In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, werkzaam als 'Waitress', was op 11 januari 2017 op staande voet ontslagen door de werkgever. De werknemer had eerder op 2 januari 2017 geprobeerd om haar werkzaamheden te hervatten, maar werd de toegang tot de werkplek ontzegd door het nieuwe management. De werknemer had bezwaar gemaakt tegen een voorgestelde functiewijziging en was arbeidsongeschikt verklaard door haar huisarts gedurende de periode van 2 tot en met 10 januari 2017.
De werknemer vorderde onder andere een verklaring voor recht dat het ontslag onregelmatig was en dat de werkgever schadeplichtig was. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet nietig was, omdat de werknemer zich wel degelijk had willen melden voor werk en er geen schriftelijke waarschuwingen waren gegeven over werkverzuim. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever niet als goed werkgever had gehandeld door de werknemer zonder waarschuwing te ontslaan.
De uitspraak leidde tot toewijzing van de vorderingen van de werknemer, waaronder het loon over de maanden januari en februari 2017, een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging, en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.