance”
Artikel 1:
“In case of (i) bankruptcy of the New employers I and II,and(ii) SZV refuses to take into account and calculate the accrued years of service of Employees with Previous Employer for the application of articles 4 (and further) of the Cessantia Ordinance, then Previous Employer will pay out the Cessantia allowance for the Employees in question, but solely for the years of service with the Previous Employer; thus not for the years of service accrued with the New Employers I and II.”
2.12.
Bij brief van 2 juni 2016 laat SZV aan gedaagden weten dat zij kennis heeft genomen van de overdracht van het personeel van [B] naar [C] en [D]:
“Via deze brief laat ik u weten dat SZV van uw voornemen kennis heeft genomen en dit in haar dossier zal opnemen.”
2.13. [
B] schrijft in een memo aan “All Casino [……] Employees” onder andere het volgende:
“We have now received all approvals needed from the Labor Department of St. Maarten as well as WICSU and are now able to proceed with our transition to [C] from [B]. We will be transitioning all employees on Monday June 13, 2016. A copy of the contract that needs to be signed by the employees will be available for all employees to take home and review. Now, we understand that this just leaves one business day for you to have the contract reviewed. If you need more time, we can extend until Wednesday June 15th. You must let me know as soon as possible if you need additional time to review the contract. All contracts must be signed by Wednesday June 15th, NO EXCEPTIONS.”
2.14.
Door de werknemers is tegen de vijf gedaagden een bodemprocedure bij dit Gerecht aanhangig gemaakt. In deze bodemprocedure worden de volgende eisen ingesteld:
“voor recht te verklaren dat de Transfer Agreement niet als een Collectieve Arbeidsovereenkomst in de zin van de Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomsten is aan te merken;
voor recht te verklaren dat de oorspronkelijk aangegane arbeidsovereenkomsten van eisers ongewijzigd in stand zijn gebleven;
voor recht te verklaren dat de Transfer Agreement ten opzichte van eisers geen rechtsgevolg heeft (gehad);
slechts voorzover de Transfer Agreement ten opzichte van eisers een rechtsgevolg heeft gesorteerd, voor recht te verklaren dat de Transfer Agreement en/of de Termination Agreement en New Employment Agreement als nietig te verklaren danwel te vernietigen;
voor recht te verklaren dat het Land Sint Maarten, middels haar bemiddelaar, ten onrechte in te laten en doen voorkomen als autoriteit in dit geheel zonder een (dergelijk [rechts]grondslag;
gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding te veroordelen.”

3.Het geschil

De werknemers vorderen dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“Gedaagden sub 1, 2, 3, en 4 te veroordelen om de tenuitvoerlegging van de Transfer Agreement te schorsen danwel geen geen doorgang te geven tot dat er in de bodemzaak een oordeel is gegeven dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Gedaagde sub 1 te gebieden zijn verplichtingen uit de bestaande arbeidsovereenkomst na te (blijven) komen totdat er in de bodemzaak een uitspraak is gegeven dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Gedaagde sub 5 te verbieden om zich bij de tenuitvoerlegging van de Transfer Agreement, Termination Agreement en/of New Emploment zich in te laten of zich te betrekken;
Gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding te veroordelen.”
Gedaagden concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van de werknemers in hun vorderingen, dan wel dat deze aan hun zullen worden ontzegd, met veroordeling van de werknemers in de proceskosten.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De spoedeisendheid is met de aard van de vorderingen gegeven.
Ontvankelijkheid van de zeven werknemers
4.2.
Het Gerecht dient allereerst te beoordelen of de werknemers die wel de Transfer of Employment Agreement hebben ondertekend ontvankelijk zijn. Gedaagden 1 tot en 3 stellen namelijk de vraag wat deze werknemers willen. Het Gerecht moet dus beoordelen of zij ontvankelijk in hun vorderingen zijn. Blijkens de vorderingen in de bodemprocedure zijn eisers van oordeel dat de Transfer of Employment Agreement en de Transfer Agreement nietig zijn. Zij beogen [B] te houden aan de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst. Aldus stellen de zeven werknemers die wel de Transfer of Employment Agreement hebben ondertekend dat deze overeenkomst mank gaat aan een wilsgebrek dan wel op andere gronden nietig is. Deze stelling is voldoende om in dit kort geding te worden ontvangen.
Vereisten voor overgang van de arbeidsovereenkomst
4.3.
Het recht van Sint Maarten kent niet de regeling van artikel 7:662 e.v. van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. Er bestaat geen regeling die de overgang van werknemers van de ene naar de andere werkgever regelt. Aldus geldt de regeling van artikel 6:159 BW. Deze houdt in dat de werknemer akkoord moet gaan met overdracht van zijn rechtsverhouding tot [B] naar [C] of [D] door middel van ondertekening van een nieuwe arbeidsovereenkomst met [C] of [D].
Er is geen sprake van een cao
4.4.
Daarmee is gelijk gegeven dat de Transfer Agreement deze overgang niet kan bewerkstelligen. Deze Agreement is immers niet een akte tussen werknemer en nieuwe werkgever in de zin van artikel 6:159 BW. Artikel 1 van de Landsverordening collectieve arbeidsovereenkomst, waarin een definitie van de collectieve arbeidsovereenkomst wordt gegeven, ziet op
“voornamelijk of uitsluitend worden geregeld arbeidsvoorwaarden, bij arbeidsovereenkomst in acht te nemen.”Het beëindigen van een arbeidsovereenkomst en het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst is niet het regelen van arbeidsvoorwaarden. Cao’s zien op arbeidsovereenkomsten die reeds bestaan. Zij zijn geen bron van nieuwe arbeidsovereenkomsten. De Transfer Agreement heeft dus ook niet de rechtskracht van een cao.
Werknemers zijn niet gebonden aan Transfer Agreement
4.5.
Dit betekent dat eisers niet zijn gebonden aan of door de Transfer Agreement die tussen Wicsu en de gedaagden 1 tot en met 3 is gesloten. Dat zou enkel anders zijn indien Wicsu van de werknemers schriftelijke volmachten zou hebben gekregen om deze overeenkomst namens haar leden aan te gaan. Van dergelijke volmachten is niet gebleken. Een en ander neemt niet weg dat het natuurlijk de taak van Wicsu als vakbond is om op te komen voor de belangen van haar leden bij [B] toen zij vernam dat een grote groep werknemers bij andere werkgevers in dienst zou moeten treden.
Optreden van de Landsbemiddelaar
4.6.
Het Gerecht acht het, anders dan eisers stellen, geoorloofd en begrijpelijk dat het Land, in de persoon van de Landsbemiddelaar, actie heeft ondernomen om arbeidsonrust te voorkomen of te verminderen. Dat staat immers in de wet en het gaat om een grote groep werknemers, in dienst van een van de grootste werkgevers van Sint Maarten. Wellicht kleven er gebreken aan zijn formele benoeming, zoals eisers stellen, maar duidelijk is dat [H] namens het Land actie heeft ondernomen in het kader van de Arbeidsgeschillenlandsverordening. Een en ander neemt niet weg dat, net zoals ten aanzien van Wicsu, eisers kritiek mogen hebben op zijn optreden.
Tussentijdse conclusie
4.7.
Indien de werknemers, al dan niet na het geslaagd inroepen van een vernietigingsgrond, niet in dienst van [C] of [D] willen treden staat hun dat vrij. [B] heeft aangekondigd dat in dat geval zij de arbeidsovereenkomst zal beëindigen door opzegging of ontbinding via de rechter. Dat staat [B] ook vrij. Het is dan aan de Secretaris-Generaal of hij ontslagtoestemming verleent of aan de rechter om al dan niet te ontbinden. Dit betekent dus dat de eisers die niet de Transfer of Employment Agreement hebben ondertekend in dienst blijven bij [B] en dat [B] jegens hen gehouden is de bestaande arbeidsovereenkomst te respecteren. Dat geldt in principe eveneens jegens de zeven werknemers, ervan uitgaande dat zij succes hebben met hun beroep op de nietigheid van de Transfer of Employment Agreement. Dat zal pas achteraf blijken nadat de bodemrechter definitief uitspraak heeft gedaan. Op hun positie in dit kort geding gaat het Gerecht later in.
De onderbouwing van de vorderingen van eisers jegens gedaagden sub 1 tot en met 3
4.8.
Kort en zakelijk weergegeven voeren eisers het volgende aan. Pas op 13 juni 2016 werden zij geconfronteerd met de Transfer of Employment Agreement en met de Transfer Agreement. Als zij de Transfer of Employment Agreement niet zouden ondertekenen zouden zij geen baan meer hebben, zo werd door [B] gedreigd. Ondanks emails en een bijeenkomst met gedaagden sub 1 tot en met 4 alsmede de advocaat van eisers is er geen duidelijkheid betreffende het hoe en het waarom van de beoogde overgang. De vertegenwoordiger van Wicsu was niet (statutair) bevoegd en Wicsu mocht de Transfer Agreement sowieso niet aangaan. Wicsu heeft op eigen houtje onderhandeld zonder haar leden hierover ook maar in te lichten. Gedaagden sub 1 tot en met 3 mochten het onderhandelingsresultaat met Wicsu niet zomaar voorleggen aan de werknemers. Zij hadden de werknemers veel eerder hierbij moeten betrekken en door dit niet te doen hebben zij gehandeld met het goed werkgeverschap. In een vroegtijdig stadium hadden er voorlichtingsbijeenkomsten dienen te zijn. Gedaagden sub 1 tot en met 4 hadden niet mogen vertrouwen op de wetenschap van de vakbond stewards werkzaam bij [B] en dat die een en ander wel zouden doorgeven aan de leden. Er is geen sprake van afdoende garantstellingen door gedaagden sub 1 tot en met 3 zodat de werknemers er niet zeker van kunnen zijn dat hun opgebouwde rechten niet verloren gaan. SZV erkent blijkens haar brief de overgang niet zodat ook de cessantia in gevaar kan zijn. Krachtens de toepasselijke Landsverordening verjaart een vordering tot cessantia binnen 1 jaar na einde dienstverband. Waarom staat [B] niet 100% garant voor de verplichtingen van jegens haar werknemers bij de overgang, temeer nu vele werknemers reeds tientallen jaren bij haar in dienst zijn? [B] exploiteert een onderneming die vele vermogensbestanddelen heeft terwijl [C] en [D] geen vermogensbestanddelen op de balans hebben.
4.9.
Door gedaagden sub 1 tot en met 3 wordt een en ander gemotiveerd weersproken.
Beleidsruimte werkgever bij inrichting eigen onderneming
4.10.
Het Gerecht overweegt het volgende. Een werkgever heeft de nodige discretionaire ruimte om haar onderneming in te richten zoals dat haar het beste voorkomt. Immers, een werkgever is niet alleen werkgever maar vooral ondernemer en als zodanig gericht op het maken van winst in het belang van continuïteit van de onderneming en dus behoud van de werkgelegenheid. Van een werkgever mag worden verwacht dat hij zijn werknemers van reorganisatieplannen op de hoogte stelt. Het Gerecht heeft kunnen constateren dat dit het geval is geweest. Onweersproken is door gedaagden sub 1 tot en met 3 gesteld dat de herstructureringsplannen aan de werknemers zijn voorgelegd door de department heads.
Strijd met goed werkgeverschap
4.11.
Naar voorlopig oordeel hebben gedaagden sub 1 tot en met 3 echter niet zorgvuldig gehandeld door de werknemers niet in een even vroeg stadium inhoudelijk en gedetailleerd, maar vooral transparant, voor te lichten omtrent de gevolgen van de voorgenomen reorganisatie voor hun arbeidsrechtelijke positie. Gedaagden sub 1 tot en met 3 stellen immers in hun conclusie van antwoord dat zij vanaf maart 2016 de nieuwe arbeidsovereenkomsten hebben voorgelegd aan de werknemers ter ondertekening. Toen rezen er bij de werknemers allerlei vragen die de Wicsu noopte bij gedaagden sub 1 tot en met 3 om opheldering te vragen. Daarvoor hadden gedaagden sub 1 tot en met 3 de vakbond noch een vertegenwoordiging van de werknemers uitgenodigd om mee te praten over de nieuwe arbeidsovereenkomsten. Na interventie van de Wicsu, en later van de Arbeidsbemiddelaar, zijn er de nodige aanpassingen gedaan in de diverse Agreements, maar wederom is dat over de hoofden van de werknemers heen gebeurd. Zij zijn niet uitgenodigd om mee te praten; [B] heeft niet de oprichting van een
ad hocpersoneelsvertegenwoordiging geïnitieerd of gefaciliteerd. Zoals hiervoor overwogen is er geen sprake van een cao en had Wicsu geen schriftelijke volmachten van de werknemers om namens hen akkoord te gaan. Het Gerecht acht deze gang van zaken inderdaad strijdig met de eisen van goed werkgeverschap, temeer nu door eisers terechte vragen worden gesteld. Niet eens zozeer over de reorganisatie maar over hun rechten bij overgang, ontslag en insolventie van [C] en [D].
Bespreking vorderingen van eisers tegen gedaagden 1 tot en met 3
4.12.
Thans komt het Gerecht toe aan de vorderingen van eisers tegen gedaagden sub 1 tot en met 3. Allereerst gaat het Gerecht in op de 13 werknemers die de Transfer of Employment Agreement niet hebben ondertekend. Hiervoor is reeds overwogen dat zij niet zijn gebonden aan de Transfer Agreement. Deze overeenkomst creëert voor hen geen verplichtingen, zoals ook door [B] ter zitting is gezegd. Het Gerecht zal de vordering dan ook niet toewijzen maar in dit vonnis verstaan dat de 13 eisers en gedaagden sub 1 tot en met 3 jegens elkander geen rechten kunnen ontlenen aan de Transfer Agreement.
4.13.
Daarmee is gelijk gezegd dat, zoals ook door [B] wordt erkend, de arbeidsovereenkomsten van de 13 eisers met [B] dienen te worden geëerbiedigd. Deze veroordeling kan het Gerecht in dit kort geding wel uitspreken, met name omdat is gebleken dat op salarisstroken van een werknemer behorende tot de groep van 13 is vermeld dat hij met ingang van 1 juni 2016 in dienst is van [D], terwijl hij de Transfer of Employment Agreement dus niet heeft ondertekend. Hij heeft ook een personeelsnummer van [D] gekregen. Dat hoort niet; partijen dienen de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst te respecteren en dus ook het opmaken van correcte salarisstroken, temeer nu het Gerecht niet kan uitsluiten dat werknemers bij bepaalde instanties problemen gaan ondervinden indien hun (vaak aanzienlijke) arbeidsverleden bij [B] niet meer op de salarisstroken wordt vermeld.
4.14.
Dan de groep van 7 die de Transfer of Employment Agreement wel hebben ondertekend. Het Gerecht gaat in dit kort geding niet vooruitlopen op het oordeel van de bodemrechter of deze ondertekening mank gaat aan een wilsgebrek of om andere reden nietig is. Dat voert in kort geding te ver. Bovendien is het procesdebat hierover nauwelijks gevoerd. Dit betekent dat het Gerecht in dit kort geding deze groep eisers houdt aan hun ondertekening omdat het uitgangspunt in het recht is dat partijen door hen aangegane overeenkomsten dienen na te komen. Hun vorderingen dienen dus te worden afgewezen. Een en ander neemt uiteraard niet weg dat de bodemrechter wèl kan oordelen dat er sprake is van een nietigheid die de Transfer of Employment Agreement aankleeft en dat dan met terugwerkende kracht blijkt dat deze eisers altijd in dienst zijn gebleven van [B].
4.15.
In de zaak tussen eisers en gedaagden sub 1 tot en met 3 zal het Gerecht bepalen dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening houden, nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld.
Bespreking vorderingen van eisers tegen de Wicsu
4.16.
Het Gerecht zal deze vorderingen afwijzen. Hiervoor is reeds geoordeeld dat de Wicsu niet gerechtigd was de leden te vertegenwoordigen bij het onderhandelen over en het aangaan van de Transfer Agreement en dat de Transfer Agreement geen cao is. Eisers hebben hun lidmaatschap van de Wicsu inmiddels opgezegd. Indien Wicsu met hen wil praten over ondertekening van de Transfer of Employment Agreement kunnen eisers zeggen dat zij geen contact met de Wicsu hierover willen hebben. Daarvoor is geen veroordeling in kort geding noodzakelijk.
4.17.
Het Gerecht ziet aanleiding, gelet op de aard van dit geschil tussen eisers en gedaagde sub 4, te bepalen dat partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden.
Bespreking vorderingen van eisers tegen het Land Sint Maarten
4.18.
De vordering tegen het Land wordt eveneens afgewezen. Het Gerecht kan niet uitsluiten dat op enig moment het Land, gelet op de Arbeidsgeschillenlandsverordening, de bemiddelaar wil inzetten. Dat kan op volstrekt legitieme gronden berusten en het Gerecht ziet geen goede reden om dat te blokkeren. Niet uit het oog dient te worden verloren dat de bemiddelaar of mediator is wat het woord zegt. Hij “mediates” of bemiddelt maar niet meer dan dat en hij moet dat doen volgens de regels van de wet. Partijen sluiten vervolgens al dan niet een overeenkomst. De bemiddelaar beslist niet wat rechtens is. Dat is voorbehouden aan de rechter. Partijen hebben de vrijheid om, indien zij of een van hen het niet eens zijn of is met de visie van de bemiddelaar, het Gerecht om een oordeel hierover te vragen.
4.19.
Het Gerecht ziet aanleiding te bepalen dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening dienen te nemen, zulks om te voorkomen dat de proceskosten een sta-in-de-weg voor een eventuele voortgezette bemiddeling worden.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
verstaat dat de groep van 13 eisers en gedaagden sub 1 tot en met 3 jegens elkander geen rechten kunnen ontlenen aan de Transfer Agreement,
gebiedt [B] om haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst van de werknemers, behorende tot de groep van 13 eisers, volledig na te komen tot in de bodemprocedure een definitief oordeel is gegeven,
verklaart dit gebod uitvoerbaar bij voorraad,
wijst de vorderingen van eisers [I tot en met O] tegen gedaagden sub 1 tot en met 3 af,
wijst de vorderingen van alle eisers tegen gedaagden sub 4 en 5 af,
bepaalt dat alle partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.