ECLI:NL:OGEAM:2015:26

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
22 februari 2016
Zaaknummer
AR 2014/155
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van het Land Sint Maarten voor schade door de aanleg van de Causeway brug

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap [eiseres], die een zeilbootverhuurbedrijf exploiteert in de Simpson Bay Lagoon op Sint Maarten, schadevergoeding van het Land Sint Maarten en de Simpson Bay Lagoon Authority Corporation N.V. (SLAC) als gevolg van de aanleg van de Causeway brug. De eiseres stelde dat de brug haar onderneming ernstig had benadeeld, omdat haar zeilschepen niet meer onder de brug door konden varen, waardoor zij slechts een derde van de lagune kon gebruiken. De eiseres had eerder correspondentie gevoerd met het Land en andere betrokken partijen over de verwachte schade door de brug, maar zonder resultaat.

De procedure omvatte verschillende conclusies van antwoord en repliek, en de mondelinge behandeling vond plaats op 15 oktober 2015. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten oordeelde dat het Land aansprakelijk was op grond van rechtmatige overheidsdaad, omdat het Land als enige aandeelhouder van SLAC indirect betrokken was bij de aanleg van de brug. Het Gerecht oordeelde dat de schade voor de eiseres voorzienbaar was, maar dat de hoogte van de schade niet voldoende was aangetoond. De vordering tegen SLAC werd afgewezen, omdat het Gerecht oordeelde dat SLAC niet de eigenaar of opdrachtgever van de brug was.

Het Gerecht verklaarde voor recht dat het Land aansprakelijk was voor de door de eiseres geleden schade en veroordeelde het Land tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De proceskosten werden ook aan het Land opgelegd. De vorderingen van de eiseres tegen SLAC werden afgewezen, en partijen moesten hun eigen proceskosten dragen.

Uitspraak

Vonnis van 24 november 2015
Zaaknummer: AR 2014/155
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem
tegen
de naamloze vennootschap
SIMPSON BAY LAGOON AUTHORITY CORPORATION N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. J. Deelstra
en
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.
Partijen worden hierna achtereenvolgens aangeduid als “[eiseres]”, “SLAC” en ‘’het Land”, tenzij anders is vermeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties d.d. 19 september 2014,
  • de conclusie van antwoord met producties van SLAC,
  • de conclusie van antwoord met productie van het Land,
  • de conclusie van repliek met producties,
  • de conclusie van dupliek met producties van SLAC,
  • de conclusie van dupliek met productie van het Land,
  • nagekomen producties van [eiseres],
  • pleitnota’s namens [eiseres], SLAC en het Land.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2015 in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] exploiteert sinds 2002 een zeilboot verhuurbedrijf in de Simpson Bay Lagoon op Sint Maarten. Haar vloot bestaat uit zeilschepen met kajuit zonder motor. Zij verhuurt haar schepen onder andere per dag aan toeristen. Haar zeilschepen zijn niet zeewaardig. Haar onderneming bevindt zich aan de zuidzijde (“Nederlandse” gedeelte) van de lagoon.
2.2.
Op 25 januari 2015 is de Simpson Bay Causeway Brug officieel geopend. Deze brug verbindt het gebied rond het Prinses Juliana International Airport met het gebied rond Port de Plaisance dat is gescheiden door de lagune. De brug loopt parallel met de grens tussen Sint Maarten en Saint Martin. Gedurende het jaar 2014 heeft de aanleg van de brug plaatsgevonden.
2.3.
Vanwege deze brug kan [eiseres] met haar zeilschepen niet meer gebruik maken van de gehele lagune omdat de masten te hoog zijn (of de brug te laag is). Ongeveer 2/3e gedeelte van de lagune is niet meer bereikbaar. Dat is het noordelijke gedeelte van de lagune dat grotendeels op Frans grondgebied ligt.
2.4. [
eiseres] heeft in de jaren 2010 (te beginnen met de brief van 30 september 2010 aan het Land, althans haar rechtsvoorganger), 2012 en 2013 de nodige correspondentie gericht aan Het Land, de Sint Maarten Port Authority, Simpson Bay Lagoon Authority Corporation N.V., SLAC, Harbour Group of Companies, de Ombudsman en aan de Minister van VROMI. Strekking van deze correspondentie was dat [eiseres] de geadresseerden op de hoogte stelde dat haar onderneming schade zou ondervinden door de oprichting van de brug en dat zij hiervoor een oplossing wilde bereiken. Deze correspondentie en het overleg dat hieruit is voortgekomen heeft niet tot enig resultaat geleid.
2.5.
SLAC maakt onderdeel uit van een groep van vennootschappen die “hangen onder” Sint Maarten Holding N.V. De enige aandeelhouder van Sint Maarten Holding N.V. is het Land. Onder deze holding hangen twee naamloze vennootschappen, te weten Sint Maarten Harbour Finance N.V. en Sint Maarten Harbour Operations N.V. SLAC is een dochtervennootschap van Sint Maarten Harbour Operations N.V.
2.6.
Artikel 2 van de statuten van SLAC luidt als volgt;
“De vennootschap heeft ten doel:
Plannen, stimuleren, uitvoeren, faciliteren, coördineren, verbeteren en op bedrijfseconomische grondslag beheren van de infrastructuur en faciliteiten voor de pleziervaart in het gebied van de Simpson Bay Lagune;
Initiëren, bevorderen, stimuleren, organiseren en bijdragen aan de bescherming en verbetering van het milieu in het gebied.
In samenwerking met anderen, in de publieke zowel als private sector, ontwikkelen van promotieprogramma’s gericht op het vergroten van het bedrijfsleven zowel als de bescherming en verbetering van het milieu.
Uitvoeren van analyses ter ondersteuning van het ontwikkelen en implementeren van een duurzaam beheer van de lagune;
Bestuderen en evalueren van wetgeving en beleid betrekkinghebbende op het milieu en bedrijfsleven binnen het gebied.
Verschaffen van adviezen betrekkinghebbende op de ontwikkelingsactiviteiten in de Simpsonbay lagune.”
2.7.
Onder Sint Maarten Harbour Finance N.V. hangt Simpson Bay Causeway N.V. Op 28 maart 2012 heeft het Land aan deze vennootschap percelen water en land in erfpacht uitgegeven. Vanwege natrekking is Simpson Bay Causeway N.V. de eigenaar van de brug. De brug is gefinancierd door Simpson Bay Causeway N.V. door uitgifte van schuldpapier. Het Land heeft een bouwvergunning voor de bouw van de brug afgegeven.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het volgende zal beslissen:
- “
“te verklaren voor recht dat SLAC en/of het Land (hoofdelijk) aansprakelijk is/zijn ex art. 6:162 BW voor de door Lagoon Sailboat Rental geleden en nog te lijden schade als gevolg van de Causeway brug in Simpson Bay;
-
Het Land en/of SLAC (hoofdelijk) te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, voor de als gevolg van de aanleg van de Causeway brug geleden en nog te lijden schade van Lagoon Sailboat Rental ter hoogte van het bedrag van USD 250,000.00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der kennisgeving van de ontstane schade, althans vanaf de dag van het verzoekschrift, althans vanaf een andere door U E.A. in goede justitie te bepalen datum, althans te veroordelen tot vergoeding van de schade van Lagoon Sailboat Rental ter waarde van enig ander door U E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der kennisgeving van de ontstane schade, althans vanaf de dag van het verzoekschrift, althans vanaf een door U E.A. in goede justitie te bepalen datum;
-
SLAC en/of het Land te veroordelen in de kosten van dit geding.”
3.2.
SLAC en het Land verzoeken het Gerecht om [eiseres] in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze aan haar te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Kort en zakelijk weergegeven legt [eiseres] de volgende stellingen aan haar vorderingen ten grondslag. Door de bouw van de brug is haar omzet in 2014 gereduceerd tot nihil. De hierdoor ontstane schade dient door (een van) gedaagden te worden vergoed. Primair is het Land aansprakelijk op grond van onrechtmatige overheidsdaad. Subsidiair is het Land aansprakelijk op grond van rechtmatige overheidsdaad. SLAC is ook uit onrechtmatige daad aansprakelijk omdat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [eiseres] bij de ontwikkeling en de realisatie van de brug. SLAC is aan te merken als (oneigenlijk) concessiehouder van de brug en om die reden (ook) aansprakelijk.
3.4.
Een en ander wordt door het Land en Slac gemotiveerd betwist.
3.5.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze althans relevant zijn voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure zijn twee gedaagden betrokken. Het Gerecht ziet aanleiding eerst in te gaan op de rechtsverhouding tussen [eiseres] en het Land en daarna op die tussen [eiseres] en SLAC. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het Gerecht de merites van iedere rechtsverhouding op zich moet beoordelen.
[eiseres] versus het Land
Inleiding
4.2.
In deze zaak gaat het om een particulier / ondernemer die stelt schade te ondervinden door de brug die zijn bedrijfsexploitatie geheel onmogelijk maakt. Indien er een besluit aanwijsbaar van de overheid ter zake van deze brug dan dient de overheid in het kader van de zogenaamde nadeelcompensatie (rechtmatige overheidsdaad) in principe, maar binnen zekere grenzen en onder bepaalde voorwaarden, de schade die de particulier / ondernemer daartoe ondervindt te vergoeden.
4.3.
Als er geen overheidsbesluit aanwijsbaar is dan dient de eigenaar van de brug de eventuele schade te vergoeden, mits voldaan is aan alle vereisten van de onrechtmatige daad.
De rol van het Land bij de bouw van de Causeway Brug
4.4.
Gelet op de gevoerde verweren moet het Gerecht zich eerst een oordeel vormen over de rol die het Land bij de totstandkoming van de brug heeft gespeeld. Kort en zakelijk weergegeven stelt het Land namelijk (alinea 4 conclusie van dupliek):
“Het Land heeft immers niets van doen gehad met de aanleg van de Causeway Brug. Het Land heeft geen besluiten genomen tot aanleg van de Causeway Brug en heeft ook geen opdracht gegeven aan SLAC of SLAC anderszins aangespoord om over te gaan tot aanleg van de brug. Het Land heeft ingevolge de Bouw- en woningverordening (AB 2013, GT no.136) een bouwvergunning voor de brug afgegeven en ingevolge de Verordening op de uitgifte van eigendommen (AB 2014, GT no. 17) erfpachtrechten verleend”.Aldus concludeert het Land dat het op geen enkele manier aansprakelijk kán zijn jegens door de aanleg van de brug gedupeerde particulieren / ondernemers.
4.5.
Het Gerecht overweegt als volgt. De Causeway Brug is een van de grootste infrastructurele bouwwerken op Sint Maarten. Zij doorsnijdt de voor het eiland Sint Maarten karakteristieke Simpson Bay Lagoon en vormt een belangrijke verbinding in het wegennet van Sint Maarten. Het Gerecht acht het om die reden alleen al onbegrijpelijk dat het Land stelt geen enkele bemoeienis te hebben gehad met de aanleg van de brug. Het is in het algemeen onaannemelijk dat een centrale overheid met de aanleg van een dergelijk bouwwerk niets van doen zou hebben gehad of daarmee niets van doen zou willen hebben.
4.6.
Deze stelling van het Land wordt dan ook gelogenstraft door de volgende feiten en omstandigheden die uit de processtukken en uit het verhandelde ter zitting zijn gebleken. Het Land heeft percelen water en land in erfpacht uitgegeven aan Simpson Bay Causeway N.V. Onaannemelijk is dat het Land bij de uitgifte van de percelen water en land in 2014 zich niet heeft gerealiseerd dat daarop een brug gebouwd zou worden, met name gelet op de eerder afgegeven bouwvergunning. Het Land had dus wetenschap dat de brug zou worden gebouwd en vond dat goed anders zou zij deze percelen niet in erfpacht hebben uitgegeven en de bouwvergunning niet hebben afgegeven.
4.7.
Verder is van belang dat door het Land niet is betwist dat het Land de enige (indirecte) aandeelhouder is van zowel SLAC als Simpson Bay Causeway N.V. Laatstgenoemde vennootschap is volgens de door het Land verschafte informatie opdrachtgever tot de bouw en eigenaar van de brug. Indirect en uiteindelijk is het Land via deze private vennootschap dus eigenaar van de brug en als grondeigenaar is zij dat ook als het erfpachtrecht van Simpson Bay Causeway N.V. is verlopen.
4.8.
Aan het Land kan worden toegegeven dat er geen overheidsbesluit aanwijsbaar is waarin tot de bouw van de brug is besloten. Als 100% indirect aandeelhouder van Simpson Bay Causeway N.V. kan zij echter geacht worden een dergelijk besluit wel te hebben genomen. Het is immers onvoorstelbaar dat een dochtervennootschap op eigen houtje besluit tot het bouwen van een dergelijke brug zonder dat het Land als haar aandeelhouder en eigenaar van de gronden en het water waarop die brug gebouwd gaat worden daartoe niet enig besluit zou hebben genomen.
4.9.
Aan het Land kan ook worden toegegeven dat dit geen besluit oplevert in de zin van het formele bestuursrecht. Het is echter wel een besluit dat in opdracht van en ten behoeve van het Land is genomen; het vliegveld is beter bereikbaar en er is een tweede ontsluitingsweg ontstaan voor het economisch belangrijke gebied rond Wellfare Road richting Cole Bay en Marigot.
4.10.
Dat het geen bestuursrechtelijk besluit is brengt ook met zich mede dat niet gesproken kan worden over een rechtmatige overheidsdaad in de gebruikelijke betekenis van het woord. Niettemin is praktisch gesproken sprake van een overheidsbesluit dan wel overheidshandelen waardoor burgers en ondernemingen in Sint Maarten kunnen worden geraakt en waardoor zij schade kunnen ondervinden. Dat zijn belangen die het Land als centrale overheid zich moet (willen) aantrekken omdat het een vanzelfsprekende zorgplicht jegens burgers en ondernemingen op zijn grondgebied heeft.
4.11.
Voor zover het Land betoogt dat [eiseres] bezwaar en beroep had moeten instellen op grond van enige bestuursrechtelijke regeling geldt dat in deze procedure gesteld noch is gebleken dat het Land zijn burgers, instellingen en bedrijven in de gelegenheid heeft gesteld om hun visie te geven op de voorgenomen bouw van de brug en evenmin om daartegen bezwaar en beroep aan te tekenen. Dit argument gaat dus niet op.
4.12.
Vorenstaande betekent dat het Gerecht de bouw van de brug aanmerkt als een rechtmatige overheidsdaad.
Beslissingskader rechtmatige overheidsdaad
4.13.
Naar het recht van Sint Maarten bestaat geen regeling voor schade als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingsplanning. Naar Nederlands recht bestaat een dergelijke regeling wel en is er de nodige jurisprudentie. Deze jurisprudentie is gebaseerd op schending van het gelijkheidsbeginsel. Criterium is of sprake is van buiten het normale risico vallende en op een beperkte groep burgers drukkende schade. De Hoge Raad (17 september 2004, AB 2006,44) heeft dit als volgt verwoord:
“De vraag of in een bepaald geval de gevolgen van een overheidshandeling buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallen, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang kan hierbij onder meer zijn enerzijds de aard van de overheidshandeling en het gewicht van het daarmee gediende belang alsmede in hoeverre die handeling en de gevolgen daarvan voorzienbaar zijn voor de derde die als gevolg daarvan schade lijdt, en anderzijds de aard en de omvang van de toegebrachte schade.”
4.14.
In een uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, d.d. 24 december 2007 (KG 2007/290) alsmede in de daarop voortbordurende uitspraak van datzelfde gerecht d.d. 28 juli 2015 (KG 2015/74197) is een vergelijkbare materie aan de orde gekomen. In de eerstgenoemde uitspraak is het volgende overwogen:
“3.16. Bij de beoordeling van wat zou moeten worden aangemerkt als normaal maatschappelijk bedrijfsrisico acht het Gerecht van belang dat de overheid hier te lande, mede vanwege de sterke afhankelijkheid van het politieke klimaat, minder regulerend optreedt dan de Nederlandse. Dat levert ondernemers evident voordeel op, in die zin dat zij te maken hebben met minder beperkende wettelijke voorschriften en/of minder (strenge) handhaving. Daar staat tegenover dat de ondernemer ook minder kan terugvallen op de overheid in tijden van tegenspoed. Dit andere evenwicht rechtvaardigt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht een andere invulling van het begrip maatschappelijk bedrijfsrisico en een terughoudender benadering van het leerstuk van de nadeelcompensatie dan in Nederland.”
4.15.
Het Gerecht sluit zich in deze zaak bij deze overweging aan. Zoals hiervoor is overwogen moet ervan worden uitgegaan dat de aanleg van de Causeway brug in het belang van Sint Maarten is. De vraag is of de aanleg van de brug voor [eiseres] voorzienbaar was. Te gelden heeft dat in 2010 [eiseres] zich meldt bij onder andere het Land en dat zij vraagt om oplossing voor de problemen die de aanleg van de brug voor haar bedrijfsexploitatie zal veroorzaken. Duidelijk is dus dat in elk geval vanaf 2010 het voor [eiseres] voorzienbaar was dat de brug zou worden gerealiseerd. Uit de stellingen van het Land is niet op te maken dat de aanleg voor [eiseres] al eerder voorzienbaar was. Het Gerecht gaat er dan ook vanuit dat pas vanaf 2010 de schade voorzienbaar was en niet eerder.
4.16.
Het Gerecht acht het verder aannemelijk dat er schade is ondervonden door [eiseres] als gevolg van de aanleg van de brug, zulks tegen de achtergrond van de vaststaande feiten onder 2.1. tot en met 2.3. Haar zeilschepen kunnen niet onder de brug doorvaren waardoor in plaats van de gehele lagune nu slechts nog een derde van de lagune bezeilbaar is voor haar klanten. Aannemelijk is dat daardoor toeristen zullen wegblijven.
4.17.
Met het Land is het Gerecht van oordeel dat de hoogte van de schade door [eiseres] niet is aangetoond. Zij brengt slechts een getypt staatje in het geding waaruit blijkt van omzetten in de jaren voor 2014. In het jaar 2014 en, zoals het Gerecht begrijpt, daarna is haar omzet nihil. Jaarstukken, accountants-rapporten, taxaties, belastingaangiften e.d. ontbreken geheel. Verder wijst het Land erop dat uit uitlatingen op internet van [eiseres] blijkt dat zij nog wel degelijk bedrijfsmatig actief is met haar zeilvloot op het Nederlandse deel van de lagune.
4.18.
Dit betekent dat het Gerecht in dit stadium van de procedure geen oordeel kan geven over de hoogte van de schade. Wel kan de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen, zij het enigszins geamendeerd, en kan de procedure worden verwezen naar de schadestaatprocedure. In die procedure dient gedebatteerd te worden over de schadeposten, de hoogte van de schadeposten, het causale verband tussen de schadeposten en de aanleg van de brug alsmede de toerekenbaarheid van de schade aan de aanleg van de brug. In die procedure dient ook aan de orde te komen het beroep op eigen schuld, waaronder de schadebeperkingsplicht van [eiseres], waarop het Land zich beroept.
4.19.
Het bijkomende voordeel van deze aanpak is dat, desgewenst, door het Land hoger beroep kan worden ingesteld tegen dit vonnis, zodat over zijn aansprakelijkheid een definitief oordeel kan worden geveld, voordat de procedure over de omvang van de schade aanvangt.
4.20.
Als in het ongelijk gestelde dient het Land in de proceskosten te worden veroordeeld.
[eiseres] versus SLAC
4.21.
Door SLAC is in voldoende mate aangetoond dat zij niet de eigenaar van de brug is en evenmin de opdrachtgever tot de bouw van de brug. Terecht echter voert [eiseres] aan dat het voor haar onduidelijk is gebleven, temeer nu SLAC blijkens de onder 2.4. genoemde correspondentie wel oplossingen heeft voorgesteld voor de door [eiseres] voorziene omzetdaling, zoals een relocatie, wat nu haar rol exact was. Het Gerecht overweegt verder dat ook SLAC door het Land, via de onder 2.5. en 2.7. vermelde vennootschapsrechtelijke structuur, wordt aangestuurd. Uit het statutaire doel van SLAC, met name punt 1, blijkt dat zij wel degelijk zich de belangen van ondernemers als [eiseres] diende aan te trekken. Zij kan geacht worden dat te doen namens het Land, haar enige (indirecte) aandeelhouder. Tot slot wordt overwogen dat [eiseres] bij haar vordering jegens SLAC geen belang meer heeft omdat immers het Land aansprakelijk wordt geoordeeld. Er dient vanuit te worden gegaan dat het Land verhaal biedt voor de schadevergoeding die eventueel dient te worden betaald aan [eiseres].
4.22.
Uitgaande hiervan oordeelt het Gerecht dat de vorderingen van [eiseres] tegen SLAC dienen te worden afgewezen.
4.23.
Gelet op de niet aan [eiseres] toe te rekenen onduidelijkheid omtrent de rol van SLAC ziet het Gerecht aanleiding om te bepalen dat partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
inzake [eiseres] versus het Land:
verklaart voor recht dat het Land uit hoofde van rechtmatige overheidsdaad aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aanleg van de Causeway brug in Simpson Bay Lagoon,
veroordeelt het Land tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en ingevolge de wet,
veroordeelt het Land in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op Nafl 4.500,00 aan griffierecht, Nafl 230,50 aan explootkosten en op Nafl 2.700,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde,
inzake [eiseres] versus SLAC:
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015 in aanwezigheid van de griffier.