ECLI:NL:OGEAM:2016:24

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
KG 2016/05
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht woonruimte; Opzegging en ontruiming in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door opposanten tegen geopposeerden. De opposanten, die een woning huren van de geopposeerden, zijn bij verstekvonnis op 26 februari 2016 veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen en ontruiming van de woning. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Opposanten hebben hiertegen verzet aangetekend op 28 april 2016, waarna een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2016.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de opposanten huren de woning op basis van een mondelinge huurovereenkomst. De Huurcommissie heeft op 27 februari 2015 toestemming verleend aan de geopposeerden om de huurovereenkomst op te zeggen. In het verzet verzoeken de opposanten om ontheffing van de veroordeling in het verstekvonnis en om de geopposeerden niet-ontvankelijk te verklaren in hun oorspronkelijke vordering. De geopposeerden concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van de opposanten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het verzet ontvankelijk is, maar heeft geen bewijs kunnen vinden dat de huurovereenkomst is opgezegd. De geopposeerden hebben geen bewijs geleverd van de opzegging, en het Gerecht gaat er daarom vanuit dat de huurovereenkomst nog bestaat. De opposanten hebben een huurachterstand van USD 7.575,00, en het Gerecht heeft geoordeeld dat de opposanten niet hebben aangetoond dat zij aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Het verzet is ongegrond verklaard, en de opposanten zijn in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg is dat het verzet wordt afgewezen en dat de opposanten in de proceskosten worden veroordeeld, begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken op 3 juni 2016 door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 3 juni 2016
Zaaknummer: KG 2016/05
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[opposanten],
wonende te Sint Maarten,
opposanten,
gemachtigde: mr. B.G. Hofman,
tegen
[geopposeerden],
wonende te Sint Maarten,
geopposeerden,
procederende in persoon.

1.De procedure

Bij verstekvonnis in kort geding d.d. 26 februari 2016 zijn gedaagden/thans opposanten veroordeeld tot betaling van USD 7.575,00 aan achterstallige huurpenningen, ontruiming van de woning die zij van eisers/thans geopposeerden huren en tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Opposanten zijn bij verzetschrift met bijlagen d.d. 28 april 2016 in verzet gekomen tegen dit verstekvonnis. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2016 in aanwezigheid van mr. Hofman en geopposeerden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

Op grond van een mondelinge huurovereenkomst huren opposanten de woning aan de [….], Sint Maarten.
Bij beschikking van de Huurcommissie d.d. 27 februari 2015 is aan geopposeerden toestemming verleend om de huurovereenkomst op te zeggen.

3.Het geschil

Opposanten verzoeken het Gerecht om hen te ontheffen van de veroordeling in voormeld verstekvonnis in kort geding en om geopposeerden niet-ontvankelijk te verklaren in hun oorspronkelijke vordering dan wel deze hun te ontzeggen, met veroordeling van geopposeerden in de kosten van de verzetprocedure.
Geopposeerden concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van opposanten in hun vorderingen, dan wel dat deze hun zullen worden ontzegd, met veroordeling van opposanten in de proceskosten.
Op de argumenten van partijen zal het Gerecht hierna ingaan, voor zover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

Gesteld noch gebleken is dat het verzet ontijdig is ingesteld. Het Gerecht acht het verzet in zoverre dus ontvankelijk.
Er bleek ter zitting enige discussie over de vraag of de huurovereenkomst nog bestaat, gelet op de voormelde beschikking van de Huurcommissie. Het Gerecht heeft niet kunnen vaststellen dat geopposeerden gebruik hebben gemaakt van de toestemming de huurovereenkomst op te zeggen. Een brief aan opposanten van die strekking is niet getoond. Het Gerecht dient er dus vanuit te gaan dat de huurovereenkomst nog bestaat.
Verder is door geopposeerden aangifte tegen opposant sub 1 wegens bedreiging gedaan. Voor zover geopposeerden stellen dat dit een reden is om tot ontruiming van de woning te besluiten overweegt het Gerecht dat dit niet opgaat. Het Gerecht heeft immers niet kunnen vaststellen dat een dergelijke bedreiging heeft plaatsgevonden.
In het inleidend verzoekschrift wordt gesproken over een huurachterstand van USD 6.300,00 per november 2014 en per november 2015 van USD 7.575,00. Door geopposeerden wordt erkend dat in december 2015, januari 2016, maart 2016 en april 2016 betalingen zijn gedaan ten bedrage van NAf 1.000,00, NAf 1.000,00, NAf 1.000,00, USD 50,00, USD 600,00 en USD 600,00. Opposanten stellen dat zij oudere ontvangstbewijzen zijn kwijt geraakt als gevolg van wateroverlast en ongedierte.
Aldus dient het Gerecht ervan uit te gaan dat er nog een forse huurachterstand bestaat. De hiervoor genoemde betalingen zien immers grotendeels op de lopende huurverplichtingen en opposanten voeren geen bewijs aan dat zij de oudere huurschuld hebben betaald terwijl de bewijslast daarvan op hen rust. Sterker nog: zij stellen dit niet te kunnen bewijzen. Het argument dat geopposeerden de huurachterstand niet hebben gespecificeerd volgt het Gerecht niet nu uit het inleidend verzoekschrift volgt welke betalingen wel en welke niet zijn ontvangen volgens geopposeerden. Het Gerecht kan er dus niet vanuit gaan, zoals opposanten stellen, dat de huurachterstand niet meer dan drie maanden kan zijn. Het ligt in de rede dat het aanzienlijk meer dan drie maanden is. Om die reden ziet het Gerecht ook geen aanleiding om te beslissen tot een terme de grâce. Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Als in het ongelijk gesteld partijen dienen opposanten in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
wijst het verzet af,
veroordeelt opposanten in de proceskosten, aan de zijde van geopposeerden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.