ECLI:NL:OGEAM:2016:27

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
EJ 2016/30
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure in geval van verduistering door werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap [A] N.V. en verweerster [B]. Verzoekster, [A] N.V., heeft verweerster, die als boekhoudster in dienst was, beschuldigd van verduistering van geldbedragen. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 maart 2016, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Verzoekster heeft een schadevergoeding van USD 275.000,00 geëist, alsook een verklaring voor recht dat verweerster aansprakelijk is voor de geleden schade.

Verweerster heeft de verduistering erkend, maar betwist de hoogte van de schade. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een handgeschreven verklaring van verweerster is waarin zij de verduistering toegeeft. Het Gerecht heeft geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een verklaring voor recht, maar dat de wettelijke rente niet kan worden toegewezen zonder verdere beoordeling van de schade. Het Gerecht heeft verweerster veroordeeld tot betaling van een voorschot van USD 200.000,00, terwijl de definitieve schadevergoeding in een schadestaatprocedure verder moet worden vastgesteld.

Daarnaast is verweerster in de proceskosten veroordeeld, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft benadrukt dat verweerster recht heeft op hoor en wederhoor, en dat zij de gelegenheid moet krijgen om alle relevante stukken te bestuderen voordat de definitieve schadevergoeding wordt vastgesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: EJ 2016/30
Datum: 8 juni 2016
Beschikkingnr.
BESCHIKKING
op het verzoek van
de naamloze vennootschap [A] N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.F. Wouters,
tegen
[B],
wonende in Sint Maarten,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel.

1.Het verloop van de procedure

Het Gerecht verwijst naar de beschikking d.d. 23 februari 2016.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2016. Namens verzoekster zijn mrs. Westra en Wouters verschenen. Verweerster is verschenen met mr. Bommel. Verzoekster heeft aanvullende producties overgelegd. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekster exploiteert een juwelierszaak in Philipsburg. Sinds 2009 was verweerster werkzaam in loondienst in de functie van boekhoudster voor verzoekster. Op 9 oktober 2015 heeft verzoekster strafrechtelijke aangifte gedaan tegen verweerster. Het dienstverband is geëindigd door ontslag op staande voet waarin verweerster heeft berust.
In een handgeschreven door haar ondertekende verklaring d.d. 12 oktober 2015 is het volgende vermeld:
“I, (…) recognise that during the year of 2014 and current year 2015 on several instances to have embezzled cash funds that I was expected to deposit into [A]’s account which estimates to 275k. These are acts of serious and grave nature. My confession is requested to be kept confidential among [A] so that I am able to look for another job and be able to pay back the company over time. “
Door het Openbaar Ministerie is verweerster vervolgd. Het strafvonnis is nog niet gewezen, althans niet bekend ten tijde van deze uitspraak.

3.Het verzoek en het verweer

Het verzoek houdt (verkort weergegeven) in dat het Gerecht de volgende beslissingen zal nemen:
  • om verweerster te veroordelen of een schadevergoeding aan eiseres te betalen van USD 275.000,00, verhoogd met de wettelijke rente,
  • om te verklaren voor recht dat verzoekster schade heeft geleden door onrechtmatig handelen van verweerster waarvoor zij aansprakelijk is en verweerster te veroordelen tot vergoeding van deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet, te verhogen met de wettelijke rente daarover,
  • verweerster te veroordelen in de proceskosten alsmede in de wettelijke rente daarover,
een en ander bij uitvoerbaar bij vonnis te verklaren uitspraak.
Het verweer (verkort weergegeven) komt neer op het volgende. Verweerster erkent de verduistering in dienstbetrekking. Dat is een onrechtmatige daad. Zij dient de schade te vergoeden. De hoogte hiervan staat nog niet vast. Zij refereert zich aan het oordeel van het Gerecht wat betreft de proceskostenveroordeling.
Op de overige argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze althans relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

Gelet op het verweer kan het Gerecht de gevorderde verklaring voor recht toewijzen, zij het zonder de gevorderde wettelijke rente. Vertragingsrente is immers ook een schadepost die in de begrotingsprocedure dient te worden vastgesteld.
De hoogte van de schade wordt door verweerster betwist. Verzoekster wijst op de voormelde handgeschreven verklaring van verweerster en concludeert dat dus USD 275.000,00 kan worden toegewezen. Verweerster stelt dat uit het rapport van de externe deskundige dat in opdracht van verzoekster is gemaakt een schade volgt van USD 222.447,63 en Euro 34.146,00 alsmede USD 5.400,00. Dat is dus minder dan het bedrag dat verweerster heeft toegegeven. Bovendien stelt zij dat zij de bevindingen in het rapport wil narekenen aan de hand van de onderliggende bescheiden. Zij heeft die opgevraagd bij verzoekster maar nul op rekest gekregen.
Het Gerecht stelt voorop dat door verweerster niet de nietigheid is ingeroepen van de bekentenis. Aan deze bekentenis kan verweerster dus worden gehouden, zij het dat het Gerecht met verweerster eens is dat zij de gelegenheid moet krijgen om alle inhoudelijke bescheiden die aanleiding hebben gegeven tot het rapport te bestuderen. Dat volgt immers uit artikel 6:98 BW waarin is bepaald dat de rechter enkel schadevergoeding kan toewijzen als de schade aan de laedens kan worden toegerekend. Het recht op hoor en wederhoor impliceert dat de rechter zowel de laedens als de gelaedeerde de gelegenheid biedt om inhoudelijk hun standpunten aan de rechter voor te leggen. Dat betekent dat verzoekster niet enkel kan volstaan met overlegging van het rapport (overigens met de mededeling dat er nog steeds verder onderzoek wordt gedaan) maar dat zij verweerster in de gelegenheid moet stellen om kennis te nemen van alle onderliggende bescheiden.
Het Gerecht overweegt dat er sprake is van een relatief gering verschil tussen de conclusie van het rapport en de verklaring van verweerster maar dat, zoals gezegd, verweerster alle onderliggende stukken moet krijgen om een en ander na te rekenen. Het is immers niet de bedoeling dat verweerster wordt veroordeeld meer schade te vergoeden dan zij heeft veroorzaakt. Uitgaande daarvan ziet het Gerecht aanleiding om aan verzoekster bij wijze van te verrekenen voorschot toe te wijzen USD 200.000,00.
Het Gerecht overweegt dat hiermee de vorderingen van verzoekster zijn beoordeeld. Verder wordt overwogen dat in de schadestaat procedure het procesdebat zal moeten gaan over individuele schadeposten, de hoogte van de ondervonden schade en de toerekenbaarheid van de individuele posten aan het onrechtmatig gedrag van verweerster.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt verweerster in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart voor recht dat verzoekster schade heeft geleden door onrechtmatig handelen van verweerster, meer specifiek verduistering in dienstbetrekking, waarvoor zij aansprakelijk is en veroordeelt verweerster tot vergoeding van deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet
veroordeelt verweerster tot betaling van USD 200.000,00 aan verzoekster bij wijze van te verrekenen voorschot op het uiteindelijk te bepalen schadebedrag,
veroordeelt verweerster in de proceskosten, aan de zijde van verzoekster begroot op NAf 4.900,00 aan griffierecht, NAf 224,50 aan oproepingskosten en NAf 10.000,00 aan salaris gemachtigde, zulks met de wettelijke rente hierover indien de proceskosten niet binnen 14 dagen na heden zijn betaald,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op 8 juni 2016 door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.